Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

Geraadpleegd op 28-12-2025.
Toekomstige tekst vanaf 01-01-2027.
Ga naar eerste onderdeel, gewijzigd per 01-01-2027.

Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 3, vierde en vijfde lid, 4, tweede lid, 6, derde lid, 8, eerste lid, 9, negende lid, 10, tweede lid, 14, tweede lid, 17, derde lid, 20, tweede lid, en 34 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (Stb. 709).

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 3, zesde lid, 4, tweede lid, 8, 9, dertiende en veertiende lid, 10, tweede, zesde, achtste en tiende lid, 10a, eerste lid, 10c, eerste en derde lid, 14a, vierde en zesde lid, 14b, zevende lid, 15a, zevende en dertiende lid, en 17, derde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.

  • 2 Deze regeling verstaat onder:

    • a. wet: Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992;

    • b. belasting: belasting van personenauto's en motorrijwielen;

    • c. afschrijvingsmoment: het tijdstip waarop de hoogte van de vermindering, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, wordt bepaald;

    • d. taxatiewaarde: taxatiewaarde, bedoeld in artikel 10, achtste lid, van de wet.

Artikel 6

  • 1 De toestemming als bedoeld in artikel 8, van de wet wordt verleend aan een ondernemer die een zodanige administratie voert dat daarin naar het oordeel van de inspecteur op duidelijke en overzichtelijke wijze alle voor de heffing van de belasting van belang zijnde gegevens zijn opgenomen. De inspecteur kan ter zake nadere voorwaarden en beperkingen stellen, waarbij de toestemming voor gebruikte motorrijtuigen kan worden beperkt tot motorrijtuigen waarvoor de vermindering ingevolge artikel 10, eerste lid, van de wet, wordt vastgesteld op de voet van artikel 10, zesde lid, van de wet.

  • 2 De administratie dient in ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van de tijdstippen van het afschrijvingsmoment, de inschrijving en de tenaamstelling van ieder motorrijtuig.

  • 3 De inspecteur kan aan degene aan wie de toestemming als bedoeld in artikel 8, van de wet is verleend de verplichting opleggen de motorrijtuigen waarvoor inschrijving in het kentekenregister is verzocht, te tonen op een door de inspecteur aan te wijzen plaats. Onder tonen wordt in ieder geval verstaan dat het motorrijtuig wordt geplaatst op de door of namens de inspecteur aangewezen opnameplaats met de wielen op de grond, zonder vervuilingen aan het motorrijtuig die een goede opname in de weg kunnen staan, en dat de sleutel wordt verstrekt om het motorrijtuig te ontsluiten en te starten.

  • 4 Indien niet wordt voldaan aan het in het eerste, tweede of derde lid bepaalde, kan de inspecteur de toestemming als bedoeld in artikel 8, van de wet bij voor bezwaar vatbare beschikking weigeren of intrekken.

Artikel 6a

  • 1 Voor de toepassing van artikel 9, dertiende en veertiende lid, van de wet blijkt de CO2-uitstoot van een personenauto of een bestelauto in gram per kilometer uit het kentekenregister.

  • 2 Indien de CO2-uitstoot van een personenauto of een bestelauto in gram per kilometer niet blijkt uit het kentekenregister blijkt de CO2-uitstoot in gram per kilometer uit:

    • a. de voor de auto verleende typegoedkeuring, bedoeld in artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel het door de fabrikant ter zake afgegeven certificaat van overeenstemming;

    • b. indien voor de auto geen typegoedkeuring is verleend, en ter zake evenmin een certificaat van overeenstemming is afgegeven: de voor de auto verleende individuele goedkeuring, bedoeld in artikel 26 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • c. indien voor de auto geen typegoedkeuring is verleend, geen certificaat van overeenstemming is afgegeven en ook geen individuele goedkeuring is verleend: een testrapport van een individuele keuring van de auto, waarbij de CO2-uitstoot is gemeten overeenkomstig de ter zake in het kader van de Europese Unie tot stand gekomen geldende voorschriften;

    • d. in andere gevallen dan bedoeld in de onderdelen a, b en c: een goedkeuring van de auto waaruit de CO2-uitstoot van de auto blijkt, gemeten overeenkomstig de voorschriften van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, dan wel een gelijkwaardig internationaal reglement.

  • 3 De CO2-uitstoot is nihil wanneer uit het kentekenregister blijkt dat de personenauto of bestelauto is ingericht en bestemd om uitsluitend te worden aangedreven door een elektromotor waarbij de elektrische energie uitsluitend door een batterij of door een brandstofcel wordt geleverd, of door een verbrandingsmotor die kan worden gevoed met waterstof.

Artikel 7

Een motorrijtuig wordt in ieder geval als gebruikt aangemerkt indien dat motorrijtuig 3.000 kilometer of meer heeft afgelegd.

Artikel 8

  • 1 De afschrijving bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet bedraagt met betrekking tot personenauto’s, motorrijwielen of bestelauto’s als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet:

    • -

      6 percent per maand voor de eerste drie maanden die zijn verstreken na het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst als zodanig in gebruik is genomen; en

    • -

      2,5 percent voor iedere volgende maand, indien daarop een beroep wordt gedaan in het aangiftebiljet.

  • 2 De afschrijving bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, met betrekking tot personenauto's als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel g, van de wet bedraagt 1,5 percent per maand die is verstreken na het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst als zodanig in gebruik is genomen, indien daarop een beroep wordt gedaan in het aangiftebiljet.

  • 3 De afschrijving kan uitsluitend met de taxatiewaarde worden bepaald indien het motorrijtuig voldoet aan de eisen, bedoeld in de hoofdstukken 5 en 7 van de Regeling voertuigen, waardoor met het motorrijtuig kan of mag worden deelgenomen aan het verkeer. Aan deze eisen is in ieder geval niet voldaan indien:

    • voor het motorrijtuig een aantekening in het kentekenregister is of wordt geplaatst dat een verbod voor het rijden op de weg is of wordt opgelegd;

    • voor het motorrijtuig een aantekening in het kentekenregister is of wordt geplaatst dat het motorrijtuig voorgoed buiten gebruik is of wordt gesteld;

    • dat blijkt uit de aangifte, het taxatierapport of op het moment dat het motorrijtuig wordt getoond overeenkomstig het achtste lid; of

    • dat anderszins blijkt.

  • 4 De afschrijving kan uitsluitend met de taxatiewaarde of op basis van een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland worden bepaald, indien de opgaaf, bedoeld in artikel 10, negende lid, van de wet, bestaat uit:

    • a. een verwijzing naar een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland, onder overlegging van een kopie van de passage uit die koerslijst waaraan de bij de aangifte toegepaste afschrijving, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, is ontleend; of

    • b. het bij de aangifte gebruikte taxatierapport:

      • dat is opgemaakt met inachtneming van de voorwaarden opgenomen in bijlage I; en

      • dat is opgemaakt door een onafhankelijke, erkende taxateur, in overeenstemming met het eerste aandachtsstreepje, en waarbij de fysieke opname door de taxateur heeft plaatsgevonden ten hoogste een maand vóór het afschrijvingsmoment.

    Bij het doen van de opgaaf wordt slechts gebruikgemaakt van de gegevens van niet meer dan één koerslijst als bedoeld onder a. Gegevens die niet zijn opgenomen in een taxatierapport dat is opgemaakt door een onafhankelijke en-, erkende taxateur, of niet door of op verzoek van de inspecteur zijn toegevoegd, kunnen door of namens de belastingplichtige niet worden betrokken bij de taxatiewaarde.

  • 5 Bij toepassing van de artikelen 10, zesde lid en 10a, eerste lid, van de wet is de afschrijving, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, een percentage van het belastingbedrag, bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de wet, welk percentage is aangegeven in de navolgende tabel. Het vierde lid blijft in dat geval buiten toepassing.

    Indien sinds het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen een periode is verstreken van ten minste

    maar minder dan

    is het percentage

    en voor iedere maand die geheel of gedeeltelijk is verstreken sinds de in de eerste kolom bedoelde periode vermeerderd met

    0 dagen

    1 maand

    0

    12

    1 maand

    3 maanden

    12

    4

    3 maanden

    5 maanden

    20

    3,5

    5 maanden

    9 maanden

    27

    1,5

    9 maanden

    1 jaar en 6 maanden

    33

    1

    1 jaar en 6 maanden

    2 jaar en 6 maanden

    42

    0,75

    2 jaar en 6 maanden

    3 jaar en 6 maanden

    51

    0,50

    3 jaar en 6 maanden

    4 jaar en 6 maanden

    57

    0,42

    4 jaar en 6 maanden

    5 jaar en 6 maanden

    62

    0,42

    5 jaar en 6 maanden

    6 jaar en 6 maanden

    67

    0,42

    6 jaar en 6 maanden

    7 jaar en 6 maanden

    72

    0,25

    7 jaar en 6 maanden

    8 jaar en 6 maanden

    75

    0,25

    8 jaar en 6 maanden

    9 jaar en 6 maanden

    78

    0,25

    9 jaar en 6 maanden

     

    81

    0,19

  • 6 Bij toepassing van artikel 10, zesde lid, van de wet, is de vermindering ten hoogste het belastingbedrag, bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de wet.

