Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen

[Regeling vervallen per 15-04-2009.]
Geraadpleegd op 06-05-2024.
Geldend van 01-02-1994 t/m 31-12-2002

Besluit van 17 november 1993, houdende regels inzake in-, uit- en doorvoer van radioactieve stoffen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 februari 1993, nr. MJZ09293021, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling wetgeving, gedaan mede namens Onze Ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

Gelet op de Richtlijn nr. 92/3/Euratom van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen Lid-Staten en naar en vanuit de Gemeenschap (PbEG L 35) en op artikel 67 van de Kernenergiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 juli 1993, nr. W08.93.0096);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 november 1993, nr. MJZ09n93001, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. wet: de Kernenergiewet;

    • b. Lid-Staat: een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen;

    • c. radioactieve afvalstoffen: splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen ten aanzien waarvan niet duidelijk is dat deze voor verder gebruik zijn bestemd;

    • d. ingekapselde bron: bron, welke wordt gevormd door splijtstoffen of radioactieve stoffen die op hechte wijze in vaste, niet-actieve stoffen zijn opgenomen, of welke is ingekapseld in een niet-actief omhulsel, dat voldoende weerstand biedt om onder normale gebruiksomstandigheden iedere verspreiding van radioactieve stoffen te voorkomen;

    • e. binnen Nederlands grondgebied brengen: het anders dan ter voldoening aan een tot vervoer strekkende overeenkomst binnen Nederlands grondgebied brengen en het binnen Nederlands grondgebied doen brengen;

    • f. buiten Nederlands grondgebied brengen: het anders dan ter voldoening aan een tot vervoer strekkende overeenkomst buiten Nederlands grondgebied brengen en het buiten Nederlands grondgebied doen brengen;

    • g. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    • h. Onze andere Ministers: Onze Ministers wie het mede aangaat;

    • i. het document: het door de Commissie van de Europese Gemeenschappen opgestelde document ter uitvoering van de Richtlijn nr. 92/3/Euratom van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen Lid-Staten en naar en vanuit de Gemeenschap (PbEG L 35);

    • j. definitieve bestemming: een bestemming om blijvend te worden opgeslagen op of in de bodem, te worden vernietigd of om te worden bewerkt.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Dit besluit is niet van toepassing op het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen, in een hoeveelheid of met een concentratie die de waarden, bedoeld in artikel 4, onder a of b, van de Richtlijn nr. 80/836/ Euratom van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1980 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (PbEG L 246) niet overschrijdt.

  • 2 Dit besluit is voorts niet van toepassing op het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van ingekapselde bronnen, voor zover deze:

    • a. geen splijtbaar materiaal bevatten, en

    • b. worden teruggezonden naar degene die de bron heeft geleverd.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Voor zover voor het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen geen vergunning benodigd is als bedoeld in artikel 15, onder a, of 29 van de wet, is die activiteit zonder vergunning van Onze Minister verboden.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Degene aan wie een vergunning is verleend ten behoeve van het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen draagt er zorg voor dat tijdens het vervoer van die afvalstoffen het document aanwezig is.

  • 2 Degene die de radioactieve afvalstoffen in Nederland in ontvangst neemt, is verplicht uiterlijk binnen 15 dagen na ontvangst daarvan mededeling te doen aan Onze Minister met gebruikmaking van het document.

  • 3 Onze Minister zendt onverwijld een afschrift van de mededeling, bedoeld in het tweede lid, aan het bevoegd gezag van de betrokken Lid-Staten.

  • 4 Degene aan wie een vergunning is verleend ten behoeve van het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen draagt er zorg voor:

    • a. dat hij van degene die deze afvalstoffen aldaar in ontvangst neemt onverwijld een bericht van ontvangst krijgt onder vermelding van het douanekantoor van binnenkomst;

    • b. dat hij binnen twee weken na aankomst van de radioactieve afvalstoffen op de plaats van de definitieve bestemming Onze Minister daarvan in kennis stelt onder vermelding van het douanekantoor van waar de radioactieve afvalstoffen buiten de Europese Gemeenschappen zijn gebracht en onder bijvoeging van het onder a bedoelde bericht van ontvangst.

  • 5 Onze Minister zendt degene aan wie een vergunning is verleend ten behoeve van het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een andere Lid-Staat onverwijld een afschrift van het door hem ontvangen bericht van ontvangst van het bevoegd gezag van die Lid-Staat.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 15, onder a, en 29 van de wet en artikel 3 ten behoeve van het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen wordt beschikt uiterlijk:

  • a. binnen zes maanden na de datum waarop het document door Onze Minister is gedagtekend in de gevallen waarin goedkeuring is gevraagd aan het bevoegd gezag van een andere Lid-Staat;

  • b. binnen vier maanden na de datum waarop het document door Onze Minister is gedagtekend in de gevallen waarin geen goedkeuring is gevraagd aan het bevoegd gezag van een andere Lid-Staat.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Indien een aanvraag betrekking heeft op het meer dan één keer binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen kan een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, of 29 van de wet of artikel 3 worden verleend voor meerdere keren, indien:

  • 2 Een vergunning voor het meer dan één keer binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen wordt voor ten hoogste drie jaren verleend.

Hoofdstuk 2. Het van buiten de Europese Gemeenschappen binnen Nederland brengen van radioactieve afvalstoffen met een definitieve bestemming binnen een andere Lid-Staat, alsmede het vanuit een andere Lid-Staat binnen Nederland brengen van radioactieve afvalstoffen met een definitieve bestemming binnen Nederland, een derde Lid-Staat of een Staat buiten de Europese Gemeenschappen

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister beslist uiterlijk negen weken na de datum waarop van het bevoegd gezag van een andere Lid-Staat een verzoek is ontvangen om goedkeuring te verlenen aan de aanvraag om:

    • a. radioactieve afvalstoffen die afkomstig zijn van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen te brengen:

      • 1°. naar een definitieve bestemming binnen zijn grondgebied via Nederlands grondgebied,

      • 2°. naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een andere Staat buiten de Europese Gemeenschappen via Nederlands grondgebied, of om

    • b. vanuit zijn grondgebied radioactieve afvalstoffen te brengen:

      • 1°. naar een definitieve bestemming binnen Nederlands grondgebied;

      • 2°. naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een derde Lid-Staat via Nederlands grondgebied;

      • 3°. naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen via Nederlands grondgebied.

  • 2 Indien Onze Minister het noodzakelijk acht dat de opslag van de radioactieve afvalstoffen in verband met het vervoer naar een definitieve bestemming als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, 2° en 3°, plaatsvindt door een door Onze Minister en Onze andere Ministers erkende ophaaldienst voor radioactieve afvalstoffen, doet hij daarvan onverwijld mededeling aan:

    • a. het bevoegd gezag van de Lid-Staat dat om goedkeuring heeft verzocht;

    • b. de ophaaldienst;

    • c. degene op wiens aanvraag het verzoek om goedkeuring betrekking heeft.

  • 3 Indien Onze Minister uiterlijk zeven weken na de datum, bedoeld in het eerste lid, uitstel heeft gevraagd, beslist Onze Minister in afwijking van het eerste lid uiterlijk dertien weken na die datum.

  • 4 Onze Minister zendt onverwijld een exemplaar van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, van zijn mededeling, bedoeld in het tweede lid, onder a, en van zijn verzoek om uitstel aan Onze andere Ministers.

  • 5 Onze Minister deelt met gebruikmaking van het document zijn beslissing omtrent een verzoek als bedoeld in het eerste lid onverwijld mee aan het bevoegd gezag van de Lid-Staat, dat om goedkeuring heeft verzocht. Hij deelt zijn beslissing onverwijld mee aan Onze andere Ministers en, voor zover dit van toepassing is, aan degene die voornemens is de radioactieve afvalstoffen in ontvangst te nemen en aan de ophaaldienst.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister weigert een goedkeuring voor een activiteit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, indien:

    • a. het verzoek niet is gedaan met gebruikmaking van het document;

    • b. de verstrekte gegevens onvolledig of onjuist zijn.

  • 2 Voor zover het vervoeren van splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen zonder vergunning bij of krachtens de wet is verboden, weigert Onze Minister een goedkeuring voor een activiteit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, indien het vervoeren van de radioactieve afvalstoffen of het voorhanden hebben van die stoffen bij opslag in verband met het vervoer, door degene die die afvalstoffen binnen Nederlands grondgebied brengt of aan wie zij worden afgegeven, niet kan geschieden overeenkomstig de regels op grond van het Besluit splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen.

  • 3 Onze Minister weigert voorts een goedkeuring voor een activiteit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, 1°, indien:

    • a. het bewaren, het vernietigen, het op of in de bodem brengen of het zich ontdoen door afgifte van de radioactieve afvalstoffen niet kan plaatsvinden overeenkomstig de bij of krachtens de wet gestelde regels, of

    • b. geen verklaring kan worden overgelegd van een door Onze Minister en Onze andere Ministers erkende ophaaldienst voor radioactieve afvalstoffen, waarbij deze zich bereid toont de betrokken radioactieve afvalstoffen in ontvangst te nemen.

  • 4 Onze Minister weigert een goedkeuring voor een activiteit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, indien het vervoerstraject onnodige risico's voor de openbare veiligheid of het milieu meebrengt.

  • 5 Onze Minister kan een goedkeuring voor een activiteit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, 1°, weigeren, indien het bewaren, het vernietigen, het op of in de bodem brengen, het zich ontdoen door afgifte, of het voorhanden hebben van de radioactieve afvalstoffen bij opslag in verband met het vervoer anderszins in strijd zou zijn met het belang van de bescherming van het milieu.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 2 Indien Onze Minister de goedkeuring verleent, waarmerkt hij een afschrift van het document dat hij zendt naar het bevoegd gezag van de Lid-Staat, dat goedkeuring heeft verzocht, als de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, of 29 van de wet of artikel 3. Hij tekent op het afschrift de datum aan waarop hij de goedkeuring voorwaardelijk heeft verleend. De aanvraag wordt geacht te zijn ingediend op vorenbedoelde datum.

  • 3 Onze Minister doet ingeval van een goedkeuring de mededeling aan het bevoegd gezag van de Lid-Staat, dat goedkeuring heeft verzocht, vergezeld gaan van:

  • 4 Onze Minister doet tegelijkertijd bij de mededeling als bedoeld in het derde lid aan degene op wiens aanvraag de goedkeuring betrekking heeft, een opgave van gegevens die in aanvulling op het document binnen de daarbij aangegeven termijn nog moeten worden verstrekt.

  • 5 Onze Minister zendt onverwijld een afschrift van het eerste blad van de gewaarmerkte aanvraag aan Onze andere Ministers.

  • 6 Indien het verzoek om goedkeuring betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, 1°, en de betrokken radioactieve afvalstoffen binnen Nederland worden bewerkt, weigert Onze Minister de goedkeuring indien geen verklaring wordt overgelegd, dat degene die voornemens is deze radioactieve afvalstoffen vanuit de Lid-Staat binnen Nederlands grondgebied te brengen deze na bewerking terugneemt en dat het bevoegd gezag van de Lid-Staat daaraan zijn medewerking verleent.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Op de aanvraag om een vergunning krachtens artikel 15, onder a, of 29 van de wet voor het brengen van splijtstoffen en ertsen onderscheidenlijk radioactieve stoffen:

    • a. vanuit een andere Lid-Staat naar een definitieve bestemming:

      • 1°. binnen Nederlands grondgebied,

      • 2°. binnen een derde Lid-Staat, of

      • 3°. binnen een Staat buiten de Europese Gemeenschappen, of,

    • b. afkomstig van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen met een definitieve bestemming binnen een andere Lid-Staat, wordt door Onze Minister en Onze andere Ministers, in ieder geval afwijzend beschikt indien naar hun oordeel de betrokken splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen moeten worden beschouwd als radioactieve afvalstoffen en

      • 1°. met betrekking tot die activiteit geen verzoek om goedkeuring is gedaan door het bevoegd gezag van de betrokken Lid-Staat, of

      • 2°. met betrekking tot die activiteit geen goedkeuring is verleend als bedoeld in artikel 9.

  • 2 Onze Minister deelt, namens Onze andere Ministers, de afwijzende beschikking krachtens het eerste lid onverwijld mede aan de aanvrager en aan het bevoegd gezag van de betrokken Lid-Staat.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een vergunning krachtens artikel 3.

