Regeling samenvoeging van scholen in het VO 1996

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 04-12-2024.
Geldend van 01-08-1996 t/m 30-12-2004

Regeling samenvoeging van scholen in het VO 1996

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet op artikel 85a, eerste lid, en artikel 89, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals gewijzigd door de Wet van 31 mei 1995 (Stb. 318), de artikelen IX en X van het Besluit van 18 juli 1995 (Stb 370) en artikel 3 van het Bekostigingsbesluit WVO;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De begripsbepalingen van het Formatiebesluit WVO zijn op deze regeling van toepassing.

Artikel 2. Berekeningsgrondslag en aanvullende personele vergoeding

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Op een samenvoeging met ingang van 1 augustus 1996 van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, hoger algemeen voortgezet onderwijs, middelbaar algemeen voorgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs, al dan niet in een scholengemeenschap met andere scholen, is de berekeningsbasis overgangsbudget en de aanvullende personele vergoeding genoemd in de bijlage behorende bij deze regeling van toepassing.

Artikel 3. Citeertitel

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling samenvoeging van scholen in het VO 1996.

De

staatssecretaris

van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

T. Netelenbos

Bijlage bij de Regeling samenvoeging van scholen in het VO 1996

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Berekeningsbasis voor de aanvullende vergoeding op grond van artikel 85a van de wet, bij samenvoegingen van scholen in het voortgezet onderwijs (met uitzondering van scholen voor middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs) op 1 augustus 1996, bestaande uit een:

  • overgangsbudget en

  • overgangsbudget en

I. Inleiding

Hierbij treft u de regeling aan inzake de aanvullende personele vergoeding bij samenvoeging die op 1 augustus 1996 plaatsvinden.

In verband met de gewijzigde bekostigingsgrondslag (invoering lump sum) per 1 augustus 1996 en de daarbij geldende decentrale arbeidsvoorwaarden zullen geen centrale arbeidsvoorwaardelijke regelingen meer van toepassing zijn bij samenvoegingen op 1-8-1996. Scholen dienen dit vanaf die datum zelf te regelen al dan niet op basis van in de CAO opgenomen bepalingen.

In onderdeel II worden enkele bekostigingstechnische aspecten genoemd waarop de school ingevolge artikel X van de regeling lump sum en decentralisatie rechtspositieregeling vwo-avo-vbo (Stb. 1995, 318) aanspraak kan maken en waarmee het overgangsbudget wordt berekend. De bekostiging ex artikel X en het overgangsbudget hebben tot doel opheffingen van betrekkingen als gevolg van de samenvoeging te voorkomen. nderdeel III wordt een extra voorziening geboden voor scholen die hun samenvoegingsaanvraag hadden ingediend voor 1 oktober 1994 in verband met een beoogde samenvoeging tot een scholengemeenschap (vwo)avo/vbo per 1 augustus 1995, welke samenvoeging moest worden uitgesteld tot 1 augustus 1996.

Deze scholen zullen in principe alle samenvoegingsafspraken grotendeels gebaseerd hebben op de regeling zoals deze geldt voor het schooljaar 1995/96. Teneinde te voorkomen dat in het totaal nieuwe afspraken moeten worden gemaakt ben ik bereid een deel van die voorziening alsnog toe te kennen. Deze voorziening wordt aangeduid met het begrip ‘bezemregeling’.

Waar in deze regeling wordt gesproken over gpl en fte wordt respectievelijk bedoeld de gemiddelde personeelslast en een full-time equivalent/formatieplaats.

II. Bekostigingsbasis en berekening overgangsformatie bij samenvoeging op 1 augustus 1996

II.1. Bekostigingsbasis

De vaststelling van het personele deel van het lump sum budget van een op 1 augustus 1996 door samenvoeging ontstane school of scholengemeenschap geschiedt ex artikel X van eerder genoemde regeling volgens de formule:

(A/B)*C+D waarbij:

A = som van de bij de samenvoeging betrokken scholen vastgestelde personele uitgaven 1994/95;

B = som van de bij de samenvoeging betrokken scholen vastgestelde fte-omvang 1994/95;

C = fte-omvang van de na samenvoeging ontstane school/scholengemeenschap volgens de op 1 augustus 1996 geldende berekeningssystematiek ingevolge hoofdstuk II van het Formatiebesluit WVO;

D = de op grond van onderdeel II.2 toegekende vergoeding voor de fte's voor nevenvestiging.

N.B. De uitkomst van ‘A/B’ zal worden aangepast aan ILC, ASM en dergelijke.

II.2. Vergoeding extra fte's in verband met een nevenvestiging

Indien aan een na samenvoeging ontstane scholengemeenschap voor vwo/havo/mavo/vbo ingevolge artikel 75, vijfde lid, van de wet een nevenvestiging is of wordt toegestaan, dan kan deze scholengemeenschap per nevenvestiging die voldoet aan de hierna genoemde voorwaarden beschikken over een aanvullende personele vergoeding t.b.v. 1 extra fte adjunct-directeur en 1 extra fte concierge.

Deze fte's worden in de schooljaren 1996/97 en 1997/98 bekostigd volgens de voor de nieuwe school geldende school-gpl en vanaf 1 augustus 1998 volgens de landelijke directie-gpl voor de schoolsoort waartoe de school behoort en landelijke gpl onderwijsondersteunend personeel.

