HOOFDSTUK 2. FINANCIËLE VOORSCHRIFTEN CONCESSIES
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Artikel 2.2
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder is jaarlijks met ingang van de dag na de datum, waarop de concessie
van kracht is geworden, aan de staat een oppervlakterecht als bedoeld in artikel 8a, onder c, van de wet verschuldigd, berekend naar de oppervlakte van het concessiegebied op
die dag van het betrokken jaar op de volgende grondslag, waarbij het laatstelijk vóór
die dag van het betrokken jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende
en in het «Statistisch bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek» gepubliceerde
indexcijfer van de cao-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen, leeftijd volwassenen
(basisjaar 1990) wordt aangegeven met de letter a:
a/100 x € 3,18 per gehele hectare.
Artikel 2.3
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder is jaarlijks aan de staat een bedrag als bedoeld in artikel 8a, onder a, van de wet (cijns) verschuldigd, bestaande uit een percentage van de totale waarde
van alle in het voorafgaande kalenderjaar in het concessiegebied ontgonnen en beschikbaar
gekomen aardolie, waaronder niet begrepen de hoeveelheden van die olie, welke door
de concessiehouder ten behoeve van de ontginning in eigen bedrijf zijn verbruikt.
-
3 Indien in een kalenderjaar het gewogen gemiddelde van de waarde van in Nederland ingevoerde
ruwe olie zoals weergegeven door het Internationaal Energie Agentschap in zijn publikatie
«Energy prices and taxes» over het betrokken jaar lager is dan US $ 23 per vat, geldt,
in afwijking in zoverre van het tweede lid, bij een jaarlijkse afvoer van niet meer
dan 800 000 m3 als cijnspercentage: 0.
Artikel 2.4
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Voor zover de concessiehouder in het concessiegebied ontgonnen en beschikbaar gekomen
aardolie heeft verkocht, geldt voor de toepassing van de artikelen 2.3, 2.9 en 2.10 als waarde van iedere verkochte hoeveelheid aardolie de verkoopprijs, verminderd
– voor zover deze voor rekening van de concessiehouder komen – met:
-
a. de kosten van de ontginning;
-
b. de kosten van behandeling en opslag binnen Nederland;
-
c. de kosten van vervoer binnen Nederland;
-
d. de rechten en belastingen, ter zake van de invoer en levering van de aardolie door
enige staat geheven.
-
2 Voor zover de aardolie niet is verkocht, geldt voor de toepassing van de artikelen 2.3, 2.9 en 2.10 als waarde van de aardolie de waarde, welke wordt verkregen door de door Onze Minister
krachtens artikel 2.26 goedgekeurde verrekenprijs te verminderen op overeenkomstige wijze als in het eerste
lid, onder a tot en met d, aangegeven.
Artikel 2.5
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar zendt de concessiehouder aan
Onze Minister een opgave – overeenkomstig een door Onze Minister vastgesteld model
– van:
-
a. de hoeveelheden van de aardolie, die in dat jaar in het concessiegebied zijn ontgonnen
en beschikbaar gekomen;
-
b. de hoeveelheden van de aardolie, welke:
-
c. de verkoopprijs of de verrekenprijs van die aardolie;
-
d. de in artikel 2.4, eerste lid, onder a tot en met d, bedoelde bedragen, die op de verkoopprijs in mindering kunnen worden gebracht;
-
e. het bedrag van de cijns, die hij naar zijn oordeel op grond daarvan verschuldigd zal
zijn.
Artikel 2.6
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder is jaarlijks aan de staat een bedrag als bedoeld in artikel 8a, onder a, van de wet (cijns) verschuldigd, bestaande uit een percentage van de totale waarde
van alle in het voorafgaande kalenderjaar in het concessiegebied ontgonnen en beschikbaar
gekomen aardgas.
-
2 Onder het aardgas, bedoeld in het eerste lid, worden niet begrepen de hoeveelheden
van het gas, welke elders in Nederland of in het Nederlandse deel van het continentaal
plat in de ondergrond zijn gebracht ten behoeve van de ontginning van voorkomens van
koolwaterstoffen in eigen bedrijf.
-
4 Indien in een kalenderjaar het gewogen gemiddelde van de waarde van in Nederland ingevoerde
ruwe olie zoals weergegeven door het Internationaal Energie Agentschap in zijn publikatie
«Energy prices and taxes» over het betrokken jaar lager is dan US $ 23 per vat, geldt,
in afwijking in zoverre van het derde lid, bij een jaarlijkse afvoer van niet meer
dan 800 miljoen m3 als cijnspercentage: 0.
Artikel 2.7
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Voor zover het aardgas is verkocht, geldt voor de toepassing van de artikelen 2.6, 2.9 en 2.10 als waarde van iedere verkochte hoeveelheid aardgas de verkoopprijs, verminderd –
voor zover deze voor rekening van de verkoper komen – met:
-
a. de kosten van ontginning;
-
b. de kosten van behandeling en opslag binnen Nederland;
-
c. de kosten van vervoer binnen Nederland;
-
d. de rechten en belastingen, ter zake van de invoer en levering daarvan door enige staat
geheven.
-
2 Voor zover het aardgas niet is verkocht, geldt voor de toepassing van de artikelen 2.6, 2.9 en 2.10 als waarde van het aardgas de waarde, welke wordt verkregen door de door Onze Minister
krachtens artikel 2.26 goedgekeurde verrekenprijs te verminderen op overeenkomstige wijze als in het eerste
lid, onder a tot en met d, aangegeven.
Artikel 2.8
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar zendt de concessiehouder aan
Onze Minister een opgave – overeenkomstig een door Onze Minister vastgesteld model
– van:
-
a. de hoeveelheden aardgas bij een druk van 1 atmosfeer en een temperatuur van 0°C, die
in het concessiegebied zijn ontgonnen en beschikbaar gekomen;
-
b. de hoeveelheden van dat aardgas, welke:
-
1°. door de concessiehouder ten behoeve van de ontginning in eigen bedrijf zijn gebruikt,
onder vermelding van de hoeveelheden daarvan, welke elders in Nederland of in het
Nederlandse deel van het continentaal plat in de ondergrond zijn gebracht ten behoeve
van de ontginning van koolwaterstoffen;
-
2°. zijn verkocht;
-
3°. anderszins aan het ontginningsbedrijf zijn onttrokken;
-
c. de verkoopprijs of de verrekenprijs van dat aardgas;
-
d. de in artikel 2.7, eerste lid, onder a tot en met d, bedoelde bedragen, die op de verkoopprijs in mindering kunnen worden gebracht;
-
e. het bedrag van de cijns, die hij naar zijn oordeel op grond daarvan verschuldigd zal
zijn.
Artikel 2.9
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Het op grond van een ingezonden opgave ingevolge artikel 2.3 of 2.6 te betalen bedrag is verschuldigd nadat na het einde van het betrokken kalenderjaar
drie maanden zijn verlopen.
Artikel 2.10
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Onze Minister stelt nadien het verschuldigde bedrag definitief vast.
Artikel 2.11
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Het definitief als verschuldigd vastgestelde bedrag is – onder aftrek van het reeds
betaalde – verschuldigd met ingang van de dag na die, waarop aan de concessiehouder
het bedrag is bekendgemaakt. Indien reeds meer is betaald dan het definitief vastgestelde
bedrag wordt het verschil zo spoedig mogelijk terugbetaald.
Artikel 2.12
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder is jaarlijks aan de staat een bedrag als bedoeld in artikel 8a, onder b, van de wet verschuldigd van 70% van het voordelige saldo van een met inachtneming
van de artikelen 2.13 en 2.14 over het afgelopen boekjaar op te maken resultatenrekening, welke omvat de volgens
goed koopmansgebruik aan dat jaar toe te rekenen kosten en opbrengsten van binnen
het concessiegebied verrichte mijnbouwkundige onderzoekingen en het binnen het concessiegebied
ontginnen van delfstoffen.
-
2 Indien het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde bedrag lager is dan het bedrag,
dat wordt verkregen door bij de toepassing van dat lid in plaats van 70% te lezen
50% en het bepaalde in artikel 2.13, tweede lid, onder g en h, buiten beschouwing te laten, is in plaats van het eerstbedoelde bedrag het laatstbedoelde
verschuldigd.
Artikel 2.13
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
4 Voor zover de concessiehouder in het concessiegebied ontgonnen en beschikbaar gekomen
koolwaterstoffen anders dan door verkoop aan het ontginningsbedrijf heeft onttrokken,
geldt voor de bepaling van de in het eerste lid, onder a, bedoelde opbrengst als waarde van de koolwaterstoffen de door Onze Minister krachtens
artikel 2.26 goedgekeurde verrekenprijs.
-
6 Kosten of opbrengsten, welke blijken niet te zijn opgenomen in de vastgestelde resultatenrekening
over het jaar, waarop zij betrekking hebben, worden opgenomen in de resultatenrekening
over het jaar, waarin van die kosten onderscheidenlijk die opbrengsten is gebleken.
Artikel 2.14
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Indien een resultatenrekening over enig boekjaar – het bepaalde in artikel 2.13, tweede lid, onder g en h, buiten beschouwing gelaten – een nadelig saldo aanwijst, wordt dit naar het debet
van de resultatenrekening van het volgend boekjaar overgebracht.
-
2 Indien de concessiehouder tevens houder is van één of meer andere concessies voor
koolwaterstoffen, verleend na 1 januari 1976, kan ten aanzien van de desbetreffende
concessiegebieden door de betrokken onderneming een samengevoegde resultatenrekening
worden opgemaakt.
Artikel 2.15
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Voor de toepassing van de artikelen 2.16, 2.17 en 2.19 wordt onder belasting verstaan de vennootschapsbelasting, onderscheidenlijk de inkomstenbelasting,
die over het betrokken boekjaar van de concessiehouder is geheven krachtens de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969, onderscheidenlijk de Wet op de inkomstenbelasting 1964, dan wel enige andere wettelijke
belastingregeling, die voor genoemde wetten in de plaats zal treden, naar winst, die
met activiteiten als in artikel 2.13, tweede lid, onder a of b, bedoeld, is behaald, met dien verstande dat nimmer meer wordt verrekend dan de naar
het voor dat jaar geldende tarief berekende vennootschapsbelasting bij een belastbaar
bedrag, enkel bestaande uit hetgeen aan zodanige winst is verkregen. Met over zodanige
winst geheven belasting wordt gelijkgesteld de belasting, die achterwege blijft ten
gevolge van door de belastingplichtige uit anderen hoofde in enig jaar geleden verliezen.
Als over zodanige winst geheven belasting wordt daarentegen niet beschouwd de belasting,
die is geheven ten gevolge van door de belastingplichtige uit anderen hoofde in enig
jaar behaalde winsten.
Artikel 2.16
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder is telkens met ingang van het tijdstip, waarop zes maanden na het
begin van een boekjaar zijn verstreken, aan de staat als eerste vooruitbetaling een
door Onze Minister en Onze Minister van Financiën vastgesteld bedrag verschuldigd.
-
2 Genoemde Ministers stellen zodanig bedrag vast op de helft van het bedrag, dat naar
hun redelijke schatting op grond van artikel 2.12, over het betrokken boekjaar verschuldigd zal zijn, verminderd met de helft van de
belasting, welke naar hun redelijke schatting over dat boekjaar zal worden geheven.
Artikel 2.17
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder is telkens met ingang van het tijdstip, waarop een maand na het
einde van een boekjaar is verstreken, aan de staat als tweede vooruitbetaling een
door Onze Minister en Onze Minister van Financiën vastgesteld bedrag verschuldigd.
-
2 Genoemde Ministers stellen zodanig bedrag vast op het volle bedrag, dat naar hun redelijke
schatting op grond van artikel 2.12, over het betrokken boekjaar verschuldigd zal zijn, verminderd – voor zover mogelijk
–:
-
a. met de belasting, welke naar hun redelijke schatting over dat boekjaar zal worden
geheven;
-
b. met vervolgens het bedrag, dat de concessiehouder over dat boekjaar als eerste vooruitbetaling
heeft betaald.
-
3 De eerste vooruitbetaling wordt, voor zover de in het tweede lid, onder b, bedoelde vermindering niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk terugbetaald.
Artikel 2.18
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
De concessiehouder is verplicht binnen zes maanden na het einde van een boekjaar aan
Onze Minister en Onze Minister van Financiën te zenden een over dat boekjaar opgemaakte
resultatenrekening als in artikel 2.12 bedoeld alsmede een balans, vermeldende de aan het einde van het boekjaar tot het
winningsbedrijf behorende activa en passiva.
Artikel 2.19
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Artikel 2.20
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder is het krachtens artikel 2.19, tweede lid, vastgestelde bedrag verschuldigd met ingang van de dag na die, waarop dat bedrag
aan hem is bekendgemaakt.
-
2 De eerste en de tweede vooruitbetaling worden voor zover de in artikel 2.19, tweede lid, onder b, bedoelde vermindering niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk terugbetaald.
Artikel 2.21
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Indien na de betalingen of teruggaven van belasting, welke bij de toepassing van artikel 2.19, tweede lid, reeds in aanmerking zijn genomen, nog betalingen of teruggaven van belasting over
het betrokken boekjaar hebben plaatsgehad, herzien Onze Minister en Onze Minister
van Financiën dienovereenkomstig het krachtens die bepaling vastgestelde bedrag.
Artikel 2.22
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Indien en voor zover twijfel bestaat of de concessiehouder zal voldoen aan hetgeen
hij verschuldigd zal worden ingevolge artikel 2.12, eerste lid, kan Onze Minister bepalen dat de concessiehouder met ingang van een door Onze Minister
vast te stellen tijdstip en ten genoegen van Onze Minister zekerheid stelt en gesteld
zal houden. Dit voorschrift blijft van kracht totdat aan de betalingsverplichting
is voldaan.
Artikel 2.23
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
De concessiehouder is verplicht de ingevolge de concessie verschuldigde bedragen te
voldoen op door Onze Minister aan te geven wijze.
Artikel 2.24
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder keert voor elk terrein, alwaar één of meer in verband met de ontginning
nodige putten danwel één of meer direct met die ontginning verband houdende bovengrondse
installaties aanwezig zijn, zomede voor elke uitbreiding van zodanig terrein aan de
betrokken gemeente uit een bedrag ineens, danwel, indien het gemeentebestuur daarom
verzoekt, een jaarlijks bedrag, berekend naar de oppervlakte van dat terrein of van
die uitbreiding op de hieronder vermelde grondslag, waarbij het laatstelijk vóór de
dag, bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk vóór de eerste dag na elk jaar,
bedoeld in het derde lid, door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende en
in het «Statistisch bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek» gepubliceerde
indexcijfer van de cao-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen, leeftijd volwassenen
(basisjaar 1990) wordt aangegeven met de letter a:
uitkering ineens: a/100 x € 3,29 per gehele m2;
jaarlijkse uitkering: a/100 x € 0,17 per gehele m2;
-
3 In geval van een jaarlijkse uitkering als in het eerste lid bedoeld is deze voor het
eerst verschuldigd over het kalenderjaar, waarin de uitkering ineens verschuldigd
zou zijn geworden, en vervolgens over elk jaar, gedurende hetwelk het desbetreffende
terrein of de desbetreffende uitbreiding ten behoeve van de ontginning in gebruik
is, tot en met het jaar volgend op dat, waarin en voor zover het terrein met inachtneming
van hetgeen krachtens de Mijnwet 1903 is bepaald, weer in een toestand overeenkomstig het oorspronkelijke gebruik is gebracht.
Artikel 2.25
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De eigenaren van binnen het concessiegebied gelegen grond hebben recht op een uitkering
ineens van € 5,67 per hectare, of, naar verkiezing van de concessiehouder, op een
jaarlijkse uitkering door de concessiehouder naar de maatstaf van € 0,22 per hectare.
Artikel 2.26
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Het is de concessiehouder verboden in het concessiegebied ontgonnen en beschikbaar
gekomen koolwaterstoffen te verkopen of anderszins aan het ontginningsbedrijf te onttrekken,
indien de desbetreffende overeenkomst of, bij onttrekking anders dan in verband met
verkoop, de desbetreffende hoeveelheden en de verrekenprijs niet door Onze Minister
zijn goedgekeurd.
Artikel 2.27
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder is verplicht volgens methoden, welke bij een modern en goed gevoerd
ontginningsbedrijf algemeen gebruikelijk zijn, en met inachtneming van de door Onze
Minister te geven aanwijzingen te meten en regelmatig in een register in te schrijven
de hoeveelheden in het concessiegebied ontgonnen en beschikbaar gekomen koolwaterstoffen,
zomede de hoeveelheden koolwaterstoffen, welke ten behoeve van de ontginning in eigen
bedrijf zijn verbruikt en de hoeveelheden van het aardgas, welke elders in Nederland
of in het Nederlandse deel van het continentaal plat in de ondergrond zijn gebracht
ten behoeve van de ontginning van koolwaterstoffen.
-
2 De concessiehouder stelt, indien de Inspecteur-Generaal der Mijnen controle van de
meetapparatuur nodig oordeelt, deze en de door hem aangewezen ambtenaren van het Staatstoezicht
op de Mijnen daartoe in de gelegenheid en verleent bij zodanige controle alle nodige
medewerking. Ter staving van de juistheid en volledigheid van het in het vierde lid
bedoelde maandelijkse onderscheidenlijk jaarlijkse uittreksel, verschaft de concessiehouder
voorts alle zodanige gegevens als ter controle nodig zullen blijken en verstrekt hij
aan de in de eerste volzin bedoelde ambtenaren, zomede aan de door Onze Minister aangewezen
andere ambtenaren, accountants of andere deskundigen tot dat doel inzage in het in
het eerste lid bedoelde register en in andere boeken en bescheiden.
-
3 Indien een inspectie-ambtenaar een onnauwkeurigheid in de meetapparatuur constateert,
kan Onze Minister bepalen, dat deze onnauwkeurigheid geacht wordt te hebben bestaan
gedurende 30 dagen voorafgaande aan het constateren daarvan of, indien binnen die
30 dagen een voorafgaande controle had plaatsgevonden, vanaf die voorafgaande controle.
De concessiehouder is in zodanig geval verplicht zijn registers dienovereenkomstig
te corrigeren.
-
4 De concessiehouder is verplicht binnen 14 dagen na het einde van iedere kalendermaand
en van ieder kalenderjaar aan Onze Minister en aan de Inspecteur-Generaal der Mijnen
een uittreksel te zenden van de totalen der gedurende die maand onderscheidenlijk
dat jaar verrichte boekingen in het in het eerste lid bedoelde register, in een door
Onze Minister aan te geven vorm.
Artikel 2.28
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 De concessiehouder is verplicht in Nederland van zijn met gebruikmaking van de concessie
uitgeoefend bedrijf een boekhouding te voeren, welke voldoet aan de eisen van dat
bedrijf, en waaruit te allen tijde zijn financiële rechten en verplichtingen alsmede
de door hem gedane investeringen kunnen worden gekend.
-
2 De concessiehouder stelt, indien Onze Minister controle van de in het eerste lid bedoelde
boekhouding nodig oordeelt, de door hem aangewezen ambtenaren, accountants of andere
deskundigen daartoe in de gelegenheid en verleent bij zodanige controle alle nodige
medewerking.
Artikel 2.29
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
1 Indien de concessiehouder niet binnen het grondgebied van Nederland is gevestigd of
niet zelf de ontginning leidt, wijst hij één of meer personen aan, die hem in alle
aangelegenheden, de concessie betreffende, vertegenwoordigen en zijn belast met de
dagelijkse leiding van zijn met gebruikmaking van de concessie uitgeoefende bedrijf.
-
3 De in het eerste lid bedoelde vertegenwoordigers houden in Nederland kantoor en hebben
aldaar hun woonplaats en vaste verblijf. Dit geldt eveneens voor degenen, die belast
zijn met de dagelijkse leiding van het met de concessie uitgeoefende bedrijf, ingeval
de concessiehouder binnen het grondgebied van Nederland is gevestigd.
Artikel 2.30
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
-
2 De concessiehouder verleent de regeringsvertegenwoordiger inzage in alle boeken, rapporten,
registers en andere bescheiden, het ontginningsbedrijf van de concessiehouder betreffende,
en verleent deze vertegenwoordiger toegang tot alle bij de concessiehouder in gebruik
zijnde kantoren en andere gebouwen, zomede tot de ten behoeve van de ontginning in
gebruik zijnde terreinen.
-
3 De regeringsvertegenwoordiger wordt uitgenodigd tot het bijwonen van en heeft toegang
tot de vergadering van aandeelhouders en van commissarissen van de concessiehouder,
waar aangelegenheden betreffende het verrichten van mijnbouwkundige onderzoekingen
en de ontginning van koolwaterstoffen in het concessiegebied worden behandeld.
Artikel 2.31
[Regeling vervallen per 01-01-2003]
Overtreding van artikel 2.2, 2.3, 2.5, 2.6, 2.8, 2.9, 2.11, 2.16, 2.17, 2.18, 2.20, 2.21, 2.23, 2.24, 2.25, 2.26, 2.28, 2.29 of 2.30 is een grond voor het intrekken van de concessie.