  • 7 In afwijking van het eerste lid en het tweede lid wordt de afschrijving vastgesteld aan de hand van de in het vijfde lid opgenomen tabel, indien daarop een beroep wordt gedaan in het aangiftebiljet.

  • 8 De inspecteur kan vanaf het afschrijvingsmoment tot en met uiterlijk de zesde werkdag na de dag van het afschrijvingsmoment besluiten dat het motorrijtuig zo spoedig mogelijk moet worden getoond in dezelfde staat als waarin het motorrijtuig verkeerde op het afschrijvingsmoment op een door de inspecteur aan te wijzen plaats en tijdstip. Indien de betaling van de belasting op aangifte na het afschrijvingsmoment plaatsvindt, kan de inspecteur hiertoe besluiten vanaf het afschrijvingsmoment tot en met uiterlijk de zesde werkdag na de dag waarop de betaling is ontvangen door de ontvanger. Totdat het motorrijtuig is getoond, is niet gebleken dat de ter zake van het motorrijtuig verschuldigde belastingen en rechten zijn voldaan als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994. Onder tonen wordt in ieder geval verstaan dat het motorrijtuig wordt geplaatst op de door of namens de inspecteur aangewezen opnameplaats met de wielen op de grond, zonder vervuilingen aan het motorrijtuig die een goede opname in de weg kunnen staan, en dat de sleutel wordt verstrekt om het motorrijtuig te ontsluiten en te starten.

  • 9 Indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan kennelijk geheel of gedeeltelijk niet is betaald, blijkt in ieder geval niet eerder dan nadat de naheffingsaanslag in zijn geheel is betaald dat de ter zake van het motorrijtuig verschuldigde belastingen en rechten als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn voldaan.

  • 10 De vermindering van het belastingbedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, is een percentage van het belastingbedrag, zoals aangegeven in de tabel opgenomen in het vijfde lid.

Artikel 8a

  • 1 Voor de toepassing van de vermindering van de verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 10c, eerste lid, van de wet, worden bij de voldoening op aangifte van de voor het motorrijtuig verschuldigde belasting op verzoek van de inspecteur nadere gegevens overgelegd die naar zijn oordeel van belang zijn voor een juiste vaststelling van de vermindering.

  • 2 De vermindering, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend met overeenkomstige toepassing van artikel 8d, eerste, tweede en vierde lid, met dien verstande, dat de vermindering wordt vastgesteld aan de hand van de tijdsduur die is verstreken tussen het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen in de hoedanigheid waarin het eerder in de heffing van de belasting is betrokken, en het tijdstip dat bepalend is voor de hoogte van de belasting die voor het motorrijtuig opnieuw is verschuldigd.

  • 3 Ingeval voor het motorrijtuig teruggaaf van de eerder betaalde belasting is verleend, wordt de vermindering alleen toegepast voor zover de eerder teruggegeven belasting op een later tijdstip alsnog als verschuldigde belasting is voldaan.

Artikel 8d

  • 1 De vermindering van het belastingbedrag, bedoeld in artikel 14a, vierde lid, van de wet, is de som van de percentages die ingevolge de navolgende tabel van toepassing zijn voor elke maand die geheel of gedeeltelijk is verstreken tussen het tijdstip dat bepalend was voor de hoogte van de belasting en het tijdstip waarop de omstandigheid, bedoeld in artikel 14a, eerste of tweede lid, van de wet, zich voordoet, toegepast op het belastingbedrag, bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de wet.

    Indien bij aanvang van een maand een tijdsduur is verstreken sinds het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen van ten minste

    maar minder dan

    is het percentage voor die maand

    0 dagen

    1 maand

    12

    1 maand

    3 maanden

    4

    3 maanden

    5 maanden

    3,5

    5 maanden

    9 maanden

    1,5

    9 maanden

    1 jaar en 6 maanden

    1

    1 jaar en 6 maanden

    2 jaar en 6 maanden

    0,75

    2 jaar en 6 maanden

    3 jaar en 6 maanden

    0,50

    3 jaar en 6 maanden

    4 jaar en 6 maanden

    0,42

    4 jaar en 6 maanden

    5 jaar en 6 maanden

    0,42

    5 jaar en 6 maanden

    6 jaar en 6 maanden

    0,42

    6 jaar en 6 maanden

    7 jaar en 6 maanden

    0,25

    7 jaar en 6 maanden

    8 jaar en 