Hoofdstuk 3. Het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen afkomstig van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen, die een definitieve bestemming hebben binnen Nederlands grondgebied of die via Nederlands grondgebied binnen de Europese Gemeenschappen worden gebracht op weg naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

3.1. Algemene voorschriften

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Degene die voornemens is radioactieve afvalstoffen afkomstig van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen en met een definitieve bestemming binnen Nederlands grondgebied in ontvangst te nemen, is verplicht met gebruikmaking van het document een vergunning aan te vragen als bedoeld in artikel 15, onder a, of 29 van de wet of als bedoeld in artikel 3 ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van die radioactieve afvalstoffen.

  • 2 Degene die voornemens is vanuit het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen radioactieve afvalstoffen op weg naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen via Nederlands grondgebied binnen de Europese Gemeenschappen te brengen, is verplicht bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, of 29 van de wet, of als bedoeld in artikel 3 gebruik te maken van het document.

  • 3 De persoon, bedoeld in het eerste lid, doet zijn aanvraag vergezeld gaan van een ondertekende verklaring van degene die de radioactieve afvalstoffen buiten het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen brengt dat hij de betrokken radioactieve afvalstoffen zal terugnemen indien deze niet binnen het grondgebied van Nederland of van een Lid-Staat kunnen worden gebracht.

  • 4 De persoon, bedoeld in het tweede lid, doet zijn aanvraag vergezeld gaan van een door hem ondertekende verklaring dat hij de betrokken radioactieve afvalstoffen zal terugnemen indien deze niet binnen het grondgebied van Nederland, van een Lid-Staat of van de betrokken Staat buiten de Europese Gemeenschappen kunnen worden gebracht.

  • 5 Het document, bedoeld in het eerste en tweede lid, is op aanvraag verkrijgbaar bij Onze Minister.

  • 6 Onze Minister kan in aanvulling op het document de persoon, bedoeld in het eerste en tweede lid, verzoeken binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens te verstrekken.

  • 7 Onze Minister zendt een exemplaar van een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid onverwijld na de datum waarop de aanvraag is ontvangen aan Onze andere Ministers.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister tekent, indien het document, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, volledig en juist is ingevuld en voorzien is van de vereiste bijlagen, de datum van ontvangst aan op het eerste blad van het document.

  • 2 Indien op het document, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, de gegevens onvoldoende zijn ingevuld, neemt Onze Minister, mede namens Onze andere Ministers, de aanvraag niet in behandeling.

  • 3 Onze Minister zendt een afschrift van het eerste blad van het gedagtekende document onverwijld aan Onze andere Ministers.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Indien uit het document, bedoeld in artikel 13, eerste lid, blijkt:

    • a. dat de radioactieve afvalstoffen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, via het grondgebied van één of meer andere Lid-Staten binnen Nederlands grondgebied worden gebracht, of

    • b. dat de radioactieve afvalstoffen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, via het grondgebied van één of meer andere Lid-Staten buiten de Europese Gemeenschappen worden gebracht,

    verzoekt Onze Minister onverwijld na de dagtekening van het document het bevoegd gezag van die Lid-Staat of Lid-Staten onder toezending van het document de daarin opgenomen aanvraag binnen negen weken na ontvangst goed te keuren.

  • 2 Onze Minister doet die toezending vergezeld gaan van informatie omtrent de betrokken vergunning en de daarbij te volgen procedure.

  • 3 Onze Minister doet de aanvrager en Onze andere Ministers onverwijld mededeling van het verzoek of de verzoeken om goedkeuring.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister verlengt op verzoek van het bevoegd gezag van een Lid-Staat, waaraan goedkeuring is gevraagd, de termijn van negen weken met ten hoogste vier weken.

