Kansspelenbesluit

Geraadpleegd op 30-10-2024.
Geldend van 01-04-2021 t/m heden

Besluit van 1 december 1997 tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 6 van de Wet op de kansspelen (Kansspelenbesluit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 juli 1997, nr. 643371/97/6, Directie Wetgeving;

Gelet op de artikelen 6 en 29 van de Wet op de kansspelen;

De Raad van State gehoord (advies van 12 augustus 1997, nr. WO3.97.0501);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 11 november 1997, nr. 664079/97/6, Directie Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

wet: de Wet op de kansspelen;

Onze Minister: Onze Minister voor Rechtsbescherming;

raad van bestuur: de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de wet.

Artikel 2

Aan een vergunning, krachtens artikel 3 van de wet verleend, worden in elk geval de navolgende voorschriften verbonden:

  • a. er mogen niet meer dan het in de vergunning genoemde aantal bewijzen van deelneming, uitsluitend tegen de daarin aangegeven inleg, worden uitgegeven.

  • b. De opbrengst van de door de vergunninghouder verkochte deelnemingsbewijzen wordt afgedragen aan bij of krachtens de vergunning aangewezen begunstigden. De afdracht bedraagt ten minste 40% van de nominale waarde van de verkochte deelnemingsbewijzen.

  • c. De afdracht, bedoeld in onderdeel b, wordt geheel voor het in de vergunning omschreven doel aangewend.

  • d. Slechts noodzakelijke kosten mogen worden gemaakt.

    Eventuele provisie aan verkopers van deelnemingsbewijzen dient te worden beperkt tot ten hoogste 10% van de nominale waarde der door hun bemiddeling geplaatste deelnemingsbewijzen.

  • e. Als deelnemers mogen niet worden toegelaten personen die nog niet de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt. Indien als winnaar van een prijs wordt aangewezen een persoon die ingevolge de vorige volzin niet als deelnemer mocht worden toegelaten, wordt deze deelneming buiten aanmerking gelaten.

  • f. Op de bewijzen van deelneming alsmede in alle aankondigingen en voor openbaarmaking of verspreiding bestemde stukken moet, voorzover praktisch mogelijk, duidelijk worden vermeld:

    de naam van de vergunninghouder en het adres, waar inlichtingen verkrijgbaar zijn;

    het in de vergunning omschreven doel;

    het aantal bewijzen van deelneming en het bedrag van de inleg;

    plaats en tijdstip van de prijsbepaling.

  • g. De niet geplaatste deelnemingsbewijzen moeten vóór het tijdstip van de prijsbepaling worden ingeleverd bij de in de vergunning aangewezen instantie.

  • h. Van de gelegenheid, waarvoor vergunning is verleend, moet een afzonderlijke, overzichtelijke, administratie worden gevoerd.

    Een uitgewerkte rekening en verantwoording met toelichtende bescheiden moet binnen de in de vergunning genoemde termijn worden overgelegd aan de in de vergunning aangewezen instantie.

  • i. De rekening en verantwoording dient vergezeld te gaan van een onderzoeksverslag en een verklaring omtrent de getrouwheid daarvan, opgesteld door een accountant die is ingeschreven in het in artikel 36, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep bedoelde register, indien de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde hebben dan € 4.500.

Artikel 3

De prijsbepaling voor wat betreft gelegenheden, waarvoor ingevolge artikel 3 van de wet vergunning is verleend, geschiedt nà de afsluiting van de plaatsingsactiviteiten in het openbaar, en wel voorzover de gezamenlijke waarde van de prijzen en premies meer dan € 4 500 bedraagt, ten overstaan van een notaris, die het verloop van de prijsbepaling bij proces-verbaal constateert, voorzover de gezamenlijke waarde van de prijzen en premies niet meer dan € 4 500 bedraagt, ten overstaan van een in de vergunning aangewezen persoon, die van zijn bevindingen een kort verslag opmaakt.

Artikel 4

  • 1 Bij de prijsbepaling dient een methode te worden toegepast die enigerlei beïnvloeding van buitenaf uitsluit en waarbij het toevalskarakter is gewaarborgd, zulks ter beoordeling van degene te wiens overstaan ingevolge artikel 3 de prijsbepaling dient te geschieden.

  • 2 Constateert degene, te wiens overstaan de prijsbepaling geschiedt, enige onregelmatigheid, dan verklaart hij, zo nodig, de gehele prijsbepaling ongeldig en doet hij onverwijld een nieuwe prijsbepaling plaats vinden.

  • 3 Indien mechanische, elektrische of elektronische processen gebezigd worden bij de prijsbepaling en de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde hebben dan € 45 000, is de methode van prijsbepaling onderworpen aan een voorafgaande goedkeuring door een door Onze Minister aangewezen onafhankelijke deskundige of keuringsinstelling.

Artikel 5

De prijsbepaling bij geldleningen, waarvoor krachtens artikel 4 van de wet een vergunning is verleend geschiedt overeenkomstig een door Onze Minister goedgekeurde methode in het openbaar ten overstaan van een notaris, die het verloop van de prijsbepaling bij proces-verbaal constateert.

Artikel 6

  • 1 De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15 van de wet organiseert slechts weddenschappen op sportwedstrijden, georganiseerd door of onder auspiciën van de door het NOC*NSF erkende nationale sportorganisaties en hun geledingen, of door vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende sportorganisaties, dan wel op een andere wedstrijd van een sport die door het NOC*NSF als sport is aangemerkt.

  • 2 De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 23 van de wet organiseert slechts weddenschappen op uitslagen van paardenrennen en harddraverijen, georganiseerd door of onder auspiciën van de Stichting Nederlandse Draf- en Rensport of een vergelijkbare, nationale of internationale, al dan niet overkoepelende organisatie.

  • 3 De houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 15 of 23 van de wet draagt er voor zorg dat in zijn organisatie een doeltreffend beleid wordt ontwikkeld, toegepast en onderhouden, dat gericht is op het behoud van de integriteit van de wedstrijden waarop hij weddenschappen organiseert.

  • 4 De vergunninghouder treft in ieder geval passende maatregelen gericht op samenwerking en uitwisseling van gegevens die in het belang zijn voor het voorkomen en onderkennen van manipulatie van wedstrijden met ter zake relevante organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de integriteit van sport, waaronder in ieder geval de bij de wedstrijden betrokken wedstrijdorganisatoren en sportorganisaties, het Nationaal platform matchfixing, een internationaal samenwerkingsverband van wedstrijdorganisatoren en kansspelaanbieders.

  • 5 De vergunninghouder treft voorts passende maatregelen om belangenverstrengeling en misbruik van voorkennis met betrekking tot wedstrijden te voorkomen. Deze maatregelen strekken in ieder geval tot het voorkomen van:

    • a. misbruik van zijn financieel-economische relatie tot de betrokken sportorganisatie, sporters en de organisatoren van wedstrijden waarop hij weddenschappen afsluit;

    • b. betrokkenheid bij de vaststelling van de noteringen van weddenschappen op een wedstrijd van personen die bij die wedstrijd zijn betrokken;

    • c. deelname aan een door hem georganiseerde weddenschap op een wedstrijd door personen die zijn betrokken bij die wedstrijd of bij de organisatie van die weddenschap.

  • 6 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde tot en met het vijfde lid.

Artikel 7

  • 1 De houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 15 of 23 van de wet draagt voorafgaande aan de weddenschap zorg voor een deugdelijke identificatie, analyse en evaluatie van de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd, waarbij in ieder geval worden betrokken:

    • a. de mate waarin de uitkomst van de wedstrijd van belang is voor de competitie in de desbetreffende sport;

    • b. de mate waarin de betrokken sporters tijdig en voldoende worden betaald;

    • c. de mate van objectieve verslaglegging van de wedstrijd;

    • d. de mate waarin de organisatie van de wedstrijd anderszins met waarborgen tegen manipulatie is omkleed, en

    • e. interne en externe signalen die duiden op een risico voor de integriteit van de betrokken wedstrijd.

  • 2 De vergunninghouder informeert voorafgaande aan de weddenschap in ieder geval de betrokken wedstrijdorganisator en de betrokken sportorganisatie over de aard van de door hem te organiseren weddenschap.

  • 3 De vergunninghouder draagt tijdens en na afloop van de weddenschap zorg voor een deugdelijke identificatie, analyse en evaluatie van de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd, waarbij in ieder geval worden betrokken:

    • a. de indicator, bedoeld in het eerste lid, onder e;

    • b. het aantal op die wedstrijd afgesloten weddenschappen;

    • c. de bedragen die worden ingezet bij de weddenschappen op die wedstrijd.

  • 4 Indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste en derde lid, blijkt van ongebruikelijke feiten of omstandigheden die duiden op een verhoogd risico van manipulatie van een wedstrijd, treft de vergunninghouder onverwijld passende maatregelen en informeert hij de raad van bestuur en de betrokken wedstrijdorganisator en sportorganisatie onverwijld overeenkomstig door de raad van bestuur gestelde regels over die feiten of omstandigheden en de getroffen of te treffen maatregelen.

  • 5 De vergunninghouder draagt er zorg voor dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de voorgaande leden.

  • 6 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met het vierde lid. Daarbij kunnen wedstrijden en competities worden aangewezen waarin een voorafgaande identificatie en analyse als bedoeld in het eerste lid achterwege kan blijven. Onze Minister stelt organisaties door wie of onder wier auspiciën de betrokken wedstrijden of competities worden georganiseerd voorafgaand aan de vaststelling of wijziging van een aanwijzing als bedoeld in de tweede volzin in de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen over de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijden en competities. Indien Onze Minister afwijkt van de uitgebrachte adviezen, doet hij dat onder opgave van redenen.

Artikel 8

  • 1 De houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 15 of 23 van de wet organiseert geen weddenschappen op wedstrijden ten aanzien waarvan het onderzoek, bedoeld in artikel 7, eerste lid, duidt op een onaanvaardbaar hoog risico op manipulatie van de uitkomsten.

  • 2 De vergunninghouder organiseert in ieder geval geen weddenschappen:

    • a. op een jeugdwedstrijd;

    • b. op een wedstrijd waaraan uitsluitend sporters om niet deelnemen;

    • c. op een wedstrijd waarvan het verloop niet objectief wordt vastgelegd;

    • d. op een wedstrijd waarop in het land waar die wedstrijd wordt georganiseerd, wegens risico van manipulatie geen weddenschappen mogen worden afgesloten.

  • 3 De vergunninghouder organiseert geen weddenschappen op een wedstrijd, indien:

    • a. hij wezenlijke invloed uitoefent op de betrokken wedstrijdorganisator of een belanghebbende bij die wedstrijd, of

    • b. de betrokken wedstrijdorganisator of een belanghebbende bij die wedstrijd wezenlijke invloed uitoefent op die weddenschap of op zijn organisatie.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kunnen wedstrijden en competities worden aangewezen, waarop geen weddenschappen mogen worden georganiseerd. Onze Minister stelt organisaties door wie of onder wier auspiciën de betrokken wedstrijden of competities worden georganiseerd voorafgaand aan de vaststelling of wijziging van een aanwijzing als bedoeld in de eerste volzin in de gelegenheid om schriftelijk advies uit te brengen over de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijden en competities. Indien Onze Minister afwijkt van de uitgebrachte adviezen, doet hij dat onder opgave van redenen.

Artikel 9

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 december 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Uitgegeven de elfde december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager