Artikel 46. Bijeenroeping
1 De Voorzitter roept de vergadering bijeen zo dikwijls hij dit nodig oordeelt. Voorts roept hij de vergadering binnen een redelijke termijn bijeen als dit door dertig leden schriftelijk, onder opgave van redenen, is verzocht, dan wel indien de regering de wens daartoe, onder opgave van redenen, te kennen geeft.
Artikel 47. Schorsing of sluiting van de vergadering
Artikel 48. Presentielijst
Ieder aanwezig lid meldt zijn aanwezigheid voor het begin van de vergadering aan op de presentielijst. Later komende leden melden hun aanwezigheid eveneens aan op deze wijze.
De Voorzitter opent de vergadering indien op het uur van bijeenroeping meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden hun aanwezigheid op de presentielijst hebben aangemeld.
Artikel 50. Ontbreken van quorum
4 Het Presidium zorgt verder dat voor de ministers en personen die zij hebben aangewezen om zich in de vergadering te doen bijstaan, alsmede voor de Gevolmachtigde Ministers, zitplaatsen beschikbaar zijn.
Ieder lid spreekt staande, tenzij de Voorzitter hem verlof geeft zittende te spreken, en van de spreekplaats, tenzij de Voorzitter toestaat, dat hij van een andere plaats spreekt.
Artikel 53. Ingekomen stukken
Artikel 55. Spreken in de vergadering
1 Geen lid voert het woord dan na het aan de Voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. De Voorzitter verleent het woord in de volgorde, waarin het is gevraagd, tenzij de Kamer anders besluit. De leden kunnen zich als spreker op de daartoe bestemde sprekerslijst laten inschrijven zodra de Voorzitter heeft medegedeeld voornemens te zijn het onderwerp aan de orde te stellen, dan wel de Kamer, al dan niet onder voorbehoud, heeft besloten het onderwerp aan de orde te stellen.
2 Indien ministers, personen die zij hebben aangewezen om zich in de vergadering te doen bijstaan, de Gevolmachtigde Ministers of de bijzondere gedelegeerden het woord verlangen, verleent de Voorzitter dit niet dan nadat de spreker die aan het woord is zijn rede heeft beëindigd.
3 Indien de Voorzitter het woord wil voeren over het onderwerp dat aan de orde is, tenzij dit nodig is voor de uitvoering van de hem opgedragen taak, verlaat hij de voorzittersstoel. Hij neemt die niet weer in zolang het onderwerp aan de orde is.
Artikel 55a. Deelname aan de beraadslaging van in Nederland gekozen leden van het Europees Parlement
Artikel 56. Persoonlijk feit; voorstel van orde
De Voorzitter kan interrupties toelaten. Deze dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding.
Artikel 58. Waarschuwing; terugneming van woorden
2 Indien een lid of een minister beledigende uitdrukkingen gebruikt, de orde verstoort, de geheimhouding niet in acht neemt als bedoeld in hoofdstuk XIIA, de vertrouwelijkheid niet in acht neemt als bedoeld in hoofdstuk XIIB of instemming betuigt met dan wel aanspoort tot onwettige handelingen, wordt hij door de Voorzitter vermaand en in de gelegenheid gesteld de woorden die tot de waarschuwing aanleiding hebben gegeven, terug te nemen.
Artikel 59. Ontneming van het woord
1 Wanneer een spreker van de gelegenheid, bedoeld in artikel 58, tweede lid, geen gebruik maakt dan wel voortgaat van het onderwerp af te wijken, beledigende uitdrukkingen te gebruiken, de orde te verstoren, de geheimhouding niet in acht te nemen als bedoeld in hoofdstuk XIIA, de vertrouwelijkheid niet in acht te nemen als bedoeld in hoofdstuk XIIB of instemming te betuigen met dan wel aan te sporen tot onwettige handelingen, kan de Voorzitter hem het woord ontnemen.
Artikel 60. Uitsluiting van de vergadering
De Voorzitter kan een spreker op wie artikel 59 is toegepast en ieder ander lid dat zich schuldig maakt aan gedragingen als in dat artikel zijn bedoeld, uitsluiten van de verdere bijwoning van de vergadering op de dag waarop de uitsluiting plaats heeft.
Artikel 61. Niet-opneming van woorden in het verslag
[Vervallen per 05-07-2001]
Artikel 62. Geen beroep op de Kamer
Van de beslissingen ingevolge de artikelen 58 tot en met 60 door de Voorzitter genomen, is beroep op de Kamer niet toegelaten.
Artikel 63. Aantal malen dat een lid het woord voert
Artikel 64. Maximumspreektijd
Onverminderd artikel 43, eerste lid, kan de Kamer voor de behandeling van een onderwerp maximumspreektijden vaststellen per fractie en groep met inachtneming van de omvang van de fracties en groepen, en voor de ministers. Daarbij kan tevens worden bepaald dat de beraadslaging zal worden beperkt tot één termijn.
Artikel 65. Ophouden met spreken
Zodra de voor de redevoeringen of de stemverklaringen gestelde maximumspreektijd is verstreken, verzoekt de Voorzitter de spreker met spreken op te houden. Deze geeft terstond aan dit verzoek gevolg.
1 Een lid dat het woord voert kan daarbij moties over het in behandeling zijnde onderwerp indienen. Zulk een motie moet kort en duidelijk geformuleerd, op schrift gebracht en door de voorsteller ondertekend zijn; zij kan alleen in behandeling komen indien zij door ten minste vier andere leden wordt mede ondertekend of ondersteund.
2 Tenzij de Kamer hiertoe verlof geeft, wordt een motie niet gedurende de eerste termijn ingediend. Indiening in eerste termijn is in elk geval mogelijk, indien de beraadslaging betreft een verslag van een mondeling overleg.
Artikel 67. Sluiting van de beraadslaging
2 Wanneer de Voorzitter van oordeel is, dat het onderwerp van verschillende zijden voldoende is belicht, kan hij in afwijking van het eerste lid aan de Kamer voorstellen de beraadslaging van de zijde van de Kamer eerder te sluiten. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd.
Artikel 68. Sluiting van de beraadslaging op een bepaald tijdstip
Op voorstel van de Voorzitter of van een in de vergaderzaal aanwezig lid kan de Kamer ook besluiten, dat de beraadslaging van de zijde van de Kamer over een onderwerp op een in dat voorstel te vermelden tijdstip zal worden gesloten. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Wordt het aangenomen, dan heeft de Voorzitter de bevoegdheid de nog beschikbare tijd naar billijkheid te verdelen.
§ 5. Stemming over personen
Artikel 74. Stemopneming bij stemming over personen
Stemming over personen voor benoemingen, voordrachten of keuzen geschiedt met stembriefjes, welke in een bus worden geworpen. Bij zulk een stemming benoemt de Voorzitter vier leden tot stemopnemers. Nadat de eerstbenoemde stemopnemer het getal van de in de bus gevonden stembriefjes en de Voorzitter dat van de aanwezige leden hebben opgegeven, maakt de eerstbenoemde stemopnemer de uitslag bekend.
Artikel 75. Invulling van de stembriefjes
Voor iedere kandidaat afzonderlijk wordt een stembriefje ingevuld, dat een duidelijke aanwijzing van de persoon moet bevatten. In geval van twijfel beslist de Kamer.
Artikel 76. Minder stembriefjes dan quorum
Indien het getal van de in de bus gevonden stembriefjes minder bedraagt dan het voor de opening van de vergadering vereiste aantal leden dan is artikel 70, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 77. Ongeldige stemmen
Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes tellen voor de bepaling van de meerderheid niet mee. Indien op verzoek van de Kamer ten behoeve van de stemming door een commissie personen zijn voorgedragen voor de benoeming, voordracht of keuze, tellen stembriefjes die een persoon aanwijzen die niet door de commissie is voorgedragen evenmin mee.
Artikel 78. Nietige stemming
De stemming is nietig:
a. indien het getal van de in de bus gevonden stembriefjes groter is dan dat van de leden die de presentielijst hebben getekend en dit verschil van invloed heeft kunnen zijn op de uitslag;
b. indien het getal van de behoorlijk ingevulde stembriefjes minder bedraagt dan het voor de opening van de vergadering vereiste aantal leden.
Artikel 79. Vrije stemming
De eerste stemming is vrij. Wanneer niemand bij deze eerste stemming de volstrekte meerderheid behaalt, vindt een tweede, eveneens vrije stemming plaats.
Artikel 80. Derde stemming
Indien ook bij de tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid verkrijgt, heeft een derde stemming plaats, nu tussen de vier personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming slechts op drie of vier personen stemmen uitgebracht, dan vindt de derde stemming plaats tussen de twee personen, op wie het hoogste aantal stemmen is uitgebracht.
Artikel 81. Vierde stemming
Wanneer ook bij de derde stemming geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, heeft een vierde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de derde stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.
Artikel 82. Tussenstemming
Indien bij de tweede of derde stemming niet is uitgemaakt tussen wie moet worden overgestemd, heeft er nog een tussenstemming plaats om hierover te beslissen.
Artikel 83. Staken van stemmen
2 Om deze beslissing tot stand te brengen worden de vereiste naambriefjes, behoorlijk toegevouwen, door een der stemopnemers in de bus geworpen en door een andere stemopnemer een voor een uitgetrokken en voorgelezen. De persoon, op het eerstuitgetrokken naambriefje vermeld, is de gekozene.
Artikel 84. Niet in de Grondwet vermelde keuzen
Betreft het benoemingen, voordrachten of keuzen, die niet in de Grondwet zijn vermeld, dan kan de Kamer in een bijzonder geval daarvoor andere regels doen gelden.
Artikel 85. Keuze van personen door de commissies
De keuze van personen door de commissies vindt op dezelfde wijze plaats als die door de Kamer, met dien verstande, dat bij de derde stemming de keuze gaat tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen.
Artikel 86. Aanbieding aan de Koning
De Voorzitter draagt zorg, dat de voordrachten van personen van wie de benoeming geschiedt bij koninklijk besluit mondeling of schriftelijk aan de Koning worden aangeboden.