Hoofdstuk V. Afdrachtvermindering onderwijs
In aanvulling op artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk het loon tevens verminderd met toeslagen die verband houden met ploegendiensten dan wel met onregelmatige diensten.
2 De in het eerste lid, onderdeel f, bedoelde persoon wordt voor de toepassing van deze wet en de krachtens deze wet uitgevaardigde regelingen, aangemerkt als werknemer met een volledige arbeidsduur.
3 Het eerste lid, aanhef en onderdelen a en d, is niet van toepassing ingeval het loon van die werknemer die jonger is dan 25 jaar in het desbetreffende loontijdvak meer bedraagt dan diens toetsloon voor dat tijdvak. Het toetsloon voor de afdrachtvermindering onderwijs bedraagt € 20 533 per kalenderjaar.
4 De afdrachtvermindering onderwijs op de voet van het eerste lid, onderdelen b en c, is met betrekking tot een werknemer gedurende ten hoogste 48 maanden van toepassing. De afdrachtvermindering onderwijs op de voet van het eerste lid, onderdeel d, is met betrekking tot een werknemer ten hoogste 24 maanden van toepassing. Indien artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot een werknemer toepassing vindt, wordt de termijn van 48 maanden onderscheidenlijk 24 maanden met betrekking tot deze werknemer naar evenredigheid verlengd.
6 De inhoudingsplichtige bewaart een afschrift van de in het eerste lid, onderdelen a, b, c, d en f, bedoelde overeenkomst bij de loonadministratie.
7 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke gegevens de in het eerste lid, onderdelen a, b, c,d en f, bedoelde overeenkomsten ten minste dienen te bevatten voor de toepassing van deze wet alsmede welke partij of partijen de administratie voert onderscheidenlijk voeren die voortvloeit uit de overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
Bij ministeriële regeling kan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, na overleg met Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, regels stellen ter bevordering van een goede uitvoering van dit hoofdstuk en artikel 40, alsmede met betrekking tot het verschaffen van inlichtingen aan door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ten behoeve van het verkrijgen van inzicht in de werking van dit hoofdstuk aan te wijzen instanties.
Hoofdstuk VIII. S&O-afdrachtvermindering
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
1 De S&O-afdrachtvermindering is van toepassing met betrekking tot werknemers die direct betrokken zijn bij werk dat bij S&O-verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering beloopt 40 percent van het loon dat door die werknemers in het kalenderjaar is genoten ter zake van bedoeld speur- en ontwikkelingswerk voor zover dat loon in totaal niet meer bedraagt dan € 90 756, en 13 percent van dat loon voor zover dat in totaal meer bedraagt dan € 90 756. Als loon bedoeld in de vorige volzin wordt in totaal niet meer in aanmerking genomen dan het bedrag dat in de S&O-verklaring is aangemerkt als ten hoogste in aanmerking te nemen loon. De S&O-afdrachtvermindering bedraagt over een kalenderjaar maximaal € 7 941 154 per inhoudingsplichtige dan wel, ingeval de inhoudingsplichtige, beoordeeld naar de op het tijdstip waarop hij om de S&O-verklaring verzoekt bekende feiten en omstandigheden, bij de aanvang van het tijdvak waarop het verzoek betrekking heeft deel uitmaakt van een fiscale eenheid, per fiscale eenheid. In het laatste geval bedraagt de afdrachtvermindering per inhoudingsplichtige ten hoogste het in de S&O-verklaring aangegeven deel van het maximum van € 7 941 154.
2 Indien de inhoudingsplichtige in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen inhoudingsplichtige was en voor die periode met betrekking tot ten hoogste twee kalenderjaren een S&O-verklaring is afgegeven, wordt het in het eerste lid vermelde percentage van 40 vervangen door 60. Een S&O-verklaring die is afgegeven voor een deel van een kalenderjaar wordt aangemerkt als een S&O-verklaring afgegeven met betrekking tot een heel kalenderjaar
5 De inhoudingsplichtige die deel uitmaakt van een fiscale eenheid en voor speur- en ontwikkelingswerk werknemers ter beschikking stelt van een onderneming binnen die fiscale eenheid, wordt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels als S&O-inhoudingsplichtige aangemerkt en wordt tevens geacht dat speur- en ontwikkelingswerk zelf te verrichten. De inhoudingsplichtige is gehouden voor zoveel nodig de bij deze wet opgelegde verplichtingen te doen uitvoeren door de onderneming ter beschikking waarvan de werknemers worden gesteld.
Terugwerkende kracht
1 De inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven, doet binnen vier maanden na afloop van het kalenderjaar aangifte van het in artikel 21, eerste lid, bedoelde loon, van het bedrag van de S&O-afdrachtvermindering en van de over het kalenderjaar toegepaste voorlopige S&O-afdrachtverminderingen.
3 Indien de S&O-verklaring wordt afgegeven na afloop van het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft, doet de inhoudingsplichtige binnen vier maanden na de dagtekening van de verklaring aangifte van het in het eerste lid bedoelde loon en van het bedrag van de S&O-afdrachtvermindering. De aangifte geldt als verzoek om teruggaaf en de inspecteur geeft het bedrag van de S&O-afdrachtvermindering terug bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4 Indien een S&O-verklaring is gewijzigd, treedt voor de toepassing van dit hoofdstuk de gewijzigde S&O-verklaring in de plaats van de eerdere S&O-verklaring en worden de nog toe te passen voorlopige S&O-afdrachtverminderingen zodanig aangepast dat over het kalenderjaar het totaal der voorlopige S&O-afdrachtverminderingen niet meer bedraagt dan het op de voet van artikel 21, eerste lid, ten hoogste te belopen bedrag aan S&O-afdrachtvermindering. Ingeval een zodanige aanpassing niet mogelijk is omdat het totaal der reeds toegepaste voorlopige S&O-afdrachtverminderingen meer bedraagt dan het ten hoogste te belopen bedrag aan S&O-afdrachtvermindering, doet de inhoudingsplichtige, vooruitlopend op de in het eerste lid bedoelde aangifte, onverwijld aangifte van die gegevens en draagt hij gelijktijdig het verschil op de aangifte af. Hetgeen op deze wijze is afgedragen wordt tevens vermeld in de in het eerste lid bedoelde aangifte en komt in mindering op het totaal der in die aangifte aangegeven voorlopige S&O-afdrachtverminderingen. Ingeval de inhoudingsplichtige op het tijdstip waarop hij kennis neemt van de gewijzigde verklaring reeds aangifte heeft gedaan als bedoeld in het eerste of het derde lid, en
a. het totaal der voorlopige S&O-afdrachtverminderingen vermeerderd met het door de inspecteur ingevolge het tweede lid, onderdeel b, of derde lid, teruggegeven bedrag en verminderd met de ingevolge het tweede lid, onderdeel a, afgedragen belasting meer bedraagt dan de S&O-afdrachtvermindering, doet hij van deze gegevens onverwijld aangifte en draagt hij gelijktijdig het verschil op de aangifte af;
b. het totaal der voorlopige S&O-afdrachtverminderingen vermeerderd met het door de inspecteur ingevolge het tweede lid, onderdeel b, of derde lid, teruggegeven bedrag en verminderd met de ingevolge het tweede lid, onderdeel a, afgedragen belasting minder bedraagt dan de S&O-afdrachtvermindering, doet hij van deze gegevens aangifte, geldt die aangifte als verzoek om teruggaaf en geeft de inspecteur het verschil terug bij voor bezwaar vatbare beschikking.
5 Indien een S&O-verklaring is ingetrokken, kan de inhoudingsplichtige geen S&O-afdrachtvermindering toepassen. Indien S&O-afdrachtvermindering of voorlopige S&O-afdrachtvermindering heeft plaatsgevonden, doet hij van deze gegevens onverwijld aangifte en draagt hij gelijktijdig de ten onrechte niet afgedragen belasting af.
7 De inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven houdt een overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen regels ingerichte administratie bij met betrekking tot het verrichte speur- en ontwikkelingswerk, de daarbij betrokken werknemers en het door hen ter zake genoten loon.
Teneinde zoveel mogelijk evenwicht te bereiken tussen de S&O-afdrachtverminderingen en het hiervoor in de rijksbegroting opgenomen bedrag, kunnen bij ministeriële regeling de in artikel 21, eerste lid, vermelde percentages met ingang van 1 januari van enig jaar worden verhoogd tot ten hoogste 47,5 respectievelijk 25, worden verlaagd, dan wel op nihil worden gesteld. Bij verlaging van de percentages wordt het in artikel 21, eerste lid, eerstvermelde percentage zo veel mogelijk ontzien. De nieuwe percentages gelden met betrekking tot loon dat wordt genoten op of na de dag waarop de wijziging in werking treedt, behoudens voor zover dat loon reeds is betrokken in een S&O-verklaring welke betrekking heeft op een periode die is aangevangen voor de dag waarop de wijziging in werking treedt.
1 Aan een S&O-inhoudingsplichtige die voornemens is in een kalenderjaar speur- en ontwikkelingswerk te verrichten geeft Onze Minister van Economische Zaken op verzoek een S&O-verklaring af. In de verklaring wordt vermeld dat het aangemelde werk is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. Voorts wordt in de verklaring vermeld het bedrag van het vermoedelijke beloop van het in dat kalenderjaar te genieten loon voor zover dat betrekking zal hebben op speur- en ontwikkelingswerk en welk gedeelte daarvan, gelet op het in artikel 22, eerste lid, bedoelde maximum ten hoogste in aanmerking kan worden genomen bij de toepassing van dat artikel. Indien de S&O-inhoudingsplichtige deel uitmaakt van een fiscale eenheid, wordt in de verklaring tevens vermeld welk deel van het op de fiscale eenheid betrekking hebbende bedrag van € 7 941 154, genoemd in artikel 21, eerste lid, wordt toegerekend aan de S&O-inhoudingsplichtige.
3 Een verzoek om een S&O-verklaring moet door een S&O-inhoudingsplichtige onderscheidenlijk een S&O-belastingplichtige worden ingediend uiterlijk vier weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar waarin het desbetreffende loon zal worden genoten onderscheidenlijk uiterlijk vier weken voor de aanvang van het kalenderhalfjaar waarin het speur- en ontwikkelingswerk door de S&O-belastingplichtige zal worden verricht. Een verzoek kan betrekking hebben op het eerste of het tweede kalenderhalfjaar, dan wel op een geheel kalenderjaar.
7 Een S&O-verklaring kan worden gewijzigd of ingetrokken indien blijkt dat te harer verkrijging verstrekte gegevens of bescheiden zodanig onjuist of onvolledig zijn dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest. Onjuistheid of onvolledigheid van gegevens of bescheiden die Onze Minister van Economische Zaken bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond opleveren voor wijziging of intrekking van een verklaring. Een S&O-verklaring kan tevens worden ingetrokken indien blijkt dat de in artikel 25 bedoelde administratie niet voldoet aan het bij of krachtens dat artikel bepaalde. De bevoegdheid tot het wijzigen of intrekken van een verklaring vervalt door verloop van vijf jaren na de dagtekening van de verklaring.
8 In afwijking van het derde lid onderscheidenlijk zesde lid kan bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken een latere datum worden vastgesteld waarop het verzoek uiterlijk moet zijn ingediend onderscheidenlijk de beslissing op het verzoek uiterlijk moet zijn gegeven. In samenhang daarmee kan de in artikel 23 bedoelde wijziging van percentages plaatsvinden na 1 januari, met terugwerkende kracht tot en met die datum.
De S&O-inhoudingsplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven houdt een overeenkomstig bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken vast te stellen regels ingerichte administratie bij met betrekking tot de aard en de inhoud van het verrichte speur- en ontwikkelingswerk en de uren welke de daarbij betrokken werknemers hebben besteed aan het speur- en ontwikkelingswerk. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de S&O-belastingplichtige aan wie een S&O-verklaring is afgegeven.
Hoofdstuk IX. Bestuurlijke boeten inzake speur- en ontwikkelingswerk
Indien over een kalenderjaar het totaal der voorlopige S&O-afdrachtverminderingen het bedrag van de S&O-afdrachtvermindering met twintig percent of meer overschrijdt, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur de inhoudingsplichtige een boete van ten hoogste € 4537 kan opleggen.
Indien het aan opzet of grove schuld van de inhoudingsplichtige is te wijten dat over een kalenderjaar het totaal der voorlopige S&O-afdrachtverminderingen het bedrag van de S&O-afdrachtvermindering met twintig percent of meer overschrijdt, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur de inhoudingsplichtige een boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van het verschil tussen het totaal der voorlopige S&O-afdrachtverminderingen en het bedrag van de S&O-afdrachtvermindering.
Indien het in artikel 27 en artikel 28 bedoelde verschil in belasting wordt nageheven, legt de inspecteur de in die artikelen bedoelde boeten op gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag. In andere gevallen vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van de boeten door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarop de S&O-afdrachtvermindering betrekking heeft.
Hoofdstuk XII. Overgangs- en slotbepalingen
Indien naar de regels van de wet zoals die luidden op 31 december 2002 een inhoudingsplichtige met betrekking tot een op die datum bij hem in dienstbetrekking zijnde werknemer de afdrachtvermindering langdurig werklozen geniet, blijft ten aanzien van die inhoudingsplichtige met betrekking tot die werknemer de met ingang van 1 januari 2003 vervallen regeling inzake de afdrachtvermindering langdurig werklozen doorlopen tot uiterlijk 1 januari 2007.
De Wet bevordering arbeidsinpassing wordt ingetrokken.
Artikel 35
[Vervallen per 01-01-2003]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel 41a
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
De Wet belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart 1995 wordt ingetrokken.
1 Met betrekking tot gevallen waarin een verrekeningsbijdrage zeevaart als bedoeld in artikel III van de Wet faciliteit voor de zeevaart zoals deze luidde op 31 december 1994, is ingehouden, blijven de bepalingen welke ingevolge de Wet belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart 1995 zijn vervallen, ingetrokken of gewijzigd, van kracht zoals deze luidden op 31 december 1994.
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
De Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk wordt ingetrokken.
Met betrekking tot gevallen waarin een S&O-vermindering heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat luidde op 31 december 1995, blijven de bepalingen van de hoofdstukken IVA en VIA van die wet en van de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk van kracht naar de tekst zoals die luidde op 31 december 1995.
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
1 Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën en na overleg met Onze Minister van Economische Zaken, voor 1 januari 2000 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 14, eerste lid, onderdeel d, in de praktijk.
2 Onze Minister zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in het jaar 2004 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de arbo-afdrachtvermindering alsmede van de willekeurige afschrijving arbo-bedrijfsmiddelen in de Wet inkomstenbelasting 2001 vergezeld van een oordeel over de afschaffing dan wel voortzetting van de regelingen.
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]