Bijlage bij de Regeling samenvoeging van scholen in het VO 1996
[Regeling vervallen per 31-12-2004]
Berekeningsbasis voor de aanvullende vergoeding op grond van artikel 85a van de wet,
bij samenvoegingen van scholen in het voortgezet onderwijs (met uitzondering van scholen
voor middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs) op 1
augustus 1996, bestaande uit een:
-
overgangsbudget en
-
overgangsbudget en
I. Inleiding
Hierbij treft u de regeling aan inzake de aanvullende personele vergoeding bij samenvoeging
die op 1 augustus 1996 plaatsvinden.
In verband met de gewijzigde bekostigingsgrondslag (invoering lump sum) per 1 augustus
1996 en de daarbij geldende decentrale arbeidsvoorwaarden zullen geen centrale arbeidsvoorwaardelijke
regelingen meer van toepassing zijn bij samenvoegingen op 1-8-1996. Scholen dienen
dit vanaf die datum zelf te regelen al dan niet op basis van in de CAO opgenomen bepalingen.
In onderdeel II worden enkele bekostigingstechnische aspecten genoemd waarop de school
ingevolge artikel X van de regeling lump sum en decentralisatie rechtspositieregeling
vwo-avo-vbo (Stb. 1995, 318) aanspraak kan maken en waarmee het overgangsbudget wordt
berekend. De bekostiging ex artikel X en het overgangsbudget hebben tot doel opheffingen
van betrekkingen als gevolg van de samenvoeging te voorkomen. nderdeel III wordt een
extra voorziening geboden voor scholen die hun samenvoegingsaanvraag hadden ingediend
voor 1 oktober 1994 in verband met een beoogde samenvoeging tot een scholengemeenschap
(vwo)avo/vbo per 1 augustus 1995, welke samenvoeging moest worden uitgesteld tot 1
augustus 1996.
Deze scholen zullen in principe alle samenvoegingsafspraken grotendeels gebaseerd
hebben op de regeling zoals deze geldt voor het schooljaar 1995/96. Teneinde te voorkomen
dat in het totaal nieuwe afspraken moeten worden gemaakt ben ik bereid een deel van
die voorziening alsnog toe te kennen. Deze voorziening wordt aangeduid met het begrip
‘bezemregeling’.
Waar in deze regeling wordt gesproken over gpl en fte wordt respectievelijk bedoeld
de gemiddelde personeelslast en een full-time equivalent/formatieplaats.
II. Bekostigingsbasis en berekening overgangsformatie bij samenvoeging op 1 augustus
1996
II.1. Bekostigingsbasis
De vaststelling van het personele deel van het lump sum budget van een op 1 augustus
1996 door samenvoeging ontstane school of scholengemeenschap geschiedt ex artikel
X van eerder genoemde regeling volgens de formule:
(A/B)*C+D waarbij:
A = som van de bij de samenvoeging betrokken scholen vastgestelde personele uitgaven
1994/95;
B = som van de bij de samenvoeging betrokken scholen vastgestelde fte-omvang 1994/95;
C = fte-omvang van de na samenvoeging ontstane school/scholengemeenschap volgens de
op 1 augustus 1996 geldende berekeningssystematiek ingevolge hoofdstuk II van het
Formatiebesluit WVO;
D = de op grond van onderdeel II.2 toegekende vergoeding voor de fte's voor nevenvestiging.
N.B. De uitkomst van ‘A/B’ zal worden aangepast aan ILC, ASM en dergelijke.
II.2. Vergoeding extra fte's in verband met een nevenvestiging
Indien aan een na samenvoeging ontstane scholengemeenschap voor vwo/havo/mavo/vbo
ingevolge artikel 75, vijfde lid, van de wet een nevenvestiging is of wordt toegestaan,
dan kan deze scholengemeenschap per nevenvestiging die voldoet aan de hierna genoemde
voorwaarden beschikken over een aanvullende personele vergoeding t.b.v. 1 extra fte
adjunct-directeur en 1 extra fte concierge.
Deze fte's worden in de schooljaren 1996/97 en 1997/98 bekostigd volgens de voor de
nieuwe school geldende school-gpl en vanaf 1 augustus 1998 volgens de landelijke directie-gpl
voor de schoolsoort waartoe de school behoort en landelijke gpl onderwijsondersteunend
personeel.
Voorwaarden voor aanvullende vergoeding voor extra fte's
Een vergoeding voor extra formatie in verband met een nevenvestiging wordt verstrekt
indien:
-
a. het aantal werkelijk schoolgaande leerlingen van de school of scholengemeenschap waaruit
de nevenvestiging is ontstaan op 15 september 1995 ten minste 120 leerlingen was,
-
b. de nevenvestiging op ten minste 12 kilometer van de hoofdvestiging van de scholengemeenschap
ligt, tenzij bij beschikking van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen
hiervan is afgeweken in het geval dat het wervingsgebied van de nevenvestiging voor
ten minste 30% van de leerlingen zich uitstrekt over een afstand van ten minste 15
kilometer van de hoofdvestiging van de scholengemeenschap,
-
c. binnen 12 kilometer van de nevenvestiging geen overig voortgezet onderwijs aansluitend
op het basisonderwijs van de eigen richting (waaronder nevenvestigingen) aanwezig
is, en
-
d. de bevoegde gezagsorganen die betrokken zijn bij de fusie waaruit de nevenvestiging
is ontstaan, gezamenlijk hebben besloten tot de vorming van nevenvestiging.
De afstanden worden gemeten over de weg.
Beëindiging extra vergoeding
De vergoeding voor extra fte's in verband met een nevenvestiging vervalt met ingang
van het schooljaar volgend op het schooljaar waarin het aantal leerlingen van de nevenvestiging
op 1 oktober minder dan 120 was.
Toelichting aanvullende personele vergoeding voor extra fte's
In de Informatiebrochure ten behoeve van omzetting, splitsing, verplaatsing en nevenvestiging
in het VBO, AVO en VWO, Uitgave 1995, is in het kader van artikel 75, vijfde lid,
van de wet het beleid aangegeven met betrekking tot de vorming van nevenvestigingen
in het schooljaar 1996-1997. Dit is verwoord in hoofdstuk 3 'Toetsingskader nevenvestigingen"
van de brochure.
In genoemd kader zal allereerst worden beoordeeld of nevenvestigingen voor bekostiging
in aanmerking komen. Is dat het geval dan zal vervolgens worden bezien of een vergoeding
voor extra formatie kan worden toegekend. Op grond van de onderhavige regeling kan
namelijk ten behoeve van een nevenvestiging een vergoeding voor extra formatie worden
toegekend, indien de nevenvestiging voldoet aan de specifieke voorwaarden in verband
met spreidingsnoodzaak (onderdeel 3.4 van hoofdstuk 3 van de brochure).
Om die reden zijn deze specifieke voorwaarden voor een vergoeding voor extra formatie
tevens in onderhavige regeling opgenomen. Het verzoek om toekenning van een nevenvestiging
ingevolge eerdergenoemde brochure wordt tevens beschouwd als een verzoek om vergoeding
voor extra formatie ten behoeve van de desbetreffende nevenvestiging. Er behoeft derhalve
geen afzonderlijke aanvraag te worden ingediend. Nadrukkelijk wordt erop gewezen dat
de voorwaarden voor vergoeding voor extra formatie die onderdeel zijn van de onderhavige
regeling, bepalend zijn voor het toekennen van deze aanvullende personele vergoeding.
II.3. Overgangsformatie
Het aantal formatieplaatsen dat op grond van het Formatiebesluit WVO aan de na samenvoeging
ontstane school beschikbaar is (C als bedoeld in onderdeel II.1) en voorzover van
toepassing verhoogd met de formatieplaatsen als bedoeld in onderdeel II.2, zal in
veel gevallen niet gelijk zijn aan het normatieve totaal aantal formatieplaatsen dat
aan de bij de samenvoeging betrokken scholen gezamenlijk beschikbaar zou zijn geweest
volgens de per school geldende ratio's indien de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden
(E).
Indien voor de na samenvoeging ontstane school C+D als bedoeld in onderdeel II.1 kleiner
is dan E wordt het verschil gedurende de schooljaren 1996/97 en 1997/98 beschikbaar
gesteld door dit verschil te vermenigvuldigen met de voor de nieuwe school voor die
schooljaren geldende school-gpl.De overgangsformatie heeft tot doel ontslagen te voorkomen.
III. Bezemregeling
Uitsluitend indien een samenvoeging welke zou leiden tot een scholengemeenschap vwo/avo/vbo
of avo/vbo is aangemeld voor 1 oktober 1994 met het oog op een samenvoeging per 1
augustus 1995, welke samenvoeging echter niet op die datum heeft kunnen plaatsvinden
en uitsluitend indien deze alsnog op 1 augustus 1996 wordt gerealiseerd, kan de na
samenvoeging ontstane school -naast het gestelde onder II- beschikken over de navolgende
vergoeding:
-
a. in het schooljaar 1996/97 over een budget van f 60.000,-
-
b. in het schooljaar 1997/98 over een budget van f 30.000,-
Vervolgens kunnen deze scholengemeenschappen in het schooljaar 1998/99 beschikken
over een budget gelijk aan de berekende overgangsformatie * de voor 1997/98 berekende
school-gpl (zie onderdeel II.3).
Naast de vergoeding als hierboven aangegeven wordt terzijde nog opgemerkt dat deze
scholen in het schooljaar 1994/95 ook de beschikking hebben gehad over de zogenaamde
0-jaarsfaciliteiten.
IV. Procedure
Om voor de vergoeding als bedoeld in deze regeling in aanmerking te komen behoeft
het schoolbestuur geen (afzonderlijke) aanvraag in te dienen. De directie CFI/Forma
van het ministerie voert de berekeningen uit en voegt -voor zover van toepassing-
de budgetten als bedoeld onder II en III toe aan de voor de nieuwe school berekende
lump-sum-bekostiging.