  • 2 Onze Minister doet de aanvrager en Onze andere Ministers onverwijld mededeling van de verlenging.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Onverminderd de artikelen 19, eerste en tweede lid, en 20, eerste en tweede lid, wordt op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 15, onder a, en 29 van de wet en in artikel 3 ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, niet beslist, zolang de Lid-Staten aan wie goedkeuring is gevraagd die goedkeuring niet hebben gegeven binnen de daarvoor gestelde termijn.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister en Onze andere Ministers beschikken afwijzend op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 15, onder a, en 29 van de wet ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid:

    • a. uiterlijk twee weken na de datum waarop de weigering van het bevoegd gezag van één van de Lid-Staten aan wie goedkeuring is gevraagd is ontvangen;

    • b. ingeval door het bevoegd gezag van een Lid-Staat geen beslissing is genomen omtrent de goedkeuring uiterlijk acht weken na het verstrijken van de datum waarop die beslissing uiterlijk had moeten zijn genomen.

  • 2 Het eerste lid, onder b, is uitsluitend van toepassing indien de betrokken Lid-Staat voor 1 januari 1994 de Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft medegedeeld dat aan het door hem niet binnen de voor goedkeuring gestelde termijn beslissen niet het gevolg kan worden verbonden van een stilzwijgende goedkeuring.

  • 3 Onze Minister stelt de Commissie onverwijld op de hoogte van een afwijzende beschikking als bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 4 Onze Minister deelt, namens Onze andere Ministers, de beschikking op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 15, onder a, en 29 van de wet ten behoeve van de activiteit, bedoeld in het eerste lid, onverwijld mede aan:

    • a. de persoon, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid;

    • b. het bevoegd gezag van de betrokken Staat of Staten buiten de Europese Gemeenschappen, en

    • c. de Lid-Staten aan wie goedkeuring is verzocht.

  • 5 Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Op de aanvraag om een vergunning krachtens artikel 15, onder a, van de wet of krachtens artikel 29 van de wet voor het vanuit het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen binnen Nederlands grondgebied brengen van splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen, die:

    • a. bestemd zijn om binnen Nederland te blijven, of

    • b. een definitieve bestemming hebben binnen het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen,

    wordt door Onze Minister en Onze andere Ministers, afwijzend beschikt indien de betrokken splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen als radioactieve afvalstoffen moeten worden beschouwd en de aanvraag niet is gedaan met gebruikmaking van het document.

  • 2 Onze Minister deelt, namens Onze andere Ministers, de afwijzende beschikking onverwijld mee aan de aanvrager. Hij doet die mededeling vergezeld gaan van het document onder verwijzing naar in ieder geval de artikelen 12 tot en met 17.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een vergunning krachtens artikel 3.

3.2. Een definitieve bestemming binnen Nederlands grondgebied

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister en Onze andere Ministers beschikken afwijzend op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 15, onder a, en 29 van de wet, ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, indien:

    • a. geen verklaring kan worden overgelegd van een door Onze Minister en Onze andere Ministers erkende ophaaldienst voor radioactieve afvalstoffen, waarbij deze zich bereid toont de betrokken radioactieve afvalstoffen in ontvangst te nemen, of

    • b. indien het vervoer door of over een gebied gaat als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, b of c.

  • 2 Onze Minister en Onze andere Ministers beschikken afwijzend op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 15, onder a, en 29 van de wet, ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, indien:

    • a. het vervoerstraject onnodige risico's voor de openbare veiligheid of het milieu meebrengt, of

    • b. het bewaren, het vernietigen, het op of in de bodem brengen of het zich ontdoen door afgifte, van de betrokken radioactieve afvalstoffen anderszins in strijd zou zijn met het belang van de bescherming van het milieu.

  • 3 Onze Minister deelt, namens Onze andere Ministers, de afwijzende beschikking onverwijld mede aan:

    • a. de persoon bedoeld in artikel 12, eerste lid;

    • b. het bevoegd gezag van de Staat buiten de Europese Gemeenschappen, die aan het begin staat van het traject dat zou leiden tot het binnen Nederlands grondgebied brengen van de betrokken radioactieve afvalstoffen, en

    • c. het bevoegd gezag van de Lid-Staten, aan wie goedkeuring is verzocht.

  • 4 Onze Minister trekt na een afwijzende beschikking op grond van het eerste of tweede lid het verzoek om goedkeuring in. Hij deelt dat aan het bevoegd gezag van de Lid-Staten, aan wie goedkeuring is verzocht, mee gelijktijdig bij de mededeling van de afwijzende beschikking.

