Vaststelling van enige energieprogramma's

[Regeling vervallen per 11-06-2005.]
Geraadpleegd op 11-12-2024.
Geldend van 29-12-1995 t/m 10-06-2005

Ministeriële regeling, houdende vaststelling van enige energieprogramma's, de daarvoor beschikbare bedragen en de periodes in 1995 waarin aanvragen om subsidie met betrekking tot die programma's kunnen worden ingediend

De minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 5, eerste en tweede lid, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Als programma's als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's worden vastgesteld de programma's, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlagen 1 tot en met 9, onder A.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

  • 1 Voor ieder van de in de bijlagen 1 tot en met 9 opgenomen programma's, onderdelen daarvan en soorten projecten in het kader ervan, zijn de bedragen beschikbaar, die zijn opgenomen in de desbetreffende bijlagen, onder B.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in de desbetreffende bijlagen onder C opgenomen perioden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 april 1995

De

Minister

van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma agrarische sector 1995

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het programma Agrarische Sector is het verbeteren van de energie-efficiency met 26% in de periode 1989-2000. Om dit doel te bereiken, is voor de agrarische sector een aantal instrumenten beschikbaar, met name meerjarenafspraken (MJA's), de Subsidieregeling energiebesparings- en milieuadviezen (E&M), het Besluit subsidies energiebesparende technieken (BSET) en het onderhavige programma, dat in het kader van het Besluit subsidies energieprogramma's is gericht op de agrarische sector.

Het programma Agrarische Sector geeft ondersteuning aan de totstandkoming en uitvoering van (in voorbereiding zijnde) meerjarenafspraken in de agrarische sector. In 1993 is een meerjarenafspraak met Nederlandse glastuinbouw afgesloten. In 1994 is een intentieverklaring afgesloten met de bloembollensector. Tevens zijn verkennende gesprekken begonnen met branche-organisaties op het gebied van de veehouderij, champignon-sector en landbouwmechanisatie. Het programma is ingedeeld in zes onderdelen.

1. Tender Glastuinbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel wordt uitgevoerd in de vorm van een oproep voor het indienen van projectvoorstellen (tender). De aanvragen die aan de wettelijke voorschriften voldoen en passen binnen dit onderdeel, worden beoordeeld door een college van onafhankelijke deskundigen. De aanvragen worden gerangschikt aan de hand van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van dit programmaonderdeel.

Artikel 9 van het Besluit subsidies energieprogramma's is van toepassing.

Dit onderdeel richt zich op de verbetering van de energie-efficiency in de glastuinbouw door het bevorderen van energiebeheer en energiebesparende technische maatregelen en investeringen. De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheidsprojecten, ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten (uitsluitend bij tuinders), demonstratie-, kennisoverdracht- en/of marktintroductieprojecten. In het kader van dit onderdeel worden met name projecten ondersteund die gericht zijn op een commerciële toepassing op korte termijn van technieken die een aanwijsbare verbetering van de energie-efficiency te zien geven.

Het gaat hier ondermeer om projecten voor de produktieglastuinbouw met betrekking tot:

  • -

    energieregistratie en bedrijfsvergelijking;

  • -

    ontwikkelen en uitvoeren van energiebesparingsplannen;

  • -

    klimaatregelingen en warmte-opwekking;

  • -

    hergebruik van warmte;

  • -

    warmteopslag;

  • -

    warmtedistributie;

  • -

    warmteverdeling;

  • -

    warmtebenutting.

Dit onderdeel streeft naar een energiebewustere bedrijfsvoering en op een hogere penetratiegraad van (bijna) financieel en technisch haalbare opties zoals condensors, isolatie, verbeterde ligging van verwarmingsnetten, (energie)schermen, warmtekracht.

Voor haalbaarheidsprojecten, praktijkexperimenten en kennisoverdrachtprojecten geldt een subsidiepercentage van maximaal 60% van de projectkosten.

In het kader van dit onderdeel kan per project maximaal f 150.000,- subsidie worden verleend.

2. Tender veehouderij

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel wordt uitgevoerd in de vorm van een oproep voor het indienen van projectvoorstellen (tender). De aanvragen die aan de wettelijke voorschriften voldoen en passen binnen dit onderdeel, worden beoordeeld door een college van onafhankelijke deskundigen. De aanvragen worden gerangschikt aan de hand van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van dit programmaonderdeel.

Artikel 9 van het Besluit subsidies energieprogramma's is van toepassing.

Dit onderdeel richt zich op de verbetering van de energie-efficiency en op energiezuinige maatregelen voor milieuproblemen in de veehouderij door het bevorderen van energiebeheer en energiebesparende technische maatregelen en investeringen.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheidsprojecten, ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten (uitsluitend bij tuinders), demonstratie-, kennisoverdracht- en/of marktintroductieprojecten. In het kader van dit onderdeel worden met name projecten ondersteund die gericht zijn op een commerciële toepassing op korte termijn van technieken die een aanwijsbare verbetering van de energie-efficiency te zien geven. Het gaat hier ondermeer om projecten voor de veehouderij met betrekking tot:

  • -

    energieregistratie en bedrijfsvergelijking;

  • -

    ontwikkelen en uitvoeren van energiebesparingsplannen;

  • -

    ventilatie en koeling;

  • -

    verwarming;

  • -

    energiezuinige milieumaatregelen;

  • -

    restwarmtebenutting.

Dit onderdeel streeft naar een energiebewustere bedrijfsvoering en een hogere penetratiegraad van (bijna) economisch en technisch haalbare opties zoals natuurlijke ventilatie, geavanceerde klimaatregelingen (o.a. CO2-regeling), grondbuizen, isolatie, warmtewisselaars, mestverwerking.

Voor haalbaarheidsprojecten, praktijkexperimenten en kennisoverdrachtprojecten geldt een subsidiepercentage van maximaal 60% van de projectkosten.

In het kader van dit onderdeel kan per project maximaal f 75.000,- subsidie worden verleend.

3. Tender akkerbouw en overige tuinbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel wordt uitgevoerd in de vorm van een oproep voor het indienen van projectvoorstellen (tender). De aanvragen die aan de wettelijke voorschriften voldoen en passen binnen dit onderdeel, worden beoordeeld door een college van onafhankelijke deskundigen. De aanvragen worden gerangschikt aan de hand van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van dit programmaonderdeel.

Artikel 9 van het Besluit subsidies energieprogramma's is van toepassing.

Dit onderdeel richt zich op de verbetering van de energie-efficiency in de akkerbouw, het loonwerk en overige tuinbouw door het bevorderen van energiebeheer en energiebesparende technische maatregelen en investeringen.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheidsprojecten, ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten (uitsluitend bij tuinders), demonstratie-, kennisoverdracht- en/of marktintroductieprojecten. In het kader van dit onderdeel worden met name projecten ondersteund die gericht zijn op een commerciële toepassing op korte termijn van technieken die een aanwijsbare verbetering van de energie-efficiency te zien geven.

Het gaat hier ondermeer om projecten voor de akkerbouw en overige tuinbouw met betrekking tot:

  • -

    energieregistratie en bedrijfsvergelijking;

  • -

    ontwikkelen en uitvoeren van energiebesparingsplannen;

  • -

    drogen, koelen/verwarmen, bewaren van produkten;

  • -

    verwarming, koeling en ventilatie;

  • -

    mechanisatie.

Dit onderdeel streeft naar een energiebewustere bedrijfsvoering en een hogere penetratiegraad van (bijna) economisch en technisch haalbare opties zoals: energiebewuster ondernemerschap, werken met energiezuinigere trekker/werktuigcombinaties, natuurlijke ventilatie, grondbuizen, klimaatregelingen, HR/VR verwarmingsketels, warmtewisselaars, condensors, isolatie, verbeterde ligging van verwarmingsnetten, (energie)schermen, warmte/kracht.

Voor haalbaarheidsprojecten, praktijkexperimenten en kennisoverdrachtprojecten geldt een subsidiepercentage van maximaal 60% van de projectkosten.

In het kader van dit onderdeel kan per project maximaal f 75.000,- subsidie worden verleend.

4. Glastuinbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich overeenkomstig de MJA op een energie-efficiency verbetering van 50% in de periode tussen 1980 en 2000; tevens wordt gestreefd naar een energie-efficiency verbetering van 30% voor de periode tussen 1989 en 2000. In het kader van de meerjarenafspraak met het Nederlandse glastuinbouwbedrijfsleven is een tussendoelstelling van 40% voor 1980-1995 overeengekomen.

Energiebesparing wordt nagestreefd door een verbetering van de bewustwording van de noodzaak van en een draagvlak voor een energiezuinige bedrijfsvoering, de stimulering van de toepassing van energiebesparende maatregelen voor energie-efficiency- en rendementsverbetering, en het stimuleren van onderzoek naar, ontwikkeling, demonstratie en marktintroductie van een verbeterd energiebeheer en nieuwe energiezuinige produktiesystemen, bedrijfsuitrusting en kassen met in achtneming van milieutechnische randvoorwaarden.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    onderzoeks-, kennisoverdracht-, demonstratie- en marktintroductieprojecten gericht op de toepassing van nu reeds economisch en technisch haalbare opties, zoals condensors, (ketel)isolatie, ketel en leidingen, ketelregeling, ligging van verwarmingsnet, warmtebuffers;

  • -

    demonstratie van en praktijkexperimenten met klimaat- en/of energieschermen;

  • -

    ontwikkeling van, praktijkexperimenten met en demonstratie van energiezuinige verwarmingssystemen, warmte-opslag in combinatie met CO2-voorziening, toepassing zuiver CO2;

  • -

    ontwikkeling van en praktijkexperimenten met economisch haalbare warmtepompen en alternatieve kasomhullingen;

  • -

    haalbaarheid, onderzoek en ontwikkeling van nieuwe opties voor specifieke toepassingen in de glastuinbouw. Het onderzoek dient zowel op de verbetering van de financiële als technische haalbaarheid gericht te zijn. Als opties komen binnen het toepassingsgebied van de glastuinbouw ondermeer energie-opslag in aquifers, stort- of biogas, zuinige assimilatie-belichting en energiezuinige rassen in aanmerking;

  • -

    haalbaarheid, ontwikkeling, demonstratie en marktintroductie van afval- en restwarmte, zo mogelijk in combinatie met CO2-voorziening;

  • -

    haalbaarheid van, praktijkexperimenten met, demonstratie en marktintroductie van energiezuinige warmtekrachtinstallaties en rookgasbehandeling;

  • -

    haalbaarheid, onderzoek, ontwikkeling, praktijkexperimenten, demonstratie en kennisoverdracht van energie-efficiënte teeltsystemen en kasklimaatsystemen en -regelingen;

  • -

    kennisoverdracht en marktintroductie van energiezuinige milieutechnologieën;

  • -

    ontwikkeling van voorlichtingsmateriaal en uitvoering van voorlichtingsacties op het gebied van energiebesparing.

5. Veehouderij

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op een energie-efficiency verbetering van 26% tussen 1989 en 2000 en het verminderen van de groei van het energiegebruik als gevolg van toepassing van een aantal nieuwe energie-intensieve milieutechnologieën, door middel van het bevorderen van de kennis en toepassing van energiebesparingstechnieken en energiezuinige processen voor mestbehandeling, bestrijding van ammoniakemissie en andere schadelijke emissies binnen de veehouderij.

De veehouderij is ingedeeld in varkenshouderij, pluimveehouderij en rundveehouderij. Er wordt naar gestreefd om met de veehouderij meerjarenafspraken te maken. Primair staat het belang, dat de te ondersteunen projecten bijdragen aan vernieuwingen die een aanmerkelijk effect hebben op energiegebruik en verbetering van het milieu, en daarmee bijdragen aan het behalen van de beleidsdoelstelling.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    ontwikkeling van, praktijkexperimenten met, kennisoverdracht en marktintroductie van nieuwe en innovatieve energiezuinige (natuurlijke) ventilatiesystemen en regelingen in de intensieve veehouderij;

  • -

    ontwikkeling van, praktijkexperimenten met, demonstratie en kennisoverdracht van energie-efficiënte verwarmingssystemen in de zeugen-, vleeskuiken- en kalverhouderij;

  • -

    ontwikkelen en demonstreren van grotere toepassingsmogelijkheden van restwarmte die vrijkomt bij de koeling van melk;

  • -

    ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal en uitvoeren van voorlichtingsacties op het gebied van energiebesparing;

  • -

    ontwikkelen, demonstreren en introduceren van energie-efficiënte (decentrale) mestverwerkingsconcepten en (brongerichte) technieken voor de reductie van ammoniak-emissie en andere schadelijke emissies.

6. Overige agrarische sectoren

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op het verbeteren van de energie-efficiency met 26% tussen 1989 en 2000 en oplossing van milieugerelateerde problematiek binnen de overige agrarische sectoren. De overige agrarische sectoren betreffen met name de bloembollenteelt, paddestoelenteelt, loonwerk en de akkerbouw.

Projecten komen voor ondersteuning in aanmerking indien ze behoren tot een van de bovengenoemde sectoren, aantoonbare energiebesparingsmogelijkheden hebben én indien er een directe relatie bestaat met een bestaande of in voorbereiding zijnde meerjarenafspraak. Primair staat het belang, dat te ondersteunen projecten bijdragen aan vernieuwingen die een aanmerkelijk effect op het energiebeheer van de ondernemers, energiegebruik, energiebesparende investeringen en verbetering van het milieu hebben, en daarmee bijdragen aan het behalen van de bovengenoemde doelstelling.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking zijn:

  • -

    onderzoek naar en ontwikkeling, demonstratie en kennisoverdracht van energiebesparingsmogelijkheden bij landbouwtrekkers, zelfrijdende machines, trekker/werktuig-combinaties, mechanisatie en transport;

  • -

    onderzoek naar en ontwikkeling, demonstratie en kennisoverdracht van energiebesparingsmogelijkheden bij de teelt, trekkerij, broeierij en bewaring van bloembollen en -knollen;

  • -

    onderzoek naar en ontwikkeling, demonstratie en kennisoverdracht van energiebesparingsmogelijkheden bij de champignonteelt en de compostbereiding voor de champignonteelt;

  • -

    ontwikkeling, demonstratie en kennisoverdracht gericht op transport, droging, koeling en bewaring van onbewerkte land- en tuinbouwprodukten;

  • -

    onderzoek naar en ontwikkeling, demonstratie en kennisoverdracht van duurzame energie met specifieke toepassing in de overige agrarische sectoren;

  • -

    ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal en uitvoeren van voorlichtingsacties op het gebied van energiebesparing.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de nieuwheid en oorspronkelijkheid van het project en de hoeveelheid relevante informatie die met het project aan de bestaande kennis wordt toegevoegd;

  • c. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • d. de bijdrage van het project aan de realisatie van de doelstellingen van een bestaande of in voorbereiding zijnde meerjarenafspraak;

  • e. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • f. de milieuverdienste van het project;

  • g. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;

  • i. de mate waarin relevante kennisoverdracht mogelijk is.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

Ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht, zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast de inschatting van de technisch en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten kunnen slechts voor een subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel-economische haalbaarheid voldoende is aangetoond.

Ad b. Onder het nieuwheidscriterium wordt in onderhavig programma verstaan:

  • -

    het toepassen van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën;

Er dient sprake te zijn van voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.

Ad c. De projectkosten bij demonstratie- en marktintroductieprojecten worden getoetst aan de energie- en milieuverdienste. Hiertoe worden beoordeeld de projectkosten in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ).

Ad d. Projecten worden mede beoordeeld aan de hand van de stand van zaken in de MJA en de behoefte in de betreffende sector aan de resultaten.

Ad e. Een project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin het toepasbaar is in de markt en de mate waarin herhalingspotentieel met betrekking tot de betreffende technologische toepassing aanwezig is.

Ad h. Er wordt belang gehecht aan technieken, apparaten en systemen die voor het totaal van investerings- en exploitatiekosten substantieel gunstiger zijn dan een referentietechniek.

Aan de doelstelling van de onderdelen 1, 2 en 3 kunnen met name bijdragen:

  • -

    voorlichtende instanties;

  • -

    praktijk/cursusonderwijs;

  • -

    (regionale) branche-organisaties;

  • -

    verenigingen voor bedrijfsontwikkeling (zogenaamde 'studieclubs');

  • -

    toeleverende industrie;

  • -

    ontwerp- en adviesbureaus;

  • -

    installatiebedrijven.

Tevens zijn deze onderdelen bedoeld voor respectievelijk glastuinders, veehouders en overige agrarische ondernemers, echter uitsluitend indien zij met voornoemde doelgroepen of met instellingen voor praktijkgericht onderzoek een aanvraag indienen.

Aan de doelstelling van onderdeel 4. kunnen met name bijdragen (intermediaire) bedrijven en organisaties binnen deze sector, zoals:

  • -

    overkoepelende en regionale stands- en vakorganisaties en individuele bedrijven;

  • -

    instellingen voor (praktijkgericht) onderzoek, voorlichting en onderwijs;

  • -

    installateurs, kassenbouwers, leveranciers en fabrikanten van bedrijfsuitrusting en kassen, alsmede van onderdelen;

  • -

    – adviesbureaus.

Aan de doelstelling van onderdeel 5. kunnen met name bijdragen (intermediaire) bedrijven en organisaties binnen deze sector, zoals:

  • -

    overkoepelende en regionale stands- en vakorganisaties en individuele bedrijven;

  • -

    instellingen voor (praktijkgericht) onderzoek, voorlichting en onderwijs;

  • -

    installateurs, stallenbouwers, leveranciers en fabrikanten van trekkers, werktuigen, bedrijfsuitrusting en stallen, alsmede van onderdelen;

  • -

    adviesbureaus.

Aan de doelstelling van onderdeel 6. kunnen met name bijdragen (intermediaire) bedrijven en organisaties binnen deze sectoren, zoals:

  • -

    overkoepelende en regionale stands- en vakorganisaties en individuele bedrijven;

  • -

    instellingen voor (praktijkgericht) onderzoek, voorlichting en onderwijs;

  • -

    installateurs, kassen-, schuren-, werkplaats- en bewaarplaatsbouwers, leveranciers en fabrikanten van trekkers, werktuigen, bedrijfsuitrusting, bewaarplaatsen, werkplaatsen kassen en stallen, alsmede van onderdelen;

  • -

    adviesbureaus.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1995 ontvangen aanvragen bedraagt met betrekking tot:

  • -

    onderdeel 1: f 1.200.000,-;

  • -

    onderdeel 2: f 500.000,-;

  • -

    onderdeel 3: f 400.000,-;

  • -

    de overige onderdelen tezamen: f 4.200.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot de onderdelen 1, 2 en 3 (tenders) moeten zijn ontvangen in de periode van 1 april 1995 tot en met 19 mei 1995. Aanvragen met betrekking tot de overige onderdelen van het programma Agrarische Sector moeten zijn ontvangen in de periode van 1 april 1995 tot en met 30 november 1995.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem

Postbus 17

6130 AA Sittard

tel. 046-595325

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma Rationeel Energiegebruik in Verkeer en Vervoer 1995 (REV)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het REV-programma is het leveren van een bijdrage aan het energiebesparingsbeleid van de overheid, zoals verwoord in de Vervolgnota Energiebesparing, voor wat betreft de sector Verkeer en Vervoer op het gebied van technologische ontwikkeling, innovatie en gedragsverandering.

Het programma is ingedeeld in twee onderdelen:

1.Technologie ontwikkeling

A. Ontwikkeling van zuinige transportmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op het bevorderen van industrieel onderzoek en industriële ontwikkeling in Nederland met betrekking tot verhoging van de energie-efficiency van wegvoertuigen.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een bijdrage in aanmerking komen, zijn onderzoek- en ontwikkelingsprojecten die mede gefinancierd worden door de industrie en die betrekking hebben op:

  • -

    verhoging van het energetisch rendement van Diesel- en Otto-motoren binnen de randvoorwaarden van de Europese emissie-eisen;

  • -

    ontwikkeling van systemen bestaande uit een vorm van continu variabele transmissie en regeling ter optimalisatie van het energetisch rendement van de gehele aandrijflijn;

  • -

    voortzetting van reeds eerder in het kader van het REV-programma ondersteunde ontwikkeling van een vliegwielsysteem;

  • -

    haalbaarheidsonderzoeken en industrieel onderzoek gericht op vermindering van het eigen gewicht van auto's, vrachtwagens en bussen ter verhoging van de energie-efficiency.

B. Ontwikkelen van toepassingen van LPG als brandstof

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op verbreding van het pakket energiedragers in het wegtransport, voornamelijk LPG. Hiermee wordt beoogd een bijdrage te leveren aan diversificatie van motorbrandstoffen en vermindering van de milieubelasting in combinatie met een zo hoog mogelijke energetische efficiency.

De voornaamste projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot de toepassing van LPG met elektronische inspuit- en regeltechnieken, resulterend in praktijkproeven, reeds eerder in het kader van het REV-programma ondersteund;

  • -

    onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van efficiënter gebruik van LPG in Otto-motoren door aanpassing van bestaande typen motoren, resulterend in praktijkproeven, reeds eerder in het kader van het REV-programma ondersteund;

  • -

    verkennend onderzoek naar de mogelijkheden van toepassing van LPG in omgebouwde dieselmotoren voor lichte en zware bestelauto's en vrachtauto's;

  • -

    onderzoek naar toepassingsmogelijkheden van brandstofcellen in elektrische voertuigen, reeds eerder in het kader van het REV-programma ondersteund.

2. Efficiënt gebruik van transportmiddelen

A. Efficiënt goederenvervoer

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit programma-onderdeel richt zich op verbetering van de efficiency van het goederenvervoer. Belangrijke sturingselementen hierin zijn het aantal ritkilometers van het vervoer over de weg, de beladingsgraad en het energiegebruik per tonkilometer.

Dit onderdeel van het REV-programma sluit aan bij het project IMAGO, waarin Rijksoverheid en sectoren in het goederenvervoer samenwerken om milieuhinder en energiegebruik van het goederenvervoer te verminderen. Projecten die vanuit REV ondersteund worden, dienen een voorbeeldfunctie voor IMAGO te vervullen.

In aanmerking voor een bijdrage komen projecten die een verbeterde efficiency van het goederenvervoer tot rechtstreeks gevolg hebben. Dit gevolg dient in het project aangetoond te worden. Bijdragen voor projecten kunnen aangevraagd worden door bedrijven uit het beroepsgoederenvervoer, eigen vervoer of het verladend bedrijfsleven. Ook branche-organisaties die deze bedrijven vertegenwoordigen, kunnen voor een bijdrage in aanmerking komen.

B. Gedragsbeïnvloeding

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel is er op gericht om via een planmatige en resultaatgerichte aanpak automobilisten, beroepschauffeurs en vervoerondernemers te motiveren tot het energie- en milieubewust aanschaffen en gebruiken van personenauto's, bestel- en vrachtwagens en bussen. Projecten dienen zoveel mogelijk te worden uitgevoerd in samenwerking met belangrijke intermediairen (branche- en koepelorganisaties).

