Instellingsbesluit commissie praktische gevolgen afschaffing procureur

[Regeling vervallen per 02-01-2005.]
Geraadpleegd op 25-04-2025.
Geldend van 01-08-1996 t/m 01-01-2005

Instellingsbesluit commissie praktische gevolgen afschaffing procureur

De Minister van Justitie,

Gelet op het in het kader van het project ’Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit’ uitgebrachte rapport van de interdepartementale werkgroep domeinmonopolie advocatuur van 27 juni 1995;

Overwegende dat genoemde interdepartementale werkgroep onder meer heeft aanbevolen om de wettelijke bepalingen omtrent de procureur in te trekken en te bepalen dat de thans aan de procureur toekomende bevoegdheden door iedere advocaat in het gehele land kunnen worden uitgeoefend (aanbeveling 3);

Overwegende dat het kabinet deze aanbeveling op 7 juli 1995 heeft overgenomen;

Overwegende dat afschaffing van de verplichte procureurstelling invoerings- en overgangsmaatregelen vergt;

Overwegende dat vertegenwoordigers van de rechterlijke macht, de advocatuur, het griffiepersoneel en het Ministerie van Justitie nauw bij de voorbereidingen van de voorgestelde situatie dienen te worden betrokken teneinde de overgang naar die situatie met zo min mogelijk problemen te kunnen laten verlopen;

Overwegende dat het instellen van een commissie waarin genoemde vertegenwoordigers zitting hebben, in verband daarmee wenselijk is;

Besluit:

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

  • 1 Ingesteld wordt de commissie praktische gevolgen afschaffing procureur, hierna te noemen: de commissie.

  • 2 Tot leden van de commissie worden benoemd:

    • -

      mr G. Mannourij, vice-president van de arrondissementsrechtbank te Zwolle, tevens voorzitter;

    • -

      mr H.J.J.M. van der Bruggen, advocaat en procureur te Roermond;

    • -

      mevrouw mr. M.H.A. de Groot, advocaat en procureur te Rotterdam, lid van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten;

    • -

      drs. G. van Hengel, medewerker van de Dienst Rechtsbijstand en Juridische Beroepen van het Ministerie van Justitie;

    • -

      mevrouw mr P.J. Hengeveld, senior juridisch medewerker van de afdeling Beleidsondersteuning en Juridische Zaken van de Dienst Rechtspleging van het Ministerie van Justitie, tevens secretaris;

    • -

      E. Hunsel, hoofd Financieel Economische Zaken in het arrondissement Haarlem;

    • -

      F.J.H. Hovens, stafjurist bij het gerechtshof te Arnhem;

    • -

      mevrouw mr M.C.C. Hueber, wetgevingsjurist bij de Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie;

    • -

      mevrouw mr E.E. Minkjan, hoofd Juridische Zaken van de Nederlandse Orde van Advocaten, waarnemend lid;

    • -

      E. Tuijp, unitcoördinator handelsunit bij de arrondissementsrechtbank te Amsterdam en

    • -

      mevrouw M. Zentveld-Jaspers, rolmedewerker civiele rol (handelsrol) bij de arrondissementsrechtbank te Alkmaar.

  • 3 De commissie heeft tot taak:

    • a. de praktische gevolgen te inventariseren die verwacht moeten worden van de afschaffing van de procureurbepalingen;

    • b. aanbevelingen te doen voor het ondervangen en oplossen van de problemen die zich daarbij voordoen;

    • c. een plan van aanpak op te stellen voor de afschaffing van de procureurbepalingen en de invoering van de daartoe nodige voorzieningen en

    • d. vóór 1 januari 1997 rapport van haar werkzaamheden uit te brengen aan de Minister van Justitie.

  • 4 De werkgroep kan, indien zij dit noodzakelijk acht, anderen dan haar leden bij haar werkzaamheden betrekken.

  • 5 Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

’s-Gravenhage, 6 juni 1996

De

Minister

van Justitie,

W. Sorgdrager