Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 juli 1994, nr. MJZ04794019, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;
Gelet op de artikelen 3, 4 en 5 van richtlijn nr. 91/157/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 maart 1991 betreffende batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten (PbEG L 78) en de artikelen 10.4, eerste lid, tweede lid, onder a en e, en zesde lid, 10.6 en 10.8, onder a, van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 21 november 1994, no. W08.94.0426);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 januari 1995, no. MJZ 25195050, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Bijlage II. behorend bij de artikelen 3, tweede lid, 4, tweede lid, en 5, tweede lid, van het Besluit beheer batterijen
[Vervallen per 26-09-2008]
Apparaten als bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, 4, tweede lid, en 5, tweede lid, van het besluit zijn:
1. apparaten voor intensief industrieel gebruik en voor informatica- en kantoorautomatiseringsdoeleinden waarin de batterijen zijn vastgesoldeerd of met andere middelen zijn vastgemaakt aan contactpunten ten behoeve van een aanhoudende elektrische stroomtoevoer, ingeval het gebruik van batterijen in die apparaten technisch noodzakelijk is;
2. apparaten voor wetenschappelijk en beroepsmatig gebruik waarin zich referentiecellen bevinden, ingeval de apparaten continu in werking dienen te zijn en de referentiecellen slechts door geschoold personeel kunnen worden verwijderd;
3. pacemakers en andere medische apparaten waarin batterijen zijn aangebracht en die dienen tot het instandhouden van vitale functies, ingeval de apparaten continu in werking dienen te zijn en de batterijen slechts door geschoold personeel kunnen worden verwijderd;
4. draagbare apparaten, ingeval de vervanging van de batterijen door niet geschoold personeel een gevaar voor de gebruiker zou kunnen vormen of de werking van het apparaat zou kunnen schaden;
5. apparaten voor beroepsmatig gebruik bestemd om te worden gebruikt in een zeer gevoelige omgeving.