Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 15 juni 1992, nr. VVP/L-U-921386, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op artikel 1, vijfde lid, van de Warenwet (Stb. 1988, 360);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet (advies van 22 maart 1990, nr. 14169/035);
De Raad van State gehoord (advies van 3 maart 1993, nr. W13.92.0263);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 18 mei 1993, nr. DGVgz/VVP/L 93836, uitgebracht in overeenstemming met Onze voornoemde Minister en Staatssecretaris;
Hebben goedgevonden en verstaan: