Rijkswet van 21 december 1994, tot goedkeuring van het op 15 april 1994 te Marrakech
tot stand gekomen verdrag tot oprichting van de Wereld Handelsorganisatie, met bijlagen
1, 2 en 3, en van het eveneens op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag
inzake overheidsopdrachten, met bijlage
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand
gekomen verdrag tot oprichting van de Wereld Handelsorganisatie, met bijlagen 1, 2
en 3, alsmede het eveneens op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag
inzake overheidsopdrachten, met bijlage, ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeven, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: