Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 juli 1996, VPZ/VU-961475, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op artikel 6, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, artikel 6a van de Wet persoonsregistraties en artikel 15 van de Overgangswet verzorgingshuizen;
De Raad van State gehoord (advies van 16 augustus 1996, No. W13.96.0305);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 september 1996, VPZ/VU-962243, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan: