Artikel 3
[Regeling vervallen per 30-09-2003]
Tijdens het praktijk-examen dient de aanvrager blijk te geven in staat te zijn om
in verkeerssituaties op veilige wijze:
-
a. de kant van de weg of de parkeerruimte te verlaten;
-
b. op het juiste weggedeelte en met aanpassing van de snelheid aan de weg- en verkeersomstandigheden
aan het verkeer deel te nemen;
-
c. te rijden op rechte weggedeelten;
-
d. bochten te rijden;
-
e. afstand te houden ten opzichte van andere voertuigen;
-
f. van rijstrook te veranderen en andere zijdelingse verplaatsingen uit te voeren;
-
g. andere weggebruikers in te halen, alsook obstakels voorbij te rijden;
-
h. juist te handelen ten opzichte van tegenliggers, ook bij wegversmallingen;
-
i. door overige weggebruikers tegemoet gekomen en ingehaald worden;
-
j. in diverse omstandigheden in te halen;
-
k. een overweg te naderen en op te rijden;
-
l. te rijden nabij en op bijzondere weggedeelten, zoals woonerven, voetgangersoversteekplaatsen,
tram- en bushaltes;
-
m. een kruispunt te naderen en op te rijden;
-
n. rechts of links af te slaan bij kruispunten of om de weg te verlaten;
-
o. de invoegstrook van de doorgaande rijbaan op te rijden (invoegen) en van de doorgaande
rijbaan de uitvoegstrook (uitvoegen);
-
p. een rotonde te berijden;
-
q. een aantal bijzondere verrichtingen (vaardigheden) uit te voeren met het voertuig.