-
a. motorrijtuigen, in eigendom toebehorend aan of gehouden door leden van de Nederlandse
krijgsmacht of de Nederlandse civiele dienst in de zin van artikel 1 van het verdrag
tussen de landen die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie
van hun krijgsmachten, op 19 juni 1951 te Londen gesloten (Trb. 1953, 10), voor zover
deze motorrijtuigen op grond van artikel XI, zesde lid, van genoemd verdrag in Duitsland
met tijdelijke vrijstelling van belasting kunnen worden ingevoerd mits:
-
1º. aan de eigenaar of houder voor het motorrijtuig door de Minister van Defensie een
registratiebewijs is afgegeven dat het voor het motorrijtuig opgegeven registratienummer
inhoudt, en
-
2º. aan de voor- en achterzijde van het motorrijtuig duidelijk zichtbaar een plaat is
aangebracht met een witomrande zwarte achtergrond en in witte letters en cijfers het
voor het motorrijtuig opgegeven registratienummer;
-
b. motorrijtuigen, in eigendom toebehorend aan of gehouden door leden van de Duitse krijgsmacht
of de Duitse civiele dienst in de zin van artikel I van het in onderdeel a bedoelde
verdrag van 1951, die de Duitse nationaliteit bezitten en behoren tot de vaste kampstaf
van het te Budel gestationeerde onderdeel van de Duitse Bundeswehr, voor zover deze
motorrijtuigen op grond van artikel XI, zesde lid, van het hiervoor bedoelde verdrag
van 1951 hier te lande met tijdelijke vrijstelling van belasting kunnen worden ingevoerd,
mits:
-
1º. aan de eigenaar of houder voor het motorrijtuig door de Minister van Defensie een
registratiebewijs is afgegeven dat het voor het motorrijtuig opgegeven registratienummer
inhoudt alsmede een verklaring van de Minister van Financiën dat tijdelijke vrijstelling
van belasting is verleend, en
-
2º. aan de voor- en achterzijde van het motorrijtuig duidelijk zichtbaar een plaat is
aangebracht met zwarte ondergrond en in gele letters en cijfers het door de Minister
van Defensie voor het motorrijtuig opgegeven registratienummer;
-
c. motorrijtuigen, in eigendom toebehorend aan of gehouden door leden van een krijgsmacht
of een civiele dienst in de zin van artikel 3 van het bij het in onderdeel a bedoelde verdrag van 1951 behorende, op 28 augustus
1952 te Parijs gesloten, protocol nopens de rechtspositie van internationale militaire
hoofdkwartieren, ingesteld uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag (Trb. 1953,
II), die zijn verbonden aan het Joint Forces Command Head Quarters Brunssum, voor
zover deze motorrijtuigen in verband met artikel 8 van het protocol op grond van artikel
XI, zesde lid, van het in onderdeel a bedoelde verdrag van 1951 hier te lande met
tijdelijke vrijstelling van belasting kunnen worden ingevoerd, mits:
-
1º. aan de eigenaar of houder van het motorrijtuig door of namens de Commander in Chief
van het vorenvermelde hoofdkwartier een registratiebewijs is afgegeven, dat het voor
het motorrijtuig opgegeven registratienummer inhoudt, en
-
2º. aan de voor- en achterzijde van het motorrijtuig duidelijk zichtbaar een registratienummer
wordt gevoerd, dat door of namens de Commander in Chief van het hiervoor vermelde
hoofdkwartier is afgegeven, welk nummer door de Dienst Wegverkeer aan deze is medegedeeld;
-
d. motorrijtuigen, in eigendom toebehorend aan of gehouden door functionarissen van de
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie die in Nederland zijn op grond van de briefwisseling
tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
van 31 augustus en 11 september 1979 (Trb.1979, 159) en op wie het Verdrag nopens
de rechtspositie van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, van de nationale vertegenwoordigers
bij haar organen en van haar internationale staf (Trb.1951, 139), van toepassing is,
mits wordt voldaan aan onderdeel c, onder 1º en 2º.