Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 februari 1995, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Nr. WBJA/95/0003;
Gelet op richtlijn nr. 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PbEG L 100);
Gelet op de artikelen 1, eerste lid, onderdelen a en b, 2, 3, eerste en tweede lid, 6, 12, derde lid, en 25a van de Wet op de gevaarlijke werktuigen;
De Raad van State gehoord (advies van 19 april 1995, kenmerk W12.95.0059);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 1995, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Nr. WBJA/W2/95/0867;
Hebben goedgevonden en verstaan: