Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 5 oktober 1995, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/WV/95/2556;
Gelet op artikel 24, vierde lid, van de Werkloosheidswet, artikel 113, vijfde lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 35, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Gezien het advies van het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming van 20-9-1995 en het advies van de Commissie Sociale Voorzieningen van de Sociaal Economische Raad van 08-9-1995;
De Raad van State gehoord (advies van 2 november 1995, nr. W12.95.0540);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 november 1995, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/WV/95/5094;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
[Vervallen per 01-07-2015]
2 Niet als schoolverlater als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt aangemerkt de persoon die na het beëindigen van onderwijs of beroepsopleiding ter zake van arbeid verricht als werknemer, voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 17 van de Werkloosheidswet, of gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 26 weken zelfstandig in zijn bestaan heeft voorzien. De eerste zin is niet van toepassing indien die arbeid is verricht in het kader van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet.
Artikel 3
[Vervallen per 01-07-2015]
Of arbeid passend is wordt in ieder geval bepaald door:
a. de aard van de arbeid, in relatie tot de eerder verrichte arbeid, een eerder uitgeoefend beroep of opgedane werkervaring;
b. het opleidingsniveau van de persoon op wie dit besluit van toepassing is;
c. de reistijd naar en van het werk;
d. het geboden loon; en
e. het werkloosheidsrisico.
Artikel 4
[Vervallen per 01-07-2015]
Voor een schoolverlater wordt wat betreft de aard van de arbeid en het ervoor benodigde opleidingsniveau alle arbeid als passende arbeid aangemerkt, tenzij het loon minder bedraagt dan het wettelijk toegestane mininum.
Artikel 5
[Vervallen per 01-07-2015]
Voor een academicus, niet zijnde schoolverlater, wordt vanaf de aanvang van zijn werkloosheid arbeid waarvoor wetenschappelijk of hoger beroepsonderwijsniveau is vereist als passende arbeid aangemerkt.
Artikel 6
[Vervallen per 01-07-2015]
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.
Artikel 7
[Vervallen per 01-07-2015]
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit passende arbeid schoolverlaters en academici WW en ZW.