Besluit beheer batterijen

[Regeling vervallen per 26-09-2008.]
Geraadpleegd op 09-11-2024.
Geldend van 01-04-2008 t/m 25-09-2008

Besluit van 31 januari 1995, tot vaststelling van regels voor het na gebruik innemen en verwerken van batterijen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 juli 1994, nr. MJZ04794019, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 3, 4 en 5 van richtlijn nr. 91/157/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 maart 1991 betreffende batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten (PbEG L 78) en de artikelen 10.4, eerste lid, tweede lid, onder a en e, en zesde lid, 10.6 en 10.8, onder a, van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 21 november 1994, no. W08.94.0426);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 januari 1995, no. MJZ 25195050, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. batterij: een bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit een eenmalige of gesloten oplaadbare batterij;

  • b. accu: een bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit een open oplaadbare batterij;

  • c. consumentenapparaat: een apparaat bestemd voor gebruik in particuliere huishoudens waarin zich een of meer batterijen bevinden;

  • d. vervaardigen: vervaardigen met het oogmerk om in Nederland of de Europese Gemeenschap op de markt te brengen;

  • e. voorhanden hebben in handelsvoorraden: voorhanden hebben in handelsvoorraden met het oogmerk om in Nederland of de Europese Gemeenschap op de markt te brengen;

  • f. richtlijn: richtlijn nr. 91/157/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 maart 1991 (PbEG L 78), betreffende batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten.

§ 2. Uitvoering richtlijn

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

  • 1 Het is verboden batterijen en accu's die meer dan 0,0005 gewichtsprocent kwik bevatten, alsmede apparaten waarin dergelijke batterijen of accu's zijn geïntegreerd, te vervaardigen, in te voeren, aan een ander ter beschikking te stellen of voorhanden te hebben in handelsvoorraden.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing ten aanzien van knoopcellen en uit knoopcellen samengestelde batterijen die niet meer dan 2 gewichtsprocent kwik bevatten.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

  • 1 Een ieder die als producent of importeur batterijen of accu's in Nederland op de markt brengt, die kwik, cadmium of lood bevatten in een hoeveelheid die de in de bij dit besluit behorende bijlage I aangegeven waarde overschrijdt, voorziet deze batterijen of accu's van een aanduiding die door Onze Minister wordt aangegeven ter uitvoering van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 4, derde lid, van de richtlijn gestelde nadere regels.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt eveneens voor de producent of importeur van batterijen of accu's als bedoeld in dat lid, die zich bevinden in consumentenapparaten of apparaten die zijn aangewezen in de bij dit besluit behorende bijlage II.

  • 3 Onze Minister geeft bij ministeriële regeling uitvoering aan de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 4, derde lid, van de richtlijn gestelde nadere regels.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

  • 1 Het is verboden consumentenapparaten te vervaardigen, in te voeren, aan een ander ter beschikking te stellen of voorhanden te hebben in handelsvoorraden:

    • a. indien de batterijen die zich in het apparaat bevinden niet zodanig zijn ingebouwd dat ze gemakkelijk door de gebruiker uit het apparaat kunnen worden verwijderd, en

    • b. indien in de gebruiksaanwijzing bij het betrokken apparaat niet is aangegeven op welke wijze de gebruiker de batterijen uit het apparaat dient te verwijderen.

  • 2 Het is verboden apparaten die zijn aangewezen in de bij dit besluit behorende bijlage II en waarin zich een of meer batterijen bevinden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, te vervaardigen, in te voeren, aan een ander ter beschikking te stellen of voorhanden te hebben in handelsvoorraden, indien ze niet zijn voorzien van een gebruiksaanwijzing waarin de gebruiker wordt ingelicht over de voor het milieu gevaarlijke stoffen die de batterijen bevatten, en over de wijze waarop de batterijen zonder gevaar uit het apparaat kunnen worden verwijderd.

§ 3. Inname en verwerking

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

  • 1 Degene die als producent of importeur in Nederland batterijen op de markt brengt met een gewicht van duizend gram of minder, draagt er zorg voor dat batterijen van het merk dat door hem op de markt is of wordt gebracht, na gebruik worden ingenomen en verwerkt met het oog op hergebruik.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor de producent of importeur van apparaten die zijn aangewezen in de bij dit besluit behorende bijlage II en waarin batterijen vast zijn ingebouwd, die gedurende de gebruiksfase van het apparaat niet behoeven te worden vervangen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

  • 1 De producent of importeur doet binnen twee maanden nadat de in artikel 5 bedoelde verplichting voor hem is gaan gelden, aan Onze Minister mededeling over de wijze waarop hij uitvoering zal geven aan de in dat artikel bedoelde verplichting. Bij de mededeling worden in ieder geval aangegeven:

    • a. de maatregelen die gericht zijn op het op de markt brengen van batterijen die geen kwik, cadmium of lood bevatten;

    • b. de maatregelen die ertoe strekken met ingang van 1 januari 1996 een innamepercentage van ten minste 80 en met ingang van 1 januari 1998 een innamepercentage van ten minste 90 te verwezenlijken;

    • c. de wijze waarop wordt zorggedragen voor het innemen, bewaren, bewerken en verwerken van de ingenomen batterijen met het oog op hergebruik, daaronder begrepen de wijze waarop batterijen in verband met de verwerking worden gescheiden;

    • d. de wijze van financiering van de afvalbeheersstructuur;

    • e. de maatregelen die zijn of worden getroffen in geval van een tijdelijke stagnatie bij de inname of verder afvalbeheer;

    • f. de maatregelen die zijn of worden getroffen om inname en verder afvalbeheer zeker te stellen, ingeval de producent of importeur ophoudt met het in Nederland op de markt brengen van batterijen;

    • g. het meet- en monitoringsysteem.

  • 2 Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onder b, behoren in ieder geval:

    • a. door de producent of importeur te nemen maatregelen tot het treffen van innamevoorzieningen binnen gemeenten;

    • b. door de producent of importeur te nemen maatregelen inzake voorlichting om de consument te stimuleren tot het gescheiden inleveren van batterijen bij de in gemeenten bestaande innamevoorzieningen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

  • 1 De mededeling, bedoeld in artikel 6, behoeft de instemming van Onze Minister.

  • 2 Onze Minister neemt binnen acht weken na ontvangst van de mededeling een beslissing over de instemming met deze mededeling. Hij kan binnen deze termijn aangeven dat zijn beslissing wordt verdaagd met een daarbij aangegeven termijn van ten hoogste acht weken.

  • 3 Onze Minister kan aan een instemming met de mededeling voorschriften of beperkingen verbinden.

  • 4 De producent of importeur voert de in artikel 5 bedoelde verplichting uit overeenkomstig de mededeling, zoals Onze Minister daarmee heeft ingestemd.

  • 5 Zolang Onze Minister niet met de mededeling heeft ingestemd, draagt de producent of importeur er zorg voor dat de batterijen worden ingenomen en bewaard.

  • 6 Hij zendt jaarlijks vóór 1 juli aan Onze Minister een verslag over de wijze waarop in het voorafgaande kalenderjaar uitvoering is gegeven aan de in artikel 5 bedoelde verplichting.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

  • 1 Producenten en importeurs kunnen gezamenlijk een mededeling doen als bedoeld in artikel 6.

  • 2 In afwijking van artikel 6 kan een producent of importeur, indien Onze Minister met een mededeling als bedoeld in het eerste lid heeft ingestemd, volstaan met de mededeling dat hij uitvoering geeft aan de in artikel 5 bedoelde verplichting overeenkomstig de mededeling, zoals Onze Minister daarmee heeft ingestemd.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

  • 1 Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels stellen inzake de wijze waarop het innamepercentage, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, wordt gemeten en berekend.

  • 2 Onze Minister kan, indien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden van afvalbeheer daartoe aanleiding geven, bij ministeriële regeling bepalen dat vóór een door hem aangegeven tijdstip door de producenten en importeurs opnieuw een mededeling dient te worden gedaan.

  • 3 In geval van toepassing van het tweede lid, vervalt de instemming met een eerder gedane mededeling op het in dat lid bedoelde tijdstip dan wel, indien vóór dat tijdstip een nieuwe mededeling is gedaan, op het tijdstip waarop door Onze Minister een beslissing inzake de mededeling, bedoeld in dat lid, is genomen.

§ 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

  • 1 Het koninklijk besluit van 15 september 1992 tot vaststelling van regels inzake batterijen en accu's die kwik, cadmium of lood bevatten (Stb. 486) wordt ingetrokken.

  • 2 Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 november 1993, nr. DGM/A 12N93043, tot vaststelling van nadere regels inzake de aanduiding van batterijen en accu's die kwik, cadmium of lood bevatten (Stcrt. 223), op artikel 3, eerste en derde lid, van dit besluit.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 1995. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 januari 1995, treedt het vier weken na die uitgifte in werking.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beheer batterijen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 31 januari 1995

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de negende februari 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage I. behorend bij artikel 3, eerste lid, van het Besluit beheer batterijen

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

gevaarlijke stof:

waarde:

kwik

0,0005 gewichtsprocent per batterij

cadmium

0,025 gewichtsprocent per batterij

lood

0,4 gewichtsprocent per batterij

Bijlage II. behorend bij de artikelen 3, tweede lid, 4, tweede lid, en 5, tweede lid, van het Besluit beheer batterijen

[Regeling vervallen per 26-09-2008]

Apparaten als bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, 4, tweede lid, en 5, tweede lid, van het besluit zijn:

  • 1. apparaten voor intensief industrieel gebruik en voor informatica- en kantoorautomatiseringsdoeleinden waarin de batterijen zijn vastgesoldeerd of met andere middelen zijn vastgemaakt aan contactpunten ten behoeve van een aanhoudende elektrische stroomtoevoer, ingeval het gebruik van batterijen in die apparaten technisch noodzakelijk is;

  • 2. apparaten voor wetenschappelijk en beroepsmatig gebruik waarin zich referentiecellen bevinden, ingeval de apparaten continu in werking dienen te zijn en de referentiecellen slechts door geschoold personeel kunnen worden verwijderd;

  • 3. pacemakers en andere medische apparaten waarin batterijen zijn aangebracht en die dienen tot het instandhouden van vitale functies, ingeval de apparaten continu in werking dienen te zijn en de batterijen slechts door geschoold personeel kunnen worden verwijderd;

  • 4. draagbare apparaten, ingeval de vervanging van de batterijen door niet geschoold personeel een gevaar voor de gebruiker zou kunnen vormen of de werking van het apparaat zou kunnen schaden;

  • 5. apparaten voor beroepsmatig gebruik bestemd om te worden gebruikt in een zeer gevoelige omgeving.