Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regulerende energiebelasting in te voeren met het oog op het verminderen van de uitstoot van kooldioxide en het bevorderen van energiebesparing;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
1 De in artikel 36c, tweede en derde lid, alsmede de in artikel 36j, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde hoeveelheidsgrenzen worden naar evenredigheid verlaagd indien de periode gelegen tussen het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet en het einde van de voor een verbruiker geldende verbruiksperiode korter is dan 12 maanden.
1 Ter zake van het bij het ingaan van 1 januari 1996 voorhanden hebben in een opslagplaats van halfzware olie, gasolie of vloeibaar gemaakt petroleumgas als bedoeld in artikel 36b, onderdelen a, b en c, van de Wet belastingen op milieugrondslag, wordt regulerende energiebelasting geheven, die voor halfzware olie en gasolie per 1000 L gelijk is aan f 28,20 respectievelijk f 28,40 en voor vloeibaar gemaakt petroleumgas per 1000 kilogram gelijk is aan f 33,60.
Onder het voorhanden hebben wordt mede begrepen het vervoer naar een opslagplaats.
2 Aan de regulerende energiebelasting, bedoeld in het eerste lid, zijn niet onderworpen halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas:
a. waarvoor het tijdstip waarop de regulerende energiebelasting, bedoeld in artikel 36i, eerste lid, onderdelen a, b en c, verschuldigd wordt, is gelegen op of na het in het eerste lid bedoelde tijdstip;
b. waarvoor een vrijstelling van accijns geldt.
Artikel IV is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de verhoging van de regulerende energiebelasting met ingang van 1 januari 1997.
Artikel VI
[Vervallen per 01-01-1998]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1996, mits het bij koninklijke boodschap van 14 september 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting (Kamerstukken II 1994/95, 24 344) (Stb. 1995, 664) tot wet wordt verheven en met ingang van 1 januari 1996 in werking treedt alsmede het bij koninklijke boodschap van 23 augustus 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen (Kamerstukken II 1994/95, 24 285) (Stb. 1995, 566) tot wet wordt verheven en het in dat wetsvoorstel opgenomen artikel III, onderdeel B, en de daarin genoemde algemene maatregel van bestuur eveneens met ingang van 1 januari 1996 in werking treden.