Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 28 augustus 1997, nr.
97053011 WJA/W;
Gelet op artikel 15, eerste lid, van de Mededingingswet;
De Raad van State gehoord (advies van 20 oktober 1997, nr. W10.97.0567);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 20 november 1997,
nr. 97072394 WJA/W;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a. winkelcentrum: een naar opzet van de bouw en in organisatie en presentatie afgebakende
groep van voor het publiek toegankelijke vestigingen van ondernemingen die rechtstreeks
goederen of diensten aan eindgebruikers plegen te leveren;
-
b. branchebeschermingsovereenkomst: een overeenkomst tussen een onderneming die eigenaar
of beheerder is van een winkelcentrum en een in dat winkelcentrum gevestigde of zich
vestigende andere onderneming, die strekt tot het beperken van de toelating tot dat
winkelcentrum van ondernemingen die rechtstreeks gelijke of gelijksoortige goederen
of diensten aan eindgebruikers plegen aan te bieden als reeds in het winkelcentrum
gevestigde of zich vestigende ondernemingen.
Artikel 6, eerste lid, van de Mededingingswet geldt niet voor een branchebeschermingsovereenkomst gedurende zes jaar na de datum
waarop de huur is aangevangen van de eerste zich in het desbetreffende winkelcentrum
vestigende onderneming.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vrijstelling branchebeschermingsovereenkomsten.