Voorwaarden voor aanvullende vergoeding voor extra fte's

Een vergoeding voor extra formatie in verband met een nevenvestiging wordt verstrekt indien:

  • a. het aantal werkelijk schoolgaande leerlingen van de school of scholengemeenschap waaruit de nevenvestiging is ontstaan op 15 september 1995 ten minste 120 leerlingen was,

  • b. de nevenvestiging op ten minste 12 kilometer van de hoofdvestiging van de scholengemeenschap ligt, tenzij bij beschikking van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen hiervan is afgeweken in het geval dat het wervingsgebied van de nevenvestiging voor ten minste 30% van de leerlingen zich uitstrekt over een afstand van ten minste 15 kilometer van de hoofdvestiging van de scholengemeenschap,

  • c. binnen 12 kilometer van de nevenvestiging geen overig voortgezet onderwijs aansluitend op het basisonderwijs van de eigen richting (waaronder nevenvestigingen) aanwezig is, en

  • d. de bevoegde gezagsorganen die betrokken zijn bij de fusie waaruit de nevenvestiging is ontstaan, gezamenlijk hebben besloten tot de vorming van nevenvestiging.

De afstanden worden gemeten over de weg.

Beëindiging extra vergoeding

De vergoeding voor extra fte's in verband met een nevenvestiging vervalt met ingang van het schooljaar volgend op het schooljaar waarin het aantal leerlingen van de nevenvestiging op 1 oktober minder dan 120 was.

Toelichting aanvullende personele vergoeding voor extra fte's

In de Informatiebrochure ten behoeve van omzetting, splitsing, verplaatsing en nevenvestiging in het VBO, AVO en VWO, Uitgave 1995, is in het kader van artikel 75, vijfde lid, van de wet het beleid aangegeven met betrekking tot de vorming van nevenvestigingen in het schooljaar 1996-1997. Dit is verwoord in hoofdstuk 3 'Toetsingskader nevenvestigingen" van de brochure.

In genoemd kader zal allereerst worden beoordeeld of nevenvestigingen voor bekostiging in aanmerking komen. Is dat het geval dan zal vervolgens worden bezien of een vergoeding voor extra formatie kan worden toegekend. Op grond van de onderhavige regeling kan namelijk ten behoeve van een nevenvestiging een vergoeding voor extra formatie worden toegekend, indien de nevenvestiging voldoet aan de specifieke voorwaarden in verband met spreidingsnoodzaak (onderdeel 3.4 van hoofdstuk 3 van de brochure).

Om die reden zijn deze specifieke voorwaarden voor een vergoeding voor extra formatie tevens in onderhavige regeling opgenomen. Het verzoek om toekenning van een nevenvestiging ingevolge eerdergenoemde brochure wordt tevens beschouwd als een verzoek om vergoeding voor extra formatie ten behoeve van de desbetreffende nevenvestiging. Er behoeft derhalve geen afzonderlijke aanvraag te worden ingediend. Nadrukkelijk wordt erop gewezen dat de voorwaarden voor vergoeding voor extra formatie die onderdeel zijn van de onderhavige regeling, bepalend zijn voor het toekennen van deze aanvullende personele vergoeding.

II.3. Overgangsformatie

Het aantal formatieplaatsen dat op grond van het Formatiebesluit WVO aan de na samenvoeging ontstane school beschikbaar is (C als bedoeld in onderdeel II.1) en voorzover van toepassing verhoogd met de formatieplaatsen als bedoeld in onderdeel II.2, zal in veel gevallen niet gelijk zijn aan het normatieve totaal aantal formatieplaatsen dat aan de bij de samenvoeging betrokken scholen gezamenlijk beschikbaar zou zijn geweest volgens de per school geldende ratio's indien de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden (E).

Indien voor de na samenvoeging ontstane school C+D als bedoeld in onderdeel II.1 kleiner is dan E wordt het verschil gedurende de schooljaren 1996/97 en 1997/98 beschikbaar gesteld door dit verschil te vermenigvuldigen met de voor de nieuwe school voor die schooljaren geldende school-gpl.De overgangsformatie heeft tot doel ontslagen te voorkomen.

III. Bezemregeling

Uitsluitend indien een samenvoeging welke zou leiden tot een scholengemeenschap vwo/avo/vbo of avo/vbo is aangemeld voor 1 oktober 1994 met het oog op een samenvoeging per 1 augustus 1995, welke samenvoeging echter niet op die datum heeft kunnen plaatsvinden en uitsluitend indien deze alsnog op 1 augustus 1996 wordt gerealiseerd, kan de na samenvoeging ontstane school -naast het gestelde onder II- beschikken over de navolgende vergoeding:

  • a. in het schooljaar 1996/97 over een budget van f 60.000,-

  • b. in het schooljaar 1997/98 over een budget van f 30.000,-

Vervolgens kunnen deze scholengemeenschappen in het schooljaar 1998/99 beschikken over een budget gelijk aan de berekende overgangsformatie * de voor 1997/98 berekende school-gpl (zie onderdeel II.3).

Naast de vergoeding als hierboven aangegeven wordt terzijde nog opgemerkt dat deze scholen in het schooljaar 1994/95 ook de beschikking hebben gehad over de zogenaamde 0-jaarsfaciliteiten.

IV. Procedure

Om voor de vergoeding als bedoeld in deze regeling in aanmerking te komen behoeft het schoolbestuur geen (afzonderlijke) aanvraag in te dienen. De directie CFI/Forma van het ministerie voert de berekeningen uit en voegt -voor zover van toepassing- de budgetten als bedoeld onder II en III toe aan de voor de nieuwe school berekende lump-sum-bekostiging.