De voornaamste projecten die in 1995 voor subsidie in aanmerking komen, zijn kennisoverdrachtsprojecten die betrekking hebben op:

  • -

    communicatieve activiteiten, met name van intermediaire organisaties in de sector verkeer en vervoer, die worden aangevuld c.q. uitgebreid met het thema Koop Zuinig, Rij Zuinig;

  • -

    aanvullen en integreren van Koop Zuinig, Rij Zuinig-aspecten in theorie- en examen-delen van rij-opleidingen;

  • -

    communicatie betreffende brandstofverbruik, via de ANWB-advieslijn en massamediale voorlichting;

  • -

    continuering c.q. afronding van het in 1993 opgezette project 'Adviseurs Verkeersveiligheid, Energie en Milieu' (AVEM);

  • -

    het aanvullen en integreren van Koop Zuinig, Rij Zuinig-aspecten in bestaande cursussen voor bestelwagen-, vrachtwagen- en buschauffeurs;

  • -

    het aanvullen van energie- en milieu-aspecten van Koop Zuinig, Rij zuinig-aspecten in milieu-zorgsystemen en of bedrijfsvervoersplannen;

  • -

    het invoeren van energiezuinig rijden bij bedrijfswagens via proefprojecten, voornamelijk via de introductie van een bonus/malus-systeem en feedbacksystemen.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject, van de aanvrager of van anderen;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de doelstelling van het programma;

  • f. de mate van betrokkenheid van de industrie of organisaties van eindgebruikers;

  • g. de relevantie voor technologische clusters in Nederland;

  • h. de nieuwheid van het project;

  • i. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • j. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

Ad a. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

Ad b. Bij de beoordeling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met de mate waarin het project bijdraagt aan een verbetering van de huidige situatie op het gebied van emissies.

Ad d. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat doublures worden vermeden.

Ad f. Bij de introductie van nieuwe technieken is het van belang dat er in een vroeg stadium betrokkenheid is van de industrie of organisaties van eindgebruikers. De voorkeur wordt dan ook gegeven aan projecten met een wezenlijke betrokkenheid van de industrie of organisaties van eindgebruikers, zowel inhoudelijk als financieel.

Ad g. Bij de beoordeling gaat de voorkeur uit naar projecten die worden ondernomen door samenwerkingsverbanden van industrie, afnemers, onderzoekinstellingen, ontwikkelbedrijven.

Ad h. Onder het nieuwheidscriterium wordt in dit programma verstaan:

  • -

    het toepassen van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën.

Er dient sprake te zijn van voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.

Ad i. Een project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin het toepasbaar is in de markt, en de mate waarin herhalingspotentieel met betrekking tot de betreffende technologische toepassing aanwezig is.

Ad j. Naast de bereidheid van de aanvrager tot het schrijven van een artikel, het organiseren van een workshop of het openstellen van een installatie voor bezoek van derden, wordt hierbij met name aandacht besteed aan de participatie van relevante partijen in het project.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen:

  • -

    fabrikanten van transportmiddelen;

  • -

    fabrikanten van componenten en systemen voor transportmiddelen;

  • -

    organisaties op het gebied van verkeer en vervoer;

  • -

    vervoerbedrijven;

  • -

    instellingen voor onderzoek en hoger of wetenschappelijk onderwijs.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1995 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Rationeel Gebruik van Energie in Verkeer en Vervoer bedraagt

  • -

    voor onderdeel 1A f 2.100.000,—

  • -

    voor onderdeel 1B f 1.600.000,—

  • -

    voor onderdeel 2A f 1.300.000,—

  • -

    voor onderdeel 2B f 420.000,—.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Rationeel Gebruik van Energie in Verkeer en Vervoer moeten zijn ontvangen in de periode 1 april 1995 tot en met 30 november 1995.

Nadere informatie is te verkrijgen bij:

Novem

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

tel. 030 - 363493.

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Nationaal onderzoekprogramma zonne-energie thermische conversie 1995 (NOZ-TH)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het hoofddoel van het NOZ-th is de verbetering van de prijsprestatieverhouding van zonneboilersystemen ultimo 1997 met tenminste 40% t.o.v. prijsniveau 1991 en bevordering van de marktintroductie van zonneboilers, gericht op de in de Vervolgnota Energiebesparing geformuleerde doelstelling van 300.000 zonneboilers in 2010. Daarnaast richt het zich in beperkte mate op het onderzoeken, ontwikkelen en demonstreren van overige toepassingen van thermische zonne-energie.

Met bedrijven in de zonneboilerbranche en een aantal energiedistributiebedrijven is een meerjarenafspraak getekend over de wijze waarop zij bijdragen aan de eerder genoemde doelstellingen. In het programma kunnen projecten worden ondersteund die aantoonbaar gericht zijn op deze doelstellingen.

De voornaamste projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    projecten gericht op het ontwikkelen van materialen en componenten om kostprijsreductie van thermische zonne-energie-toepassingen mogelijk te maken. Daarbij valt te denken aan: kunststofmaterialen, regelsystemen en pompen;

  • -

    haalbaarheids-, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten en demonstratieprojecten voor de ontwikkeling van een goedkope zonneboiler. Daarbij valt te denken aan: compacte voorverwarmers en koppeling van zonne-energie-systemen aan gasgestookte voorraadtoestellen. Het gaat hierbij voornamelijk om een voortzetting van reeds eerder door Novem ondersteunde ontwikkelingen;

  • -

    praktijkexperimenten en demonstratieprojecten voor verificatie van geavanceerde thermische zonne-energietoepassingen;

  • -

    marktintroductie- en kennisoverdrachtprojecten ter ondersteuning van marktintroductie van nieuw ontwikkelde produkten. Het gaat hierbij om ondersteuning van met name produkten die in een ontwikkelingsfase door Novem zijn ondersteund en activiteiten die zich richten op de toepassing van zonne-energie in het algemeen. De projecten dienen aan te sluiten bij de marktintroductie-activiteiten van Novem;

  • -

    kennisoverdrachtprojecten ter ondersteuning van de toepassing van zonneboilers op grote schaal in de nieuwbouw. Deze projecten dienen aan te sluiten op de doelstellingen van het programma en de bovengenoemde meerjarenafspraak.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin een project aansluit bij een aanwezig innovatietraject, van de aanvrager of van anderen;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • f. de nieuwheid van het project;

  • g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;

  • i. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op de bovengenoemde aspecten:

Ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans te gering wordt geacht, zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt naast de technische en financieel/economische haalbaarheid tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard.

Bedrijven in de zonneboilerbranche zullen in het kader van de eerder genoemde meerjarenafspraak een ontwikkelplan opstellen over de periode die tenminste de looptijd van de meerjarenafspraak beslaat. Dit ontwikkelplan wordt gebruikt bij de beoordeling van de slaagkans van een project van een bedrijf in de zonneboilerbranche.

Ad g. Een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht in de markttoepassing of het herhalingspotentieel van het specifieke project of produkt.

Ad h. Bij zonneboilersystemen wordt de prijs/prestatieverbetering zoals overeengekomen in genoemde meerjarenafspraak als criterium gehanteerd.

Bij geavanceerde thermische zonne-energie toepassingen wordt er belang aan gehecht dat het totaal van investerings- en exploitatiekosten substantieel gunstiger is dan bij een referentiesysteem.

Aan de doelstellingen van het programma kunnen met name bijdragen bedrijven en instellingen die initiatieven wensen te nemen om thermische zonne-energiesystemen te ontwikkelen en/of toe te passen. Hierbij gaat het vooral om:

  • -

    fabrikanten;

  • -

    ingenieurs- en adviesbureaus;

  • -

    instellingen voor onderzoek en hoger of wetenschapelijk onderwijs;

  • -

    installateurs;

  • -

    beheerders van gebouwen en woningen;

  • -

    energiedistributiebedrijven.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1995 ontvangen aanvragen voor het Nationaal Onderzoekprogramma Zonne-energie Thermische Conversie bedraagt f 2.100.000,—.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het Nationaal Onderzoekprogramma Zonne-energie Thermische Conversie 1995 moeten zijn ontvangen in de periode 1 april 1995 tot en met 30 november 1995.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

Tel. 030-363444

Bijlage 4

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Nationaal onderzoekprogramma zonne-energie fotovoltaïsche conversie 1995

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het Nationaal onderzoekprogramma zonne-energie fotovoltaïsche conversie (NOZ-PV) is het scheppen van voorwaarden voor de inpassing van zonnecellen in de Nederlandse energievoorziening van de 21e eeuw, met als belangrijke voorwaarden: een solide industrieel draagvlak, opschaling van de PV-technologie, daling van de kostprijs, een gezonde markt voor autonome PV-systemen in en buiten Nederland, een verbreed maatschappelijk draagvlak, en kennis van de actoren en factoren bij de toepassing van PV in de gebouwde omgeving.

Het programma is ingedeeld in drie onderdelen:

1. Cellen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op:

  • -

    onderzoek en ontwikkeling van cellen op basis van semi-kristallijn silicium gericht op rendementsverbetering en kostprijsreductie van industrieel te produceren cellen;

  • -

    onderzoek aan cellen op basis van concepten gericht op lage kosten op middellange termijn. Hieronder valt onderzoek aan cellen op basis van amorf silicium gericht op verbetering van het gestabiliseerde rendement en verbeterde produktiemethoden, vooronderzoek aan alternatieve dunne-film technologieën en onderzoek aan organische zonnecellen;

  • -

    onderzoek naar concepten van zonnecellen die op lange termijn kunnen leiden tot zeer hoge rendementen.

2. Componenten en systemen

A. Onderzoek en ontwikkeling voor netgekoppelde systemen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op ontwikkeling van componenten en systemen voor netgekoppelde toepassingen van PV op korte en middellange termijn, en betreffen:

  • -

    ontwikkeling van grotere, beter in de bouwpraktijk bruikbare PV-modules;

  • -

    ontwikkeling van componenten ten behoeve van de bouwtechnische en architectonische integratie van frameloze PV-panelen in met name daken;

  • -

    onderzoek en ontwikkeling van omvormers ten behoeve van toepassingen in decentrale netgekoppelde PV-systemen;

  • -

    onderzoek en ontwikkeling van netgekoppelde PV-systemen en ontwerp van gebouw-geïntegreerde PV-systemen ten behoeve van praktijkprojecten;

  • -

    onderzoek ter voorbereiding van richtlijnen voor dak- en gevelintegratie en voor netkoppeling van PV-systemen.

B. Produkt/markt-ontwikkeling en haalbaarheidsstudies

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op autonome toepassingen van PV die op korte termijn marktperspectief bieden, en betreffen:

  • -

    ontwikkeling van nieuwe toepassingen van PV in Nederland en in ontwikkelingslanden;

  • -

    demonstratie op kleine schaal van technisch uitontwikkelde toepassingen van PV voor niche-markten in Nederland;

  • -

    haalbaarheidsstudies ten behoeve van de betere positionering van het Nederlandse bedrijfsleven op de markt, bij voorkeur uit te voeren door de betreffende bedrijven.

Projecten met zicht op een groot marktpotentieel qua PV-vermogen verdienen de voorkeur.

3. Leerprogramma PV in de gebouwde omgeving (PV pilot-projecten)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Doel van het leerprogramma PV in de gebouwde omgeving is relevante marktervaring op te bouwen betreffende de, voor Nederland meest waarschijnlijke en haalbare, inpassing van PV in de energievoorziening door middel van decentrale netgekoppelde systemen in de gebouwde omgeving.

Projecten dienen goed omschreven leerdoelen te hebben, en te zijn gericht op decentrale netgekoppelde toepassingen van PV in de gebouwde omgeving.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn:

  • -

    praktijkexperimenten met PV op een of enkele individuele woningen met een technisch innovatief karakter;

  • -

    de voorbereiding en realisatie van grootschalige praktijkexperimenten ter grootte van tientallen tot enkele honderden woningen met PV. In deze praktijkexperimenten dienen organisatorische aspecten, zoals besluitvorming op bestuurlijk niveau, eigendom, tariefstructuren, garanties en mogelijke beheervormen van decentrale netgekoppelde PV-systemen op woningen en in wijken, onderwerp van onderzoek te zijn;

  • -

    de voorbereiding en realisatie van een of enkele praktijkexperimenten met PV op het dak of in/aan gevels van een kantoor- of bedrijfsgebouw.

In de PV-pilotprojecten dient speciale aandacht te worden besteed aan enerzijds de integratie van PV als bouwelement in het dak of de gevel en aan de architectuur en stedebouwkundige vormgeving, en anderzijds de technische kwaliteit van de systemen, zoals veiligheid, betrouwbaarheid en de inpassing in het elektriciteitsnet en de energievoorziening in brede zin.

Projecten waarin een nutsbedrijf (mede-)indiener is, en projecten waarin speciale aandacht aan elektriciteits- en overige energiebesparing wordt besteed, verdienen de voorkeur.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. het perspectief met betrekking tot de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • f. het perspectief op economische haalbaarheid van de technologie op middellange en lange termijn;

  • g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;

  • i. de nieuwheid van het project;

  • k. [Red: Abusievelijk wordt in deze lijst onderdeel "i" gevolgd door onderdeel "k".] de bijdrage aan (de opbouw van) relevante kennis, draagvlak en infrastructuur bij de doelgroepen van het NOZ-PV.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op de bovengenoemde aspecten:

Ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans te gering wordt geacht, zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn.

Demonstratieprojecten kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel/economische haalbaarheid voldoende is aangetoond.

Ad d. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder gegenereerde kennis en dat voor wat betreft onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen:

  • -

    instellingen voor onderzoek en universiteiten;

  • -

    industriële bedrijven betrokken bij ontwikkeling en produktie van zonnecellen en fotovoltaïsche systemen;

  • -

    bedrijven en instellingen betrokken bij de toepassing van PV-systemen;

  • -

    energiedistributiebedrijven en bouwbedrijven.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1995 ontvangen aanvragen voor subsidies met betrekking tot het programma Nationaal Onderzoekprogramma Zonne-energie Fotovoltaïsche conversie bedraagt voor:

  • -

    onderdelen 1 en 2 f 6.800.000,00

    met dien verstande dat voor onderdeel 2B maximaal f 1.000.000,— beschikbaar is;

  • -

    voor onderdeel 3 f 4.000.000,-.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Nationaal Onderzoekprogramma Zonne-energie Fotovoltaïsche conversie onderdelen 1, 2A en 3 moeten zijn ontvangen in de periode van 1 april 1995 tot en met 30 november 1995.

Aanvragen met betrekking tot het programma Nationaal Onderzoekprogramma Zonne-energie Fotovoltaïsche conversie onderdeel 2B moeten zijn ontvangen in de periode van 1 april 1995 tot en met 31 oktober 1995.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

tel. 030-363444

Bijlage 5

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma brandstofcellen 1995

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van dit programma is het aanpakken van de grootste knelpunten in de brandstofcelontwikkeling, passend in de Nederlandse expertise:

  • *

    voortzetten van lopende, reeds eerder door Novem ondersteunde activiteiten op het gebied van MCFC-brandstofcel-ontwikkeling, aansluitend op internationale verplichtingen;

  • *

    voortzetten van lopende, reeds eerder door Novem ondersteunde activiteiten op gebied van SOFC;

  • *

    uitwerken van de knelpunten in brandstofcelsystemen veroorzaakt door de beperkte beschikbaarheid van geschikte componenten.

Tevens wordt gestreefd naar vergroting van systeemkennis in een industriële omgeving door een praktijkexperiment met een systeem met fosforzure brandstofcellen (PAFC). Daarnaast wordt aandacht gegeven aan knelpunten in het systeem veroorzaakt door de componenten die direct aan de brandstofcelstack gekoppeld zijn.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op:

  • -

    Voortzetting van lopende, reeds eerder door Novem ondersteunde MCFC-ontwikkelingsprojecten ten behoeve van het actueel houden van de Nederlandse kennis en kunde, mede in verband met de aansluiting bij internationale samenwerkingsverbanden.

  • -

    Voortzetting van lopende, reeds eerder door Novem ondersteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten ten behoeve van gesmolten carbonaatcellen met interne reforming van brandstofgas (IR-MCFC) leidend tot een cellenstapeling met een nominaal vermogen van 10 kW, materiaalverbetering en corrosie-onderzoek aan scheidingsplaten.

  • -

    Voortzetting van lopend onderzoek- en ontwikkelingswerk leidend tot een commercialiseerbare, bij ca. 850 °C werkende SOFC van het vlakke-plaatconcept.

  • -

    Voortzetting van een lopend, reeds eerder door Novem ondersteund ontwikkelingsproject op het gebied van de SPFC ten behoeve van een verkenning van een mogelijke kostprijsreductie.

  • -

    Het verkrijgen van voor Nederland nieuwe kennis van brandstofcelsystemen voor stationaire toepassingen, alsmede het analyseren en oplossen van knelpunten in de componenten van deze systemen.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • c. de energie- en milieuverdienste van het project;

  • d. de relevantie voor andere doelstellingen van het overheidsbeleid;

  • e. de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • f. de mate van aansluiting op lopende, reeds eerder door Novem gesteunde ontwikkelingen op het gebied van brandstofcellen en systemen;

  • g. de inpasbaarheid van voorgestelde praktijkexperimenten in het lopende programma;

  • h. de relevantie voor technologische clusters in Nederland.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

Ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht, zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

Ad c. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:

  • *

    de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden;

  • *

    de mate waarin het project bijdraagt aan de verbetering van de huidige situatie op het gebied van emissies.

Ad f. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids- en ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.

Ad h. Bij de beoordeling gaat de voorkeur uit naar projecten die worden ondernomen door samenwerkingsverbanden van industrie, afnemers, onderzoeksinstellingen en ontwikkelingsbedrijven.

Er dient sprake te zijn van voor Nederland in voldoende mate grensverleggende toepassingen; dit geldt met name voor ontwikkelingsprojecten.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen instellingen voor onderzoek/ontwikkeling en wetenschappelijk onderwijs, industriële ontwikkelaars en fabrikanten van componenten en systemen, advies- en ingenieursbureaus en potentiële investeerders in en exploitanten van brandstofcelsystemen voor energieproduktie.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidie-toezeggingen op in 1995 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Brandstofcellen bedraagt f 6.300.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Brandstofcellen moeten zijn ontvangen in de periode van 1 april 1995 tot en met 30 november 1995.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

Tel.: 030-363444

Bijlage 6

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma nieuwe energie-conversie technologieen 1995

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het NECT-programma is het identificeren en doen uitvoeren van de ontwikkeling van nieuwe energie conversie-technologieën en -systemen voor decentrale toepassing die significant beter kunnen worden dan de concurrerende optie. Het betreft voornamelijk gasconversie-technologieën die op termijn nieuwe (stationaire) toepassingen kunnen genereren in de sectoren energievoorziening, gebouwde omgeving en industrie. Het programma richt zich vooral op projecten op het gebied van onderzoek, haalbaarheid, technologie-ontwikkeling, praktijkexperimenten en demonstratie.

Het NECT-programma is ingedeeld in vier onderdelen:

1. Verkenningen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op het onderkennen en/of verduidelijken van mogelijk relevante nieuwe energieconversie-technologieën, nieuwe combinaties en -systemen en het geven van de onderbouwing voor een beslissing tot het starten van een ontwikkeling. De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen zijn haalbaarheidsprojecten gericht op bovenstaand doel.

2. Verbranding

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op het bereiken van hogere rendementen en zo mogelijk lagere emissies bij verbranding met betrekking tot verbeterde en/of nieuwe verbrandingstechnologieën. Het gaat daarbij vooral om gasconversie, zoals aardgas, biogas, laag-calorisch gas en waterstof. De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheids-, onderzoeks-, ontwikkelingsprojecten en daarop aansluitende praktijkexperimenten en tevens demonstratieprojecten gericht op:

  • -

    voortzetting van lopend, reeds eerder door Novem ondersteund onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van verbetering van materialen voor keramische branders en ontwikkeling van verbrandingskatalysatoren;

  • -

    benutting van de mogelijkheden voor verbetering van de verbranding door voor- en/of nageschakelde gasbewerking gecombineerd met een (aangepaste) brander aansluitend bij lopende door Novem ondersteunde ontwikkelingen;

  • -

    voortzetting van lopend, reeds eerder door Novem ondersteund onderzoek naar modellering van stroming, verbranding en emissies bij keramische branders en van vlamstabilisatie;

  • -

    voortzetting van lopende ontwikkelingen van stralingsbranders voor toepassing in de apparaten die in het programma in onderzoek of ontwikkeling zijn, danwel een energiebesparing van apparaten bewerkstelligen;

  • -

    voortzetting van lopend, reeds eerder door Novem ondersteund onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van de beheersing van de geluidsproduktie door branders in apparaten;

  • -

    voortzetting van lopende, reeds eerder door Novem ondersteunde ontwikkelingen en toepassing van de vortex-brander.

3. Nieuwe combinaties

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zicht op het identificeren en ontwikkelen tot aan marktintroductie van nieuwe en verbeterde combinaties van energieconversiesystemen waardoor een hoger rendement en zo mogelijk lagere emissies bereikt kunnen worden. De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn ontwikkelingsprojecten en praktijkexperimenten gericht op:

  • -

    de bepalende randvoorwaarden met gevoeligheidsanalyse voor een combinatie van brandstofcellen en gasturbine, aansluitend bij dit programma en bij het programma 'Brandstofcellen';

  • -

    componenten voor optimalisatie van energieconversiesystemen die functioneren met een (variërend) mengsel van verschillende gassoorten;

  • -

    kansrijke, nieuwe combinaties van nieuwe of verbeterde conversietechnologieën die uitzicht bieden op een hoger conversierendement met een goed perspectief op commerciële toepassing.

4. Warmte en/of Kracht

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op het verbeteren van rendement en milieukarakteristieken van conversie-technologieën die de gewenste warmte (koude) en/of kracht genereren. De twee belangrijkste technologieën zijn gasturbines en warmtepompen. De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor subsidie in aanmerking komen, zijn ontwikkelingsprojecten en praktijkexperimenten gericht op:

  • -

    voortzetting van lopend, reeds eerder door Novem ondersteund onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van de Heron-turbine met name gericht op het toepassen van chemische recuperatie, verbetering van de brander en vaststellen van de prestatie in een praktijksituatie;

  • -

    voortzetting van lopend, reeds eerder door Novem ondersteund onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van de OPRA-turbine, met name gericht op het vaststellen van de prestatie in een praktijksituatie en van verbeteringen door onder andere een verbeterde lagering;

  • -

    voortzetting van de lopende ontwikkelingen en verkenningen op het gebied van de warmtepompen; het betreft met name de continue-gasfase chemische warmtepomp, nieuwe stofparen voor de absorptiewarmtepomp en de hybride warmtepomp.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van het overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject, van de aanvrager of van anderen:

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • f. de nieuwheid van het project;

  • g. de mate van aansluiting op lopende reeds eerder door Novem gesteunde onderzoeken en ontwikkelingen op het gebied van nieuwe energieconversie-technologieën;

  • h. de inpasbaarheid van de voorgestelde combinaties in het lopende programma;

  • i. de mate van bijdrage aan de synergie van de activiteiten op het gebied van de energieconversie-technologieën in Nederland;

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

Ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht, zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen de slaagkans van een project wordt naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Praktijkexperimenten en demonstratieprojecten kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen, indien de technische en financieel/economische haalbaarheid voldoende is aangetoond.

Ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:

  • *

    de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden;

  • *

    de mate waarin het project bijdraagt aan de verbetering van de huidige situatie op het gebied van emissies.

Ad d. Van belang is dat het project zoveel mogelijk aansluit op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis.

Ad e. De projectkosten worden getoetst aan de energie- en milieuverdienste in termen van brandstofbesparing en vermindering van schadelijke emissies.

Ad f. Onder het nieuwheidscriterium wordt in dit programma verstaan:

  • *

    het toepassen van nieuwe danwel vernieuwende technologieën;

  • *

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën;

  • *

    nieuwe combinaties van bestaande technologieën die tot een hoger rendement en zo mogelijk geringere emissie leiden.

Ad i. Bij de beoordeling gaat de voorkeur uit naar projecten die worden ondernomen door samenwerkingsverbanden van industrie, afnemers, onderzoeksinstellingen en bedrijven gespecialiseerd in de ontwikkeling van betreffende technieken.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen instellingen voor onderzoek/ontwikkeling en wetenschappelijk onderwijs, industriële ontwikkelaars en fabrikanten van componenten, apparaten en systemen, advies- en ingenieursbureaus en potentiële investeerders in en exploitanten van systemen voor energieproduktie.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1995 ontvangen aanvragen voor het programma Nieuwe Energie Conversie Technologieën bedraagt f 6.550.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Nieuwe Energie Conversie Technologieën moeten zijn ontvangen in de periode 1 april 1995 tot en met 30 november 1995.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

Tel.: 030-363444

Bijlage 7

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma nox-emissiebeperking bij gasgestookte warmte/kracht-installaties 1995

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het programma NOx-emissiebeperking bij gasgestookte warmte/kracht-installaties is het leveren van een bijdrage aan een verantwoorde verlaging van de NOx-emissie van gasgestookte warmte/kracht-installaties.

Het programma richt zich op het stimuleren van ontwikkelingen die erop gericht zijn om het emissiegedrag van nieuw op te stellen motoren te verbeteren.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    praktijkexperimenten die het effect op het emissiegedrag kunnen aantonen van:

    • *

      verbeteringen van het motorontwerp;

    • *

      externe DeNOx-systemen (met name katalysatorsystemen);

    • *

      verbeteringen van motormanagementsystemen.

  • -

    onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten die gericht zijn op vervaardigen van componenten die kunnen bijdragen aan het verbeteren van het emissiegedrag van nieuw op te stellen gasmotoren.

De subsidie voor praktijkexperimenten zal betrekking hebben op de extra investeringen die nodig zijn om het verbeterde emissiegedrag te realiseren.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstelling van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstelling van het programma;

  • d. de relevantie voor andere doelstellingen van het overheidsbeleid en aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • e. de nieuwheid en oorspronkelijkheid van het project en de hoeveelheid relevante informatie die met het project aan de bestaande kennis wordt toegevoegd;

  • f. de mate waarin het project reproduceerbaar is en de mate waarin verwacht mag worden dat resultaten van het project -indien positief- tot verdere verbreiding van de techniek zullen leiden;

  • g. de mate waarin bij praktijkexperimenten relevante kennisoverdracht mogelijk is.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

Ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht, zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager.

Ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met de mate waarin andere emissies ten gevolge van de reductie van de NOx-emissie veranderen.

Ad f. Gelet zal worden op de toepasbaarheid in de Nederlandse situatie.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bijdragen gebruikers van gasmotoren, gebruikers en leveranciers van componenten alsmede onderzoeks- en ontwikkelingsinstellingen.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1995 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma NOx-emissiebeperking bij gasgestookte warmte/kracht-installaties bedraagt f 400.000,-.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma NOx-emissiebeperking bij gasgestookte warmte/kracht-installaties moeten zijn ontvangen in de periode van 1 april 1995 tot en met 31 augustus 1995.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem

Postbus 17

6130 AA Sittard

tel. 046-595296

Bijlage 8

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma toepassing windenergie in Nederland 1995 (TWIN)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het TWIN-programma is het bevorderen van de toepassing van windenergie als duurzame energiebron op zodanige wijze dat daarmee maximaal wordt bijgedragen aan het bereiken van een jaarlijkse besparing op fossiele brandstoffen van 17 PJ vanaf het jaar 2000. In het programma wordt de nadruk gelegd op een versnelling van het plaatsingstempo en op de verbetering van de prijs/prestatie-verhouding van windturbines en op het vergroten van de plaatsingsmogelijkheden van windturbines. Het plaatsingstempo van windenergie in Nederland moet hierdoor toenemen tot circa 60 MW per jaar en de prijs/prestatie-verhouding van windturbines moet met 5% per jaar verbeteren. De aanschaf van windturbines wordt separaat gesteund in het kader van het Besluit subsidies windenergie (Staatsblad 1993/187 en 1994/177).

Het programma is ingedeeld in drie onderdelen:

1. Implementatie

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op het tijdig beschikbaar krijgen van voldoende locaties voor windparken door wegnemen van knelpunten bij de ontwikkeling en realisatie van windturbineprojecten. De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn onderzoeks- of ontwikkelings- en kennisoverdrachtprojecten die gericht zijn op het wegnemen van knelpunten bij de ontwikkeling en realisatie van windparken. Projecten met een algemeen karakter dienen het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak voor de implementatie van windturbines te versterken. Projecten met een specifiek karakter dienen wegens de aanpak en/of de op te lossen knelpunten nieuwe kennis op te leveren die ook van belang is voor andere windparken. Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de verspreiding van deze kennis.

2. Industriële ontwikkeling

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op het verbeteren van de prijs/prestatie-verhouding en verbetering van de plaatsbaarheid van windturbines.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheids-, onderzoeks- of ontwikkelings- en demonstratieprojecten die gericht zijn op het ontwikkelen van windturbines. Vervolgfasen van reeds door Novem ondersteunde projecten staan daarbij centraal. Het gaat daarbij om de:

  • -

    verbetering van de prijsprestatieverhouding;

  • -

    reductie van de geluidemissie;

  • -

    toename van de betrouwbaarheid;

  • -

    normontwikkeling op dit gebied;

  • -

    prototypes.

3. Techniekontwikkeling

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel is gericht op het scheppen van technisch wetenschappelijke randvoorwaarden voor een voortgaande industriële ontwikkeling. Het gaat met name om het ontwikkelen van algemeen beschikbare, concrete ontwerprichtlijnen of ontwerpgereedschappen ter verbetering van de kwaliteit van windturbines in Nederland. De ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij de behoeften op deze terreinen van Nederland.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheids-, onderzoeks- of ontwikkelings- en kennisoverdrachtprojecten die gericht zijn op:

  • -

    het ontwerpen van efficiëntere rotoren;

  • -

    het verkrijgen van beter inzicht in de belasting en vermoeiing van materialen en constructies;

  • -

    vermindering van de geluidemissie;

  • -

    verbetering van conversiesystemen;

  • -

    de ontwikkeling van internationale normen en certificatiecriteria;

  • -

    verbetering van betrouwbaarheid en onderhoudbaarheid.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject, van de aanvrager of van anderen;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • f. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • g. de mate waarin samenwerking met anderen plaats vindt;

  • h. de kostprijsverlaging van een voor het programma relevant product;

  • i. de nieuwheid van het project;

  • j. de mate waarin het project voorziet in kennisoverdracht van de te bereiken resultaten.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

Ad a. Indien de slaagkans van een project te gering wordt geacht, zal het verlenen van subsidie niet aan de orde zijn. Bij het vaststellen van de slaagkans van een project wordt rekening gehouden met de technische en financieel-economische haalbaarheid en factoren van planologische en bestuurlijke aard.

Ad d. Industriële ontwikkelingsprojecten dienen deel uit te maken van een ontwikkelingsplan van de betreffende onderneming.

Projecten gericht op de techniekontwikkeling worden getoetst aan de in het ontwikkelingsplan van de betreffende aanvrager aangegeven innovatietraject(en). Prototypen dienen het resultaat te zijn van een door Novem ondersteund ontwikkelingstraject voordat de turbine op de markt geïntroduceerd is.

Ad e. De kosten van projecten gericht op de ontwikkeling en realisatie van windparken worden gerelateerd aan de potentiële omvang van het windpark en de mate waarin de verkregen kennis van belang is voor de realisatie van andere windparken.

Ad f. De verwachte projectresultaten zullen zoveel mogelijk vooraf getoetst worden aan de behoeften van de beoogde gebruikers.

Ad g. Projecten ingediend en/of uit te voeren door samenwerkingsverbanden van partijen waarvoor het programma bestemd is, genieten voorkeur.

Ad j. Bij projecten in het kader van onderdeel 1 en onderdeel 3 dient kennisoverdracht deel uit te maken van het project.

Aan de doelstellingen van het programma-onderdeel 1. Implementatie kunnen met name bijdragen projectontwikkelaars en exploitanten van windparken. Voor het onderdeel 2. Industriële ontwikkeling richt het programma zich op in Nederland gevestigde ondernemingen in de windturbinesector met een substantieel aandeel in de Nederlandse markt en aantoonbaar uitzicht op uitbreiding hiervan. Het onderdeel 3. Techniekontwikkeling richt zich behalve op deze ondernemingen, ook op ingenieurs- en adviesbureaus en instellingen voor onderzoek en hoger of wetenschappelijk onderwijs.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1995 ontvangen aanvragen voor het programma Toepassing Windenergie in Nederland bedraagt voor:

  • onderdeel 1. Implementatie f 500.000,-

  • onderdeel 2. Industriële ontwikkeling f 5.450.000,00

  • onderdeel 3. Techniekontwikkeling f 2.245.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Toepassing Windenergie in Nederland moeten zijn ontvangen in de periode van 1 april 1995 tot en met 30 november 1995.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem

postbus 8242

3503 RE Utrecht

tel. 030-363444

Bijlage 9

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma energiewinning uit afval en biomassa 1995 (EWAB)

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het EWAB-programma is het bevorderen van de toepassing van afval en biomassa als duurzame energiebron en wel op zodanige wijze, dat daarmee maximaal wordt bijgedragen aan de besparing op het gebruik van fossiele brandstoffen. Daarbij gelden de wettelijke milieuvoorschriften en het gepubliceerde milieu- en afvalstoffenbeleid als randvoorwaarden. Het programma richt zich vooral op projecten op het gebied van technologie-ontwikkeling, haalbaarheid, demonstratie en marktintroductie.

Het programma is ingedeeld in drie onderdelen:

1. Vergassing

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op de thermische vergassing van afval en biomassa. Daaronder zijn tevens verwante technieken als pyrolyse en liquefactie begrepen.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor subsidie in aanmerking komen zijn:

  • -

    projecten die gericht zijn op onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot vergassing, zowel m.b.t. wervelbedvergassing als vastbedvergassing;

  • -

    projecten die gericht zijn op de haalbaarheid en ontwikkeling van pyrolyse- en/of liquefactie-processen;

  • -

    projecten die gericht zijn op de haalbaarheid van (semi-) commerciële vergassingsprojecten;

  • -

    praktijkexperimenten voor het verkrijgen van inzicht in de vergassingseigenschappen van diverse biomassavormen.

2. Overige conversietechnieken

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op de omzetting van afval en biomassa in energie door middel van zowel thermische als biologische conversietechnieken (met uitzondering van vergassing, pyrolyse en liquefactie). De nadruk ligt hierbij op de thermische conversieprocessen. De conversie kan zowel betrekking hebben op afvalstoffen als op biomassa: huishoudelijk afval (of fracties daaruit), hout (vers hout, oud hout, resthout), bedrijfsafval, zuiveringsslib, agrarische residuen, mest, stro, bermgras, energiegewassen.

De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheids-, ontwikkelings-, demonstratie- en markintroduktieprojecten gericht op:

  • -

    schone en efficiënte verbranding voor de toepassing van warmte of warmte/kracht;

  • -

    verhoging van het energetisch rendement van afvalverbrandingsinstallaties;

  • -

    het meeverbranden met fossiele brandstoffen (co-combustion) in elektriciteitscentrales of bij andere toepassingen;

  • -

    verhoging van de biogasopbrengst bij vergisting van afval en stortgaswinning.

3. Beschikbaarheid van biomassa

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op het beschikbaar maken van verschillende vormen van biomassa voor de produktie van elektriciteit en/of warmte, zoals de teelt, de oogst, opslag en logistiek en de brandstofvoorbereiding van biomassa, gericht op de toepassing daarvan in Nederland. De voornaamste soorten projecten die in 1995 voor een subsidie in aanmerking komen, zijn haalbaarheids-, ontwikkelings-, demonstratie- en marktintroduktieprojecten gericht op:

  • -

    de teelt van energiegewassen, uitsluitend voor zover dit een geïntegreerd onderdeel uitmaakt van een project dat gericht is op het beschikbaar maken van biomassa voor de elektriciteits- en/of warmtevoorziening. Van een dergelijk project dienen de oogst, opslag en brandstofvoorbereiding in ieder geval deel uit te maken;

  • -

    het beschikbaar maken van residuen van agrarische, bosbouwkundige en industriële processen;

  • -

    voorbewerking die nodig is om van afval en/of biomassa een (hoogwaardige) brandstof te maken (inclusief oogst- en opslagtechnieken);

  • -

    de logistiek van biomassabrandstoffen;

  • -

    de bewerking van en/of handel in biomassabrandstoffen.

Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project aansluit bij een aanwezig innovatietraject, van de aanvrager of van anderen;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstelling van het programma;

  • f. de nieuwheid van het project;

  • g. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;

  • h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;

  • i. de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt.

Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

Ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht, zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel-economische haalbaarheid voldoende is aangetoond.

Ad b. Bij de bepaling van de milieuverdienste wordt rekening gehouden met:

  • -

    de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden (ton/jaar);

  • -

    de mate waarin het project bijdraagt aan een verbetering van de huidige situatie op het gebied van emissies en reststoffenverwerking;

  • -

    de mate waarin wordt vermeden dat verschuivingseffekten van milieuproblemen van het ene milieucompartiment naar het andere optreden.

Gelet op samenhang tussen bepaalde emissies en het energie-gebruik, geldt met name voor marktintroductieprojecten dat zij een voldoende hoog energetisch rendement dienen te hebben. De voorkeur wordt gegeven aan marktintroductieprojecten met hoogrendementsprocessen, waaronder warmte/krachtsystemen.

Ad d. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat voor wat betreft haalbaarheids- en ontwikkelingsprojecten doublures worden vermeden.

Ad e. Met name bij demonstratie- en marktintroductieprojecten worden de projectkosten getoetst aan de energie- en milieuverdienste. Hiertoe worden beoordeeld de projectkosten in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ) en per hoeveelheid vermeden CO2-emissie (gulden/ton CO2).

Ad f. Onder het nieuwheidscriterium wordt in dit programma verstaan:

  • -

    het toepassen van nieuwe dan wel vernieuwende technologieën;

  • -

    het geven van nieuwe toepassingen aan bestaande technologieën;

  • -

    (vergaande) procesintegratie.

Er dient sprake te zijn van voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen. Dit geldt met name voor ontwikkelingsprojecten.

Ad g. Een project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin een dergelijke project toepasbaar is in de markt en de mate waarin herhalingspotentieel met betrekking tot de betreffende technologische toepassing aanwezig is.

Ad h. Er wordt belang gehecht aan technieken, apparaten en systemen die voor het totaal van investerings- en exploitatie-kosten substantieel gunstiger zijn dan een referentietechniek.

Ad i. Hierbij kan gedacht worden aan de bereidheid van de aanvrager tot het schrijven van een artikel voor een vakblad, het organiseren van een workshop of het openstellen van de installatie voor het bezoek van derden.

Aan de doelstelling van het programma kunnen met name bedrijven en instellingen bijdragen die initiatieven wensen te nemen om afval en/of biomassa te benutten voor energie-opwekking. Hierbij gaat het vooral om industriële bedrijven, nutsbedrijven, gemeentelijke instellingen en samenwerkingsverbanden, afvalverwerkende bedrijven, landbouwcoöperaties, bosbouwgroepen e.d. Voor technologie-ontwikkeling richt het programma zich vooral op industriële bedrijven, onderzoeksinstituten en instellingen voor hoger of wetenschappelijk onderwijs.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1995 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Energiewinning uit Afval en Biomassa bedraagt f 4.350.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Energiewinning uit Afval en Biomassa moeten zijn ontvangen in de periode van 1 april 1995 tot en met 30 november 1995.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

tel. 030-363488