  • 5 Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

3.3. Een definitieve bestemming buiten de Europese Gemeenschappen

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister en Onze andere Ministers beschikken afwijzend op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 15, onder a, en 29 van de wet, ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, indien:

    • a. het vervoer door of over een gebied gaat ten zuiden van 60° zuiderbreedte, dan wel de radioactieve afvalstoffen een bestemming hebben in dit gebied,

    • b. het vervoer door of over het grondgebied gaat van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen en die Staat partij is bij de Vierde ACS-EEG-Overeenkomst, dan wel de radioactieve afvalstoffen een bestemming hebben binnen het grondgebied van zo'n Staat, of

    • c. het vervoer door of over of het grondgebied gaat van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen en die Staat volgens de door de Europese Commissie vastgestelde criteria niet beschikt over de technische, wettelijke of bestuurlijke middelen om de radioactieve afvalstoffen veilig te beheren, dan wel de radioactieve afvalstoffen een bestemming hebben binnen het grondgebied van zo'n Staat, of

    • d. Onze Minister de tijdelijke opslag in verband met het vervoer van de betrokken radioactieve afvalstoffen door een door Onze Minister en Onze andere Ministers erkende ophaaldienst voor radioactieve afvalstoffen noodzakelijk acht en geen erkende ophaaldienst bereid is de betrokken radioactieve afvalstoffen tijdelijk in ontvangst te nemen, of

    • e. de opslag in verband met het vervoer door degene die de betrokken radioactieve afvalstoffen binnen Nederlands grondgebied brengt of aan wie zij worden afgegeven, niet kan geschieden overeenkomstig een vergunning, die geldt krachtens artikel 15, onder a, of 29 van de wet.

  • 2 Onze Minister en Onze andere Ministers beschikken afwijzend op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikelen 15, onder a, en 29 van de wet, ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, indien het vervoerstraject onnodige risico's voor de openbare veiligheid of het milieu meebrengt.

  • 3 Onze Minister deelt, namens Onze andere Ministers, de afwijzende beschikking onverwijld mede aan:

    • a. de persoon, bedoeld in artikel 12, tweede lid;

    • b. het bevoegd gezag van de betrokken Staat of Staten buiten de Europese Gemeenschappen, en

    • c. het bevoegd gezag van de Lid-Staten, aan wie goedkeuring is verzocht of aan wie blijkens de aanvraag goedkeuring zou zijn gevraagd, indien niet op grond van het eerste of tweede lid zou zijn geweigerd.

  • 5 Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 ten behoeve van het binnen Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 12, tweede lid.

Hoofdstuk 4. Het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen die uit Nederland afkomstig zijn of binnen Nederlands grondgebied zijn gebracht met het oog op bewerking

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

4.1. Algemene voorschriften

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Indien de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de wet voor het buiten Nederlands grondgebied brengen van splijtstoffen en ertsen, die uit Nederland afkomstig zijn of binnen Nederlands grondgebied zijn gebracht met het oog op bewerking, niet vergezeld gaat van een schriftelijke verklaring van degene voor wie de splijtstoffen en ertsen bestemd zijn dat deze door hem voor verder gebruik worden aangewend, worden door Onze Minister en Onze andere Ministers de splijtstoffen en ertsen waarop de aanvraag betrekking heeft, aangemerkt als radioactieve afvalstoffen.

  • 2 De aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de wet of als bedoeld in artikel 3 voor het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen, die uit Nederland afkomstig zijn of binnen Nederlands grondgebied zijn gebracht met het oog op bewerking, wordt gedaan met gebruikmaking van het document.

  • 3 Het document, bedoeld in het tweede lid, is op aanvraag verkrijgbaar bij Onze Minister.

  • 4 De aanvraag wordt ingediend bij Onze Minister.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de wet of als bedoeld in artikel 3 voor het buiten Nederlands grondgebied brengen van de in artikel 21, tweede lid, bedoelde radioactieve afvalstoffen wordt door Onze Minister en Onze andere Ministers onderscheidenlijk door Onze Minister niet in behandeling genomen, indien deze niet is gedaan met gebruikmaking van het document.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de wet of artikel 3 voor het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, zijn de artikelen 12, zesde lid, en 13 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Indien uit het document blijkt dat:

  • a. de radioactieve afvalstoffen alvorens zij hun definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Lid-Staat bereiken binnen het grondgebied van één of meer andere Lid-Staten moeten worden gebracht, of

  • b. de radioactieve afvalstoffen alvorens zij hun definitieve bestemming buiten de Europese Gemeenschappen bereiken binnen het grondgebied van één of meer Lid-Staten moeten worden gebracht,

verzoekt Onze Minister onverwijld na de dagtekening van het document het bevoegd gezag van de Lid-Staat of de Lid-Staten onder toezending van het gedagtekende document de aanvraag binnen negen weken na ontvangst goed te keuren.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de wet of artikel 3 voor het buiten Nederlands grondgebied brengen van de in artikel 21, tweede lid, bedoelde radioactieve afvalstoffen naar:

  • 1°. een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Lid-Staat, of

  • 2°. een definitieve bestemming buiten de Europese Gemeenschappen maar door of over het grondgebied van een Lid-Staat,

zijn de artikelen 14, tweede en derde lid, 15, 16 en 17 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het niet beslissen zolang een Lid-Staat aan wie goedkeuring is gevraagd geen betrekking heeft op een weigering op grond van artikel 27, eerste lid, of 29, eerste, tweede of derde lid.

4.2. Het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen die uit Nederland afkomstig zijn naar een definitieve bestemming binnen een Lid-Staat

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister en Onze andere Ministers beschikken afwijzend op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de wet, ten behoeve van het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Lid-Staat indien het vervoerstraject onnodige risico's voor de openbare veiligheid of het milieu meebrengt.

  • 2 Onze Minister deelt, namens Onze andere Ministers, de afwijzende beschikking onverwijld mede aan degene die voornemens is de radioactieve afvalstoffen, bedoeld in artikel 21, tweede lid, buiten het Nederlands grondgebied te brengen en aan het bevoegd gezag van de Lid-Staat of Lid-Staten waaraan goedkeuring is verzocht. Hij kan daarbij het verzoek om goedkeuring intrekken.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 ten behoeve van het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Lid-Staat.

4.3. Het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen die uit Nederland afkomstig zijn naar een definitieve bestemming binnen een Staat buiten de Europese Gemeenschappen

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister zendt een afschrift van het document, waarin de aanvraag is opgenomen voor het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen onverwijld na de dagtekening van het document naar het bevoegd gezag van die Staat.

  • 2 Onze Minister nodigt het bevoegd gezag van die Staat uit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen negen weken na ontvangst van het aanvraagformulier zijn opmerkingen kenbaar te maken.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

  • 1 Onze Minister en Onze andere Ministers beschikken afwijzend op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de wet, voor het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen indien:

    • a. zich één van de omstandigheden voordoet als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, b of c, of

    • b. het vervoerstraject onnodige risico's voor de openbare veiligheid of het milieu meebrengt.

  • 2 Onze Minister en Onze andere Ministers kunnen op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder a, van de wet, ten behoeve van een activiteit als bedoeld in het eerste lid afwijzend beschikken, indien:

    • a. aan hem niet wordt overgelegd een afschrift van de overeenkomst met degene door wie deze afvalstoffen in ontvangst zullen worden genomen, of

    • b. hij redelijkerwijs kan aannemen dat de voorgenomen wijze van opslag of vernietiging van de betrokken radioactieve afvalstoffen in strijd zal zijn met het belang van de bescherming van het milieu, of

    • c. de opmerkingen, bedoeld in artikel 27, tweede lid, daartoe aanleiding geven.

  • 3 Onze Minister deelt, namens Onze andere Ministers, de afwijzende beschikking terstond mede aan de aanvrager en het bevoegd gezag van de betrokken Staten. Hij kan daarbij het verzoek om goedkeuring intrekken.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 ten behoeve van het buiten Nederlands grondgebied brengen van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, naar een definitieve bestemming binnen het grondgebied van een Staat buiten de Europese Gemeenschappen.

Hoofdstuk 5. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 15-04-2009]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 november 1993

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. G. M. Alders

De Minister van Economische Zaken,

J. E. Andriessen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

B. de Vries

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. J. Simons

Uitgegeven de negende december 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven