Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 20 oktober 1993, Stafafdeling Wetgeving Puliekrecht nr. 401654/93/6, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Justitie;
Gelet op de artikelen 12 en 28 van de Wet op de rechtsbijstand;
De Raad van State gehoord (advies van 24 december 1993, no. W03.93.0705);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 3 januari 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 419553/93/6, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
Rechtsbijstand kan worden verleend indien de aanvraag daartoe voldoet aan de in de wet gestelde criteria en rechtsbijstand op grond van dit besluit niet is uitgesloten.
Rechtsbijstand wordt als zijnde van elke grond ontbloot niet verleend indien de aanvraag betrekking heeft op een vordering of verweer:
a. voor de instelling waarvan de wettelijke termijn is verstreken of, indien de aanwending van een rechtsmiddel wordt voorgesteld, de termijn waarbinnen deze kan worden aangewend is verstreken;
b. waarvoor de rechtzoekende geen of een volstrekt ontoereikende grond verschaft;
c. dat uitsluitend wordt gevoerd om uitstel van betaling of van executie te verkrijgen;
d. waarover reeds eerder door meer dan één rechtsbijstandverlener een advies is gegeven;
e. waarvan gezien de recente rechtspraak redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze geen kans van slagen maakt;
f. dat betrekking heeft op een tweede of volgende aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in welk kader redelijkerwijs buiten twijfel is dat de nieuwe feiten of omstandigheden vóór de onherroepelijke beslissing op de eerdere aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd naar voren hadden kunnen worden gebracht, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de bijzondere omstandigheden van het geval noodzaken tot het verlenen van rechtsbijstand.
1 Rechtsbijstand bestaande uit het geven van eenvoudig rechtskundig advies wordt, als zijnde van onvoldoende belang, niet verleend indien het op geld waardeerbare belang blijft beneden een bedrag van € 250,–.
2 Rechtsbijstand op basis van een toevoeging anders dan ten behoeve van eenvoudig rechtskundig advies wordt, als zijnde van onvoldoende belang, niet verleend indien het op geld waardeerbare belang blijft beneden een bedrag van € 500,–.
4 Indien de rechtsbijstand betrekking heeft op een beroep in cassatie in een strafzaak uitsluitend betreffende een of meer overtredingen wordt jegens de verdachte de toevoeging geweigerd, indien met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd of geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum – of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes zijn opgelegd, tot een gezamenlijke maximum – van € 250,–.
6 Indien het belang bestaat uit een periodiek te betalen of te ontvangen waarde, wordt het belang gesteld op de waarde van de betaling of ontvangst, vermenigvuldigd met het aantal malen dat deze waarde moet worden betaald dan wel ontvangen in een periode van ten hoogste twee jaar.
7 In afwijking van het eerste tot en met vierde lid kan rechtsbijstand of een toevoeging worden verleend indien zwaarwegende belangen van de rechtzoekende dit rechtvaardigen, of indien zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de rechtzoekende dit rechtvaardigen in het belang van een effectieve toegang tot het recht.
2 In afwijking van het eerste lid, eerste volzin kan rechtsbijstand worden verleend, indien zwaarwegende belangen van de rechtzoekende dit rechtvaardigen of de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval dat vereist.
Voor rechtsbijstand terzake van het treffen van een afbetalingsregeling, het aanvragen van het eigen faillissement of het kwijtschelden van een schuld wordt geen toevoeging verleend.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1994.