Wijzigingswet Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, enz.

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-07-1995 t/m heden

Wet van 1 maart 1995, tot wijziging van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling inzake de gevolmachtigde agent te moderniseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

  • 1 De ontheffingen van de verplichting tot inschrijving in het in artikel 20 bedoelde register, verleend op grond van de artikelen 2 of 4 van de Ontheffingsregeling Gevolmachtigde Agent (Stcrt. 1991, 61) worden op het moment van inwerkingtreding van deze wet van rechtswege omgezet in inschrijvingen in dat register. Daarbij blijft de verleende dispensatie van de vakbekwaamheidseisen vervat in die regeling in stand.

  • 2 De inschrijvingen in het register op grond van een verleende ontheffing op grond van artikel 9 van de Ontheffingsregeling Gevolmachtigde Agent blijven na inwerkingtreding van deze wet gehandhaafd.

    Daarbij blijft de verleende dispensatie van de vakbekwaamheidseisen in stand.

  • 3 Indien de gevolmachtigde agent niet een natuurlijk persoon is, geldt hetgeen in het eerste en tweede lid is bepaald met betrekking tot het instandblijven van de verleende dispensatie van de vakbekwaamheidseisen, slechts zolang degenen die voor 1 april 1991 belast waren met de feitelijke leiding van het verzekeringsbedrijf, op het kantoor of de kantoren van die agent als zodanig aldaar werkzaam zijn.

  • 4 Volmachten die voor 1 januari 1989 zijn opgemaakt in overeenstemming met de destijds ter beurze gebruikelijke volmachten worden gelijk gesteld met volmachten, opgemaakt overeenkomstig het model, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel a.

Artikel III

Ondervolmachten die zijn afgegeven op grond van de beschikking van 13 juli 1964 (Stb. 152) of de regeling Model machtiging van 27 maart 1991 (Stcrt. 61), worden gelijk gesteld met ondervolmachten die zijn opgemaakt overeenkomstig het model, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel a.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 maart 1995

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de elfde april 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven