Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie van 24
september 1992, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, nr. PRP 92/U710,
en directoraat-generaal Wetgeving, nr. W.311163/93/6;
Gelet op artikel 11 van de Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie politiebestel (Stb. 1991, nr. 674) en artikel 237b van de gemeentewet (Stb. 1931, 89);
Gezien het advies van de Raad voor de gemeentefinanciën (advies van 30 september 1991,
nr. 108910 Rgf 27/80);
Gehoord de Commissie voor de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften (advies van
17 februari 1992, nr. GCV/YA/92/4);
De Raad van State gehoord (advies van 22 december 1992, nr. W04.92.0457);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 1 maart 1993,
nr. E93/U480, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan: