Toepassing van artikel 15, lid 1, onderdeel e, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer; [...] een bestaande naamloze of besloten vennootschap

[Regeling vervallen per 05-06-2018.]
Geraadpleegd op 10-12-2024.
Geldend van 26-08-1997 t/m 04-06-2018

Toepassing van artikel 15, lid 1, onderdeel e, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer; inbreng van een onderneming in een bestaande naamloze of besloten vennootschap

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten

Op grond van artikel 15, lid 1, onderdeel e van de Wet op belastingen van rechtsverkeer juncto artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (het Besluit) kan de omzetting van een persoonlijke onderneming (waaronder mede wordt verstaan de onderneming bestaande in een deelgerechtigdheid in een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap) in een naamloze of besloten vennootschap zijn vrijgesteld van overdrachtsbelasting.

Artikel 5, lid 1 van het Besluit eist dat voor de toepassing van de vrijstelling alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva van de door een natuurlijk persoon gedreven onderneming worden ingebracht tegen toekenning van aandelen, waarbij de oprichter(s) van de vennootschap in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding gerechtigd is (zijn) als in het vermogen van de omgezette onderneming.

Op grond van de tekst van die artikelen moet het derhalve gaan om inbreng in een nieuw op te richten vennootschap (zie ook HR 27 januari 1988, BNB 1988/218).

In de praktijk blijkt echter ook de behoefte te bestaan om een onderneming in te brengen in een bestaande naamloze of besloten vennootschap.

Ik ben bereid om met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) goed te keuren dat de voormelde vrijstelling van onderdeel e ook van toepassing kan zijn bij de inbreng van een door een natuurlijke persoon gedreven onderneming in een bestaancde naamloze of besloten vennootschap.

Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:

  • 1. De inbrenger is op het overgangstijdstip en het inbrengtijdstip de enige aandeelhouder van de bestaande naamloze of besloten vennootschap waarin de onderneming wordt ingebracht.

  • 2. Het vervreemdingsverbod van artikel 5, lid 3 van het Besluit strekt zich uit tot alle aandelen die de inbrenger direct na de inbreng heeft in de naamloze of besloten vennootschap waarin de onderneming is ingebracht.

Vanzelfsprekend dient te worden voldaan aan de (overige) vereisten van artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer.

De toepassing van dit hardheidsclausulebeleid vindt plaats door de Belastingdienst/Registratie en successie.

Het kan ook voorkomen dat meer dan één maat of vennoot van een samenwerkingsverband hun aandelen daarin in een en dezelfde bestaande naamloze of besloten vennootschap wensen in te brengen. Verzoeken inzake een dergelijke inbreng worden op het ministerie behandeld.

Het vorenstaande geldt vanaf de datum van dit besluit.