Wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in
verband met de liberalisering van de spraaktelefoondienst
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de liberalisering van
de spraaktelefoondienst met ingang van 1 juli 1997 noodzakelijk is de kring van rechthebbenden
op het verkrijgen van het recht op koppeling met dan wel het recht op bijzondere toegang
tot het vaste openbare telefoonnet van de houder van de concessie, te verruimen;
dat een wettelijke regeling terzake van de verplichting van de houder van de concessie
tot het verlenen van interconnectie en bijzondere toegang op zijn geschakelde vaste
telefoonnet tevens noodzakelijk is in verband met enkele onderdelen van richtlijn 96/62/EG van het Europese Parlement en de Raad van 13 december 1995 inzake toepassing van
Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie (PbEG L 321) en richtlijn nr. 96/19/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 maart 1996 tot wijziging van
richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot de invoering van volledige mededinging op de markten voor telecommunicatie
(PbEG L 74);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: