C. Veranderingen die verband houden met de privatisering van het Algemeen burgerlijk
pensioenfonds per 1 januari 1996
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Bij de verlening van buitengewoon verlof is sprake van continuering van het dienstverband.
Dit betekent dat voor de ambtenaar die deelnemer is in de zin van het Pensioenreglement
van de Stichting Pensioenfonds ABP dat deelnemerschap in stand blijft en dat hij derhalve
normaal ABP-pensioenrechten blijft opbouwen.
Met nadruk wijs ik in dit verband op enkele uitzonderingsbepalingen. Door het bestuur
van de Stichting Pensioenfonds ABP zijn – ter uitvoering van artikel 5.5 van het Pensioenreglement
– regels gesteld ten aanzien van de diensttijd gedurende welke de deelnemer geheel
of gedeeltelijk ontheven is geweest van de uitoefening van zijn functie en hij elders
pensioen opbouwt. Deze regels houden in, dat in bepaalde gevallen van geheel of gedeeltelijk
buitengewoon verlof geen dan wel naar rato pensioenopbouw plaatsvindt bij het ABP.
Het gaat hierbij om buitengewoon verlof dat wordt verleend in verband met:
-
a. lidmaatschap Gedeputeerde Staten, wethouder of voorzitter van een deelgemeenteraad;
-
b. lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of van het Europees Parlement;
-
c. een betrekking waarin voor de ambtenaar na ontslag uitzicht bestaat op pensioen krachtens
artikel 1 of E2 van de Algemene militaire pensioenwet, dan wel krachtens de overheidspensioenregeling
van de Nederlandse Antillen of Aruba;
-
d. het ambt van Nationale ombudsman of substituut-ombudsman;
-
e. het vervullen van een functie bij de VN, EG of andere internationale volkenrechtelijke
organisatie, waarin voor de ambtenaar na ontslag uitzicht bestaat op pensioen krachtens
de pensioenregeling van de organisatie.
Voor bedoelde regels verwijs ik u naar de circulaire van ABP en USZO d.d. 22 december
1995, gericht aan alle werkgevers in de zin van de Abp-wet, alsmede naar de Werkinstructie
1996 die het Facilitair Bedrijf van het ABP d.d. januari 1996 aan alle werkgevers
in de zin van de Abp-wet zond.
Indien tijdens het buitengewoon verlof sprake is van voortzetting van de opbouw van
het ABP-pensioen, dan blijft de werkgever van betrokkene aan het ABP de pensioenpremies
verschuldigd. Dit zijn de premie voor ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen (premie
OP/NP) en de premie voor het bovenwettelijk Invaliditeitspensioen (premie IPbw). In
die situatie blijft ook sprake van verhaal van deze premies op de ambtenaar. Dit verhaal
is geregeld in artikel 3 van de Pensioenovereenkomst (Stcrt. 1995, 251). Op grond
van het zevende lid van dat artikel kan de werkgever in gevallen van buitengewoon
verlof – anders dan voor de vervulling van een politieke functie waarin pensioenaanspraken
worden verkregen – voorwaarden stellen omtrent de hoogte van het verhaal. Ter uitvoering
van genoemd artikel 3, zevende lid, is voor de sector Rijk de Verhaalsregeling pensioenpremies
sector Rijk bij buitengewoon verlof van lange duur tot stand gebracht. Deze regeling
en de daarbij behorende toelichting zijn als bijlage 3 bij deze circulaire gevoegd. Naar de inhoud daarvan wordt kortheidshalve verwezen.
Indien tijdens het buitengewoon verlof geen sprake is van voortzetting van de opbouw
van het ABP-pensioen (dit betreft dus de hierboven genoemde uitzonderingsgevallen,
waarop de regels van het ABP-bestuur betrekking hebben), dan is de werkgever niet
de premie OP/NP verschuldigd en vindt voor deze premie geen verhaal plaats op de ambtenaar.
De werkgever blijft echter wel de premie IPbw verschuldigd en het verhaal daarvoor
op de ambtenaar blijft plaatsvinden.
Blijkt eerst na enige tijd dat de opbouw van het ABP-pensioen alsnog met terugwerkende
kracht wordt gestopt, dan kan de werkgever van de Stichting pensioenfonds ABP de reeds
afgedragen premies OP/NP terugontvangen. De werkgever restitueert vervolgens de daarvoor
op de ambtenaar verhaalde bedragen. Dit laatste wordt geregeld in bovengenoemde verhaalsregeling.
Tijdens het buitengewoon verlof van lange duur blijft de werkgever voorts de vut-bijdrage
verschuldigd. In verband hiermee blijft op de ambtenaar eveneens het verhaal van de
vut-bijdrage plaatsvinden. Voor de vut-bijdrage – en voor het verhaal daarvan op de
ambtenaar – maakt het niet uit of tijdens het buitengewoon verlof al dan niet sprake
is van voortzetting van de pensioenopbouw. Ook als de opbouw van het ABP-pensioen
tijdens het buitengewoon verlof niet doorloopt, blijft de werkgever de vut-bijdrage
verschuldigd en vindt het verhaal op de ambtenaar plaats.
Het verhaal van de vut-bijdrage is geregeld in artikel 6 van de Regels inzake de financiering van vutlasten (Stcrt. 1996, 16). Op grond van het zesde lid van dat artikel kan de werkgever in
gevallen van buitengewoon verlof als voorwaarde stellen dat de door hem verschuldigde
bijdrage geheel of voor een groter deel dan het normale verhaal op de ambtenaar wordt
verhaald. Ter uitvoering van die bepaling wordt voor de sector Rijk de Verhaalsregeling
Vut-bijdrage sector Rijk bij buitengewoon verlof van lange duur tot stand gebracht.
Deze regeling en de daarbij behorende toelichting zijn als bijlage 4 bij deze circulaire gevoegd. Naar de inhoud daarvan wordt kortheidshalve verwezen.
Volledigheidshalve merk ik op, dat bij gedeeltelijk buitengewoon verlof waarbij de
pensioenopbouw naar rato wordt voortgezet, de werkgever de premies op/np naar rato
is verschuldigd; de premie IPbw en de vut-bijdrage blijven in die situatie volledig
verschuldigd.