De Minister van Justitie,
Gelet op de artikelen 2, eerste lid, categorie I, onder 7° en categorie IV, onder 6°, 2, derde lid, 3a, derde lid, 4, 5, 7, eerste lid, onder a, 8, achtste en negende lid, 9, vijfde lid, 10, eerste en tweede lid, 14, vierde lid, 15, 22, tweede lid, 26, derde, vierde en zesde lid, 27 derde en vierde lid, 28a, tweede lid, 31, vijfde lid, 33, eerste en tweede lid, 38, eerste lid, 39, 40, 41, 42, eerste en tweede lid, 45, eerste lid, onder 2° en 52, derde lid, van de Wet wapens en munitie;
2. Nadere omschrijving van wapens
3. Aanwijzing voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerpen
Als voorwerpen van categorie I, onder 7°, die een ernstige bedreiging van personen
kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging
geschikt zijn, worden aangewezen:
-
a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen
met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen
als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG;
-
b. voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij deze regeling behorende bijlage I, alsmede niet in die bijlage genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en
afmetingen daarmee een sprekende gelijkenis vertonen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen
als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG;
-
c. lucht-, gas- en veerdrukwapens die zodanig zijn gewijzigd dat het dragen niet of
minder zichtbaar is;
-
d. stiletto's, valmessen en vlindermessen waarvan het heft van een stootplaat is voorzien;
-
e. laserwapens die specifiek zijn ontworpen om permanente blindheid te veroorzaken;
-
f. werppennen;
-
g. alle voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met wapens, niet zijnde vuurwapens,
en die door de aard en de samenstelling van het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd,
niet dan wel slecht detecteerbaar zijn door metaaldetectoren of andere electronische
detectieapparatuur, met uitzondering van voorwerpen die specifiek zijn vervaardigd
voor reguliere maatschappelijk aanvaarde gebruiksdoeleinden en met uitzondering van
speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG.
-
1 Het bepaalde in artikel 13, eerste lid, 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, 27, eerste lid, 32a, eerste lid, en 32b, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 2012, voor zover hun het voorschrift is gegeven om tijdens de dienstuitoefening bewapend
te zijn met bij of krachtens het Besluit bewapening en uitrusting politie aangewezen wapens of munitie.
-
2 Het bepaalde in artikel 9, eerste lid, 13, eerste lid, artikel 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, 32a, eerste lid, en 32b, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op:
-
a. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, die belast zijn met het onderwijs, de verwerving, het vervoer of het onderhoud van
wapens en munitie voor zover de in die artikelleden genoemde handelingen geschiedt
uit hoofde van de dienstuitoefening;
-
b. personen die werkzaam zijn bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie,
Politie onderwijs- en kenniscentrum, bedoeld in artikel 2 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, voor zover de in die artikelleden genoemde handelingen geschiedt uit hoofde van
de dienstuitoefening.
4. Buitengewoon opsporingsambtenaren
-
1 Het bepaalde in artikel 13, eerste lid en 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 27, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op opsporingsambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten
en buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover hun het voorschrift is gegeven om
gedurende hun dienstuitoefening een wapen en munitie voorhanden te hebben.
-
2 Aan een voorschrift kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden die betrekking
hebben op de veiligheid, de bekwaamheid in de omgang met wapens en munitie, alsmede
op de opslag en het vervoer daarvan.
-
3 Indien aan het voorschrift een beperking is verbonden, geldt de vrijstelling in artikel 4, eerste lid, slechts voorzover het voorschrift reikt.
De artikelen 13, eerste lid, 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 27 eerste lid, van de wet zijn niet van toepassing op opsporingsambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten
en buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover de in die artikelleden genoemde handelingen
plaats vinden met een trainingswapen en trainingsmunitie als bedoeld in artikel 14 van het Aanwijzingsbesluit bewapening en uitrusting politie 2013, ten behoeve van de opleiding of beroepsvaardigheidstraining.
-
1 De wapens en de munitie, bedoeld in artikel 6 en artikel 6a, worden door het Politiedienstencentrum aangeschaft en afgevoerd, met uitzondering
van de afvoer van de pepperspray, de verdekte pepperspray en de munitie, voor zover
deze na gebruik geen werkzame bestanddelen meer bevatten.
5. Overige openbare dienst
-
1 Van het verbod van artikel 13, eerste lid, 14, eerste lid, 22, eerste lid, en 26, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan personen die werkzaam zijn bij het Nederlands Forensisch
Instituut, voor zover het vervaardigen, transformeren, overdragen, overdragen, doen
binnenkomen of uitgaan, het vervoeren of het voorhanden hebben geschiedt uit hoofde
van de dienstuitoefening.
-
2 Het verbod van artikel 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26 eerste lid, en 27, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op personen die deel uitmaken van of werkzaam zijn voor de
Unit Bijstand en Ondersteuning en de Unit Vervoer van de Dienst Vervoer en Ondersteuning
van de landelijke dienst Dienst Vervoer en Ondersteuning voor zover het doen binnenkomen
of uitgaan, het vervoeren, het voorhanden hebben of het dragen geschiedt uit hoofde
van de dienstuitoefening.
-
3 Het verbod van artikel 27, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op personen, aangewezen door de directeur van een justitiële
inrichting en die een toezichthoudende taak vervullen in het kader van de tenuitvoerlegging
van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, voor zover het betreft wapens
van de categorie IV, onder 3, en het dragen geschiedt uit hoofde van de dienstuitoefening.
6. Erkenningen; leeftijd, zedelijk gedrag en vakbekwaamheid
-
3 De aanvrager, of de beheerder bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van de wet mag niet binnen de laatste acht jaren bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
zijn veroordeeld wegens overtreding van één of meer bepalingen gesteld bij of krachtens:
-
a. de Wet van 9 mei 1890 (Stb. 81), houdende verbodsbepalingen tegen het dragen van
wapenen;
-
b. de Vuurwapenwet 1919;
-
c. de Wet tot wering van ongewenste handwapenen;
-
d. de Wet wapens en munitie;
-
e. de artikelen 92 tot en met 110, 115, 116, 121 tot en met 125, 131, 141, 181, 182, 191, 208, 209, 225, 226, 242, 246, 250ter, 282, 282a, 285, 287 tot en met 289, 300, tweede, derde en vierde lid, 301, tweede en derde lid, 302, 303, 310, 311, 312, 317, 322, 326, 328, 336, 341, 343 tot en met 345, 350, 359, 360, 367, 381, 385a, 385b, 416, 417, 417bis en 437 tot en met 437quater, van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen van Titel VII van het Tweede Boek, van het Wetboek van Strafrecht;
-
f. de artikelen 77, 78, 81, 82, 98, tot en met 100, 116, 117, 119, en 120 van het Wetboek van Militair Strafrecht;
-
g. de Opiumwet.
-
4 De aanvrager of de beheerder, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van de wet mag niet binnen de laatste acht jaren in het buitenland bij onherroepelijk geworden
rechterlijke uitspraak zijn veroordeeld wegens overtreding van één of meer aldaar
geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de bepalingen genoemd in het vorige lid.
-
1 Een erkenninghouder die een vuurwapen van de categorie II of III, munitie of airsoftapparaten
vervaardigt, transformeert of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselt, verhuurt
of anderszins ter beschikking stelt, herstelt beproeft of verhandelt, stelt geen personen
te werk die belast zullen worden met werkzaamheden dan nadat ten aanzien van deze
personen een gunstig luidende verklaring omtrent het gedrag is verkregen.
-
1 De aanvrager of de beheerder, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van de wet dient met gunstig gevolg een examen te hebben afgelegd waarvan de exameneisen en
het examenreglement door de minister zijn goedgekeurd.
Artikel 9, eerste lid, van deze regeling is niet van toepassing, indien de aangevraagde erkenning, bedoeld
in artikel 9, eerste lid, van de wet, bedrijven betreft waarin:
-
a. geen andere onder de wet vallende voorwerpen dan noodsignaalmiddelen worden hersteld
of verhandeld, hieronder mede verstaan het verhandelen van bijbehorende munitie;
-
b. uitsluitend wapens worden gegraveerd of geblauwd, dan wel aan een andere oppervlaktebehandeling
worden onderworpen;
-
c. slechts lucht-, gas- of veerdrukwapens, uitsluitend bestemd en geschikt voor de paintballsport,
worden verhandeld; of
-
d. uitsluitend munitie van categorie III wordt verhandeld, en die op 26 september 1996
in het bezit waren van een daartoe strekkende erkenning.
-
e. Slechts infrarood-, dan wel laserwapens, uitsluitend bestemd en geschikt voor simulatie-,
dan wel recreatieve doeleinden, aan derden ter beschikking worden gesteld.
7. Erkenningen; beveiliging bedrijfsruimte
-
2 Het bepaalde in het eerste lid, onder a en b, is niet van toepassing op de bedrijfsruimte
van de erkende, bedoeld in artikel 10, onder a en b.
-
5 Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden voldoet de bedrijfsruimte van de
erkende die wapens van categorie II vervaardigt, transformeert, in de uitoefening
van zijn bedrijf uitwisselt, verhuurt of anderszins ter beschikking stelt, herstelt
of verhandelt, aan de veiligheidseisen die zijn gesteld in bijlage IV bij deze regeling.
8. Erkenningen; registers
-
1 De erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder houdt een
doorlopend register bij waarin alle door deze onder enige titel verkregen of overgedragen
wapens en munitie, onderdelen en hulpstukken als bedoeld in artikel 3 van de wet daaronder mede begrepen, worden aangetekend, met uitzondering van patroonhouders
en -magazijnen, airsoftapparaten, lucht-, gas- en veerdrukwapens van categorie IV
en van die wapens of munitie waarvoor ingevolge één van de artikelen 18, 19, 20, 21, en 22 een vrijstelling geldt.
-
3 De in het tweede lid onder a genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens:
het volgnummer, de datum van ontvangst, het aantal, een omschrijving van het wapen
met vermelding van fabrikaat, type, kaliber en nummer, de naam en het adres van degene
die heeft geleverd, alsmede de soort, het nummer en de afgevende instantie van het
document waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die heeft geleverd.
-
4 De in het tweede lid onder b genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens:
het volgnummer, de datum van ontvangst, de hoeveelheid, een omschrijving van de munitie
met vermelding van fabrikaat, type en kaliber, de naam en het adres van degene die
heeft geleverd, alsmede de soort, het nummer en de afgevende instantie van het document
waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die heeft geleverd.
-
5 De in het tweede lid onder c genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens:
het volgnummer, een verwijzing naar het volgnummer waaronder het wapen in de in het
tweede lid onder a bedoelde registratie staat vermeld, de datum van overdracht, het
aantal, een omschrijving van het wapen met vermelding van fabrikaat, type, kaliber
en nummer, de naam en het adres van degene aan wie het wapen wordt overgedragen, de
soort, het nummer en de afgevende instantie van het document waaruit de bevoegdheid
blijkt van degene aan wie het wapen wordt overgedragen, alsmede, in gevallen waarin
een verlof tot verkrijging vereist is, het nummer van dit verlof en de instantie die
het heeft afgegeven.
-
6 De in het tweede lid onder d genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens:
het volgnummer, de hoeveelheid, een omschrijving van de munitie met vermelding van
fabrikaat, type en kaliber, de naam en het adres van degene aan wie de munitie wordt
overgedragen, alsmede de soort, het nummer en de afgevende instantie van het document
waaruit de bevoegdheid blijkt van degene aan wie wordt overgedragen.
-
7 De in het tweede lid onder e genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens:
het volgnummer, de datum van ontvangst, het aantal, een omschrijving van het wapen
met vermelding van fabrikaat, type, kaliber en nummer, een omschrijving van de munitie
met vermelding van fabrikaat, type en kaliber, de naam en het adres van degene die
in bewaring of in reparatie heeft gegeven, de soort, het nummer en de afgevende instantie
van het document waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die in bewaring of in reparatie
heeft gegeven, gegevens betreffende de doorgifte van het wapen aan degene die het
wapen in reparatie of bewaring heeft gegeven.
-
8 De in het tweede lid onder f genoemde registratie bevat kolomsgewijs en achtereenvolgens:
het volgnummer, de datum van ontvangst, het aantal, een omschrijving van het wapen
met vermelding van het fabrikaat, type, kaliber en nummer, een omschrijving van de
munitie met vermelding van fabrikaat, type en kaliber, de naam en het adres van degene
die ter beproeving heeft gegeven, de soort, het nummer en de afgevende instantie van
het document waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die ter beproeving heeft gegeven,
gegevens betreffende de doorgifte van het wapen aan degene die het wapen ter beproeving
heeft gegeven.
-
9 De erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder verstrekt
voor de zevende dag van elke kalendermaand aan de korpschef een door hem per bladzijde
ondertekende en gedateerde kopie dan wel, voorzover het een geautomatiseerd te verwerken
registratie betreft, een uitdraai van het gedeelte van elk van de in het tweede lid
onder a t/m d genoemde registraties, dat betrekking heeft op de voorgaande kalendermaand,
onder gelijktijdige afgifte van de door hem in die periode ingenomen verloven tot
verkrijging. Op verzoek van de korpschef overlegt hij tevens maandelijks een kopie
dan wel, voorzover het een geautomatiseerd te verwerken registratie betreft, een uitdraai
van het desbetreffende gedeelte van de in het tweede lid onder e genoemde registratie.
-
10 De erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder die handelt
in lucht-, gas-, of veerdrukwapens van categorie IV, airsoftapparaat, patroonhouders
of -magazijnen bedoeld in artikel 18, onder g, van deze regeling, stroomstootwapens bedoeld in artikel 21, van deze regeling, of in noodsignaalmiddelen en bijbehorende munitie bedoeld in
artikel 22, eerste en tweede lid, van deze regeling houdt ten aanzien van de verkoop van die lucht-, gas-, of veerdrukwapens,
airsoftapparaten, patroonhouders of -magazijnen, stroomstootwapens of noodsignaalmiddelen
een register waarin kolomsgewijs en achtereenvolgens wordt aangetekend: de datum van
overdracht, het aantal, het fabrikaat en type van de overgedragen voorwerpen, de naam
en het adres van degene aan wie wordt overgedragen, alsmede het soort en nummer van
diens legitimatiebewijs. De in dit register opgenomen gegevens blijven tenminste gedurende
zeven jaren bewaard.
8a. Markering van vuurwapens
9. Vrijstelling van de erkenningsplicht
Van het verbod in artikel 9, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het vervaardigen, transformeren of in de uitoefening
van een bedrijf uitwisselen, verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen,
beproeven of verhandelen van wapens van categorie IV onder 1°, 2°, 3° en 5°.
-
1 Van het verbod in artikel 9, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking
stellen van lucht-, gas- en veerdrukwapens van categorie IV, onder 4°, aan bezoekers
van erkende kermissen.
-
1 Van het verbod in artikel 9, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het ter beschikking stellen van lucht-, gas- en
veerdrukwapens van categorie IV, onder 4°, aan bezoekers van braderieën, rommelmarkten,
jaarmarkten, fancy-fairs en soortgelijke evenementen.
9a. Vrijstelling voor airsoftapparaten
-
1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor
het overdragen, voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten voor de beoefening
van de airsoftsport in verenigingsverband aan personen die ten minste de leeftijd
van achttien jaar hebben bereikt en door middel van een bewijs van lidmaatschap kunnen
aantonen lid te zijn van een door de Minister erkende airsoftvereniging.
-
1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor
het voorhanden hebben van airsoftapparaten voor de beoefening van de airsoftsport
in verenigingsverband aan personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben
bereikt en door middel van:
-
a. een bewijs van voorlopig lidmaatschap kunnen aantonen aspirant-lid te zijn van de
airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, of
-
b. een bewijs kunnen aantonen door de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, als introducé te zijn aangewezen.
-
2 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt aan een persoon als bedoeld
in artikel 17a, eerste lid, vrijstelling verleend voor het overdragen van airsoftapparaten aan personen als
bedoeld in het eerste lid, onder a en b, en wordt aan laatstbedoelde personen vrijstelling
verleend voor het overdragen van airsoftapparaten aan personen als bedoeld in artikel
17a, eerste lid.
-
1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor
het dragen van airsoftapparaten op voor het publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering
van de openbare weg.
-
1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan
erkenninghouders en personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, voor het doen binnenkomen of doen uitgaan van airsoftapparaten die zodanig zijn
verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend.
-
2 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan
erkenninghouders voor het vervaardigen, transformeren, voor derden herstellen, overdragen,
voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten.
-
1 Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan
in het buitenland wonende personen, voor het doen binnenkomen of uitgaan van airsoftapparaten.
Van het verbod van artikel 13, eerste lid, van de wet wordt voor het voorhanden hebben van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan kleine
erkenninghouders voor zover het een bedrijf betreft waarin uitsluitend wapens worden
gegraveerd of geblauwd, dan wel aan een andere oppervlaktebehandeling worden onderworpen.
10. Vrijstelling voor vuurwapens en munitie
-
1 Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze regeling wordt van het verbod in artikel 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 31, eerste lid, van de wet vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren, voorhanden
hebben en overdragen van:
-
a. vuurwapens die voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt op de wijze, beschreven
in Bijlage I ‘Technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens’ bij
de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 van de Commissie van 15 december 2015 tot
vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken
om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn (PbEU
2015, L333/62);
-
b. vuurwapens die zijn vervaardigd vóór 1 januari 1870;
-
c. vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers, pistolen en combinatiewapens die ontworpen
en bestemd zijn om te worden geladen met:
-
1º. losse kogels en zwart kruit; of
-
2º. patronen, uitgezonderd randvuurpatronen in het kaliber .22 en centraalvuurpatronen;
-
d. vuurwapens in de vorm van geweren en pistolen, niet zijnde revolvers, die ontworpen
en bestemd zijn om te worden geladen met patronen waarvan de voortdrijvende lading
bestaat uit zwart kruit of alleen ontstekingsas, met uitzondering van randvuurpatronen
in het kaliber .22 met een patroonlengte van meer dan 18 mm;
-
e. geschut dat ontworpen en bestemd is om te worden geladen met losse projectielen en
zwart kruit, los of in kardoezen;
-
f. kennelijk gebruikte lege patroon- en kardoeshulzen bestemd voor dan wel deel uitmakend
van een verzameling;
-
g. patroonmagazijnen en patroonhouders voorzover het personen betreft die bevoegd zijn
de wapens of de munitie waarvoor deze voorwerpen bestemd zijn voorhanden te hebben;
-
h.
[Red: vervallen;]
-
i. projectielen en hulzen, eventueel samengevoegd tot patronen, die een onderdeel vormen
van een monster-, verzamel- of overzichtsbord, voor zover zij niet zijn voorzien van
een ontstekende, voortdrijvende of brisante lading en voorzover zij op deugdelijke
wijze permanent op het bord bevestigd zijn.
-
3 De vrijstelling van het eerste lid, aanhef en onder a, geldt voor vuurwapens die na
8 april 2016 voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt uitsluitend indien uit
een door een erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder
afgegeven verklaring blijkt dat het betreffende vuurwapen voor gebruik als zodanig
ongeschikt is gemaakt op de wijze, beschreven in Bijlage I ‘Technische specificaties
voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens’ bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403
van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren
betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens
voorgoed onbruikbaar zijn (PbEU 2015, L333/62). De vrijstelling geldt tevens voor
vuurwapens die vóór 8 april 2016 voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt
volgens deze bepaling zoals deze luidde vóór 8 april 2016, tenzij de vuurwapens naar
een andere lidstaat worden overgebracht of op de markt zijn gebracht, zoals bedoeld
in artikel 1, tweede lid, van de voornoemde verordening.
-
1 Van het verbod in artikel 22, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het vervoeren van munitie en onderdelen van munitie
van categorie II, uitsluitend voor de houders van een verlof tot vervoer van munitie
van categorie III.
-
2 Van het verbod in artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van munitie en onderdelen
van munitie van categorie II, uitsluitend voor de houders van een verlof tot het voorhanden
hebben van munitie van categorie III.
-
1 Van het verbod van artikel 13, eerste lid, artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, en artikel 26, eerste en vijfde lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan bewakingspersoneel van geldtransporten als bedoeld
in artikel 1, onder i, van de Verordening (EU) Nr. 1214/2011 van de Europees Parlement
en de Raad van 16 november 2011 betreffende professioneel grensoverschrijdend transport
van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (PbEU 2011, L316) voor
het doen binnenkomen en doen uitgaan, het vervoeren en het voorhanden hebben van wapens
van categorie I, II, III en IV en de bijbehorende munitie tijdens grensoverschrijdend
transport van eurocontanten over de weg als bedoeld in artikel 1, onder b, van de
genoemde verordening, voor zover het recht van de lidstaat van herkomst, bedoeld in
artikel 1, onder e, van de verordening, de lidstaat van doorvoer, bedoeld in artikel
1, onder g, van de verordening, of de lidstaat van ontvangst, bedoeld in artikel 1,
onder f, van de verordening, toestaat of verplicht dat genoemd bewakingspersoneel
wapens draagt.
Van het verbod van artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, en artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren en voorhanden
hebben van munitie, bestemd voor wapens die het karakter dragen van oudheden of replica’s
daarvan, voorzover deze munitie bestaat uit ronde loden kogels.
Van de in artikel 32a, eerste, tweede en derde lid en 32b, van de wet gestelde eisen, wordt vrijstelling verleend voor vuurwapens en munitie, bestemd voor
dan wel deel uitmakend van:
-
a. verzamelingen van individuele wapen- of munitieverzamelaars die in georganiseerd verband
serieuze studie maken van de historische of technische ontwikkeling van vuurwapens
of munitie, waarvoor verlof is verleend op grond van artikel 28 van de wet;
-
b. verzamelingen van algemeen en wetenschappelijk belang, waarvoor verlof is verleend
op grond van artikel 28 van de wet.
10a. Tijdelijke vrijstelling voor stiletto’s, valmessen en vlindermessen
11. Vrijstelling voor stroomstootwapens en noodsignaalmiddelen
-
1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, artikel 26, eerste lid en artikel 27 eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren, voorhanden
hebben en dragen van voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, aan personen die zich
bezighouden met de beroepsmatige uitoefening van de veehouderij, het transport van
vee, of de medische behandeling daarvan.
-
1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan in het buitenland wonende personen van 18 jaar en
ouder die met hun vaartuig een vaste ligplaats in Nederland hebben, voor het doen
binnenkomen of uitgaan van andere noodsignaalmiddelen dan bedoeld in artikel 22, tweede lid, onder 1, van deze regeling.
Van het verbod in artikel 22, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het vervoeren van andere noodsignaalmiddelen dan
bedoeld in artikel 22, tweede lid, van deze regeling, aan de door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen
ambtenaren van de Markeerdienst van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.’
Van het verbod in artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van andere noodsignaalmiddelen
dan bedoeld in artikel 22, tweede lid, aan zeeverkeersambtenaren van het Ministerie
van Infrastructuur en Milieu, in de daartoe door de Minister van Infrastructuur en
Milieu aangewezen zeeverkeersposten.
12. Vrijstelling voor wapens van categorie IV
-
1 Van het verbod in artikel 26, vijfde lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van degens, lucht-, gas-,
en veerdrukwapens van categorie IV, alsmede van kruisbogen, aan personen die de leeftijd
van 18 jaar nog niet hebben bereikt, voor de beoefening van sporten in verenigingsverband.
-
3 Voorzover het lucht-, gas- of veerdrukwapens betreft geldt, in afwijking van het tweede
lid, de vrijstelling in het eerste lid slechts voor:
-
a. personen die door middel van een bewijs van lidmaatschap kunnen aantonen ten minste
drie maanden lid te zijn van een schietvereniging, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van deze regeling; en
-
b. lucht-, gas- en veerdrukwapens die zijn toegelaten in het Schiet- en wedstrijdreglement
van de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie.
-
1 Van het verbod van artikel 31, vierde lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het overdragen aan personen die de leeftijd van
18 jaar nog niet hebben bereikt van degens, lucht-, gas-, en veerdrukwapens van categorie
IV, en van kruisbogen, een en ander met het oog op in verenigingsverband beoefende
sporten.
-
1 Van het verbod in artikel 27, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het dragen van degens, lucht-, gas-, en veerdrukwapens
van categorie IV, alsmede van kruisbogen op voor het publiek toegankelijke plaatsen,
met uitzondering van de openbare weg.
Van het verbod van artikel 27, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor:
-
a. het dragen van lucht-, gas- en veerdrukwapens van categorie IV aan personen aan wie
deze overeenkomstig artikel 15 of artikel 16 van deze regeling ter beschikking worden gesteld. Artikel 15, tweede lid, onder b
en c, en artikel 16, tweede lid, onder b en c, van deze regeling zijn van overeenkomstige
toepassing;
-
b. het dragen van een wapen van categorie IV, onder 1°, aan personen ten aanzien van
wie het wapen deel uitmaakt van hun duikuitrusting tijdens de beoefening van de duiksport.
13. Vrijstelling voor ceremoniële wapens, optochten en studentenweerbaarheidsverenigingen
-
1 Van het verbod van artikel 27, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het dragen van een wapen van categorie IV, aan
personen ten aanzien van wie het wapen deel uitmaakt van hun officiële ceremonieel
tenue.
-
1 Van het verbod van artikel 27, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan door de Minister van Defensie erkende studentenweerbaarheidsverenigingen
voor het dragen van wapens van categorie III, welke door de krijgsmacht ter beschikking
zijn gesteld en van wapens van categorie IV, onder 2°.
14. Vrijstelling voor schepen en luchtvaartuigen
Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het aan boord van een Nederlands schip of luchtvaartuig
tijdelijk doen uitgaan en binnenkomen van wapens van categorie III en de bijbehorende
munitie die behoren tot de uitrusting van dat schip of luchtvaartuig en die krachtens
een verlof aan boord voorhanden gehouden mogen worden.
-
1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor doen binnenkomen en tijdelijk doen uitgaan van
wapens en munitie die behoren tot de uitrusting van een buitenlands schip dan wel
tot de persoonlijke bezittingen van de gezagvoerder of de andere bemanningsleden.
Artikel 35
[Vervallen per 07-03-2002]
Artikel 36
[Vervallen per 07-03-2002]
Artikel 37
[Vervallen per 07-03-2002]
Artikel 38
[Vervallen per 07-03-2002]
De in de artikelen 34, tweede lid, onderdeel a, en 40, derde lid, genoemde melding omvat een omschrijving van de goederen alsmede de vermelding van:
-
a. de hoeveelheid goederen;
-
b. de bestemming en, indien deze afwijkend is, de eindbestemming van de goederen;
-
c. het vervoermiddel waarin de goederen zich bevinden;
-
d. de voorziene plaats van uitgaan uit Nederland en
-
e. de naam van degene die de aangifte of kennisgeving doet en, indien dat een ander
is dan degene die het beschikkingsrecht heeft over de goederen, de naam van laatstbedoelde
persoon.
15. Vrijstellingen sportschutters en jagers voor buitenlandse activiteiten
-
1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid en 22, eerste lid van de wet, wordt vrijstelling verleend aan de houder van een geldige jachtakte, voor zover
het betreft het ter beoefening door hem van de jacht tijdelijk doen uitgaan of binnenkomen,
alsmede vervoeren, van de in die jachtakte omschreven jachtgeweren, die zodanig zijn
verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend, alsmede voor
ten hoogste 1000 patronen voor die geweren tezamen.
-
1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid en artikel 22, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend ten behoeve van doorvoer, anders dan per vliegtuig, van
jachtgeweren en daarbij behorende munitie, die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor
onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend.
-
1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan in het buitenland wonende sportschutters, voor het
doen binnenkomen of uitgaan van vuurwapens van categorie III, die zodanig zijn verpakt
dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend, alsmede van ten hoogste
1000 patronen voor die vuurwapens tezamen.
-
1 Van het verbod van artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend aan in Nederland wonende sportschutters voor het doen
binnenkomen of uitgaan van vuurwapens van categorie III die zodanig zijn verpakt dat
zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend, alsmede van ten hoogste
1000 patronen voor die vuurwapens tezamen.
16. Sportschutters en jagers
-
3 Het eerste lid en tweede lid is niet van toepassing op houders van een verlof tot
het voorhanden hebben, onderscheidenlijk een jachtakte die aantonen dat zes, respectievelijk
zeven, of meer wapens voor hen onontbeerlijk zijn voor de beoefening van de schietsport,
onderscheidenlijk de jacht.
-
4 Een aanvrager van een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals
bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet, moet in de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag minimaal achttien schietbeurten
verrichten, tenzij het tekort aan schietbeurten de aanvrager van het verlof redelijkerwijs
niet kan worden aangerekend.
-
5 Een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, ten behoeve van de schietsport wordt alleen verleend voor de wapens en munitie waarmee
de sportschutter binnen het verband van zijn schietvereniging, welke voldoet aan de
eisen als bedoeld in artikel 43a, een schietsportdiscipline beoefent.
-
1 Een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, kan worden verleend aan een schietvereniging, die door een door de Minister aangewezen
organisatie is gecertificeerd.
-
3 De schietvereniging houdt een presentieregister, een wapenuitgifteregister, een munitie-uitgifteregister
en een introducé-register bij, overeenkomstig een door de Minister vastgesteld model.
17. Vrijstellingen voor vervoer
-
1 Van het verbod van artikel 22, eerste lid van de wet wordt voor het vervoeren van wapens en munitie vrijstelling verleend aan personen
in dienst van houders van een erkenning, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet.
18. Administratie door de korpschef
-
4 De bewaargever is de korpschef bewaarloon verschuldigd van € 2,27 per wapen per kalendermaand,
daaronder begrepen een gedeelte van de kalendermaand, te rekenen vanaf de eerste dag
van de derde kalendermaand nadat het wapen in bewaring is gegeven.
-
5 Aan de bewaargever wordt door de korpschef een ontvangstbewijs verstrekt waarop de
gegevens, genoemd in het vijfde lid, onder a tot en met d, worden vermeld. Op het
ontvangstbewijs wordt tevens vermeld hetgeen in het zesde lid, alsmede hetgeen in
artikel 8, zesde en zevende lid, van de wet is bepaald.
19. Aanvraag- en bevoegdheidsdocumenten
Voor het indienen van een verzoek om een erkenning, een consent, een vergunning of
een verlof wordt gebruik gemaakt van de formulieren overeenkomstig de daarvoor in
bijlage III bij deze beschikking vastgestelde modellen.
-
1 Bij inwilliging van een verzoek om een erkenning, een consent, een vergunning, een
Europese vuurwapenpas of een verlof wordt aan de verzoeker een document uitgereikt
overeenkomstig het daarvoor in bijlage III bij deze regeling vastgestelde model.
-
1 De onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 41 van de wet, bedraagt voor een verlof tot het voorhanden hebben, dragen of verkrijgen van een
wapen als bedoeld in de artikelen 26 tot en met 32 van de wet:
-
a. voor de afgifte daarvan: € 130,–;
-
b. voor de verlenging van de geldigheidsduur daarvan: € 60,–;
-
c. voor de wijziging daarvan: € 30,–;
-
d. voor de afgifte van een nieuw verlof als gevolg van het verlies daarvan: € 30,–.
Ingevolge artikel 45, eerste lid, onder 2°, van de wet worden als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens
de wet bepaalde, aangewezen de ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat die
belast zijn met toezicht en opsporing.
22. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 51a
[Vervallen per 01-12-2002]
Artikel 52
[Vervallen per 01-01-2002]
Artikel 53
[Vervallen per 01-01-2000]
Artikel 53a
[Vervallen per 01-01-2003]
Artikel 54
[Vervallen per 01-01-2000]
Artikel 56
[Vervallen per 01-01-2001]
Artikel 57
[Vervallen per 01-12-2003]
Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten krachtens de Regeling wapens en
munitie (Stcrt. 1996, 245) vastgestelde besluiten op deze regeling.
De Regeling wapens en munitie (Stcrt. 1996, 245) wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling wapens en munitie.
[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Justitie te Den Haag.]
Bijlage II
[Vervallen per 28-05-2016]
[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Justitie te Den Haag.]
[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Justitie te Den Haag.]