Besluit opleidingseisen tandarts

Geraadpleegd op 03-10-2024.
Geldend van 27-08-2022 t/m heden

Besluit van 3 oktober 1997, houdende regels inzake de opleiding tot tandarts (Besluit opleidingseisen tandarts)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 oktober 1996, CSZ/BenO-9610517);

Gelet op artikel 20 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Gezien het advies van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg (advies van 16 februari 1996, B1/'96);

De Raad van State gehoord (advies van 3 februari 1997, No. W13.96.0461);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 september 1997, CSZ/BO 9715396;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 2

Om in het krachtens artikel 3 van de wet ingestelde register van tandartsen te kunnen worden ingeschreven, is vereist het bezit van een door een universiteit als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek uitgereikt getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tandarts die voldoet aan de artikelen 2a tot en met 10 van dit besluit.

§ 2. Opleidingseisen

Artikel 2a

  • 1 De opleiding tot tandarts duurt ten minste vijf jaar en omvat ten minste 5.000 uur voltijds theoretisch en praktisch onderwijs.

  • 2 Het theoretisch en praktisch onderwijs voldoen ten minste aan de eisen, gesteld in punt 5.3.1 van Bijlage V van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255).

  • 3 Een wijziging van punt 5.3.1 van Bijlage V, bedoeld in het tweede lid, gaat voor de toepassing van het tweede lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 3

  • 1 De opleiding tot tandarts is gericht op het verwerven van kennis van en inzicht en vaardigheid in de volgende aspecten van de tandheelkundige beroepsuitoefening:

    • a. de professionele tandheelkundige vorming;

    • b. communicatie en voorlichting;

    • c. onderzoek en diagnose van tandheelkundige problemen en het op basis daarvan opstellen van een behandelplan;

    • d. het instellen en handhaven van een optimale mondgezondheid;

    • e. de beginselen van de tandheelkundige gezondheidszorg;

    • f. medische noodsituaties;

    • g. de praktijkvoering.

  • 2 De betrokkene wordt geleerd bij de toepassing van vaardigheden als bedoeld in het eerste lid onderscheid te maken tussen de volgende categorieën van patiënten:

    • a. kinderen;

    • b. volwassenen;

    • c. personen bij wie tandheelkundige problemen of de behandeling daarvan wordt beïnvloed door somatische of psychische problematiek.

Artikel 4

Het aspect professionele tandheelkundige vorming is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is tot:

  • a. het verwerven en het verwerken van informatie op een wetenschappelijke en effectieve manier;

  • b. het uitoefenen van het beroep overeenkomstig de geldende professionele richtlijnen en de stand van de wetenschap;

  • c. het onderkennen en het omgaan met ethische vraagstukken die zich voordoen bij de tandheelkundige behandeling;

  • d. het verstrekken van doelgerichte informatie aan de patiënt;

  • e. het handelen vanuit een juist begrip van wettelijke regelingen en andere regelingen betreffende de tandheelkundige beroepsuitoefening;

  • f. de evaluatie van eigen handelen, op grond waarvan eigen beperkingen worden herkend en erkend.

Artikel 5

Het aspect communicatie en voorlichting is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is tot:

  • a. het effectief communiceren met de patiënt en, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, met zijn naaste betrekkingen;

  • b. het communiceren met andere werkers in de gezondheidszorg;

  • c. het geven van voorlichting aan de patiënt ter zake van preventief tandheelkundig gedrag en tandheelkundige behandeling en voorts het helpen bij diens besluitvorming over het toepassen van preventieve en curatieve maatregelen.

Artikel 6

Het aspect onderzoek en diagnose van tandheelkundige problemen en het op basis daarvan opstellen van een behandelplan is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is tot:

  • a. het afnemen van een anamnese, omvattende tandheelkundige, medische, persoonlijke en sociaal-culturele achtergronden van de patiënt en het herkennen van afwijkingen van het normale beeld;

  • b. het diagnostiseren en registreren van orale en dentale ziekten;

  • c. het herkennen van orale manifestaties van systeemziekten;

  • d. het beoordelen van de algemene gezondheid van de patiënt, het vaststellen van de relatie tussen algemene gezondheid en ziekten in de mond en van de implicaties van algemene gezondheidsafwijkingen voor het plannen van de tandheelkundige behandeling;

  • e. het stellen van een diagnose van de oorzaak van pijn in het orofaciale gebied;

  • f. het uitvoeren van tandheelkundig beeldvormend diagnostisch onderzoek en het nemen van maatregelen gericht op bescherming tegen ioniserende straling;

  • g. het opstellen van een behandelplan en het verwijzen van de patiënt naar een andere hulpverlener indien dit in het belang van diens gezondheid noodzakelijk is.

Artikel 7

Het aspect instellen en handhaven van een optimale mondgezondheid is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is tot:

  • a. het treffen van preventieve maatregelen voor het handhaven of het bevorderen van mondgezondheid;

  • b. het uitvoeren van eenvoudige dento-alveolaire chirurgische ingrepen;

  • c. het uitvoeren van endodontische behandelingen;

  • d. het uitvoeren van extracties en het verwijderen van wortelresten;

  • e. het functioneel restaureren van gebitselementen;

  • f. het vervangen van ontbrekende gebitselementen door uitneembare en niet-uitneembare prothetische voorzieningen;

  • g. het uitvoeren van eenvoudige orthodontische behandelingen;

  • h. het uitvoeren van eenvoudige behandelingen van cranio-mandibulaire dysfunctie;

  • i. het behandelen van algemene orale en dentale ziekten, waaronder in elk geval ziekten van de mucosa en botziekten;

  • j. het beoordelen van de werking en bijwerking van geneesmiddelen die bij tandheelkundige behandelingen worden gebruikt en het begrijpen van de implicaties voor de tandheelkundige behandeling van geneesmiddelen die gebruikt worden voor algemene ziekten.

Artikel 8

Het aspect beginselen van de tandheelkundige gezondheidszorg is zodanig ingericht dat de betrokkene:

  • a. inzicht verwerft in de epidemiologie en de behoefte aan tandheelkundige zorg van de bevolking als geheel en de daartoe te hanteren verzorgingsmogelijkheden, zowel collectief als individueel;

  • b. in staat is tot het stellen van prioriteiten voor te verlenen tandheelkundige zorg in overeenstemming met de beschikbare middelen, de behandelingsnoodzaak en de eigen vraag naar zorg van de patiënt;

  • c. inzicht verwerft in de structuur en financiering van de tandheelkundige gezondheidszorg.

Artikel 9

Het aspect medische noodsituaties is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is tot zodanig handelen in medische noodsituaties dat de patiënt in een stabiele toestand komt en kan blijven totdat adequate hulp beschikbaar is.

Artikel 10

Het aspect praktijkvoering is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is tot:

  • a. het hanteren van de uitgangspunten voor de organisatie en een doelmatige opzet van een tandartspraktijk;

  • b. het treffen van praktijkhygiënische maatregelen;

  • c. het voeren van overleg en samenwerken met tandartsen en andere werkers in de gezondheidszorg;

  • d. het coördineren van de werkzaamheden van een tandheelkundig team;

  • e. het doelmatig vastleggen van gegevens omtrent de patiënt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 oktober 1997

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de achtentwintigste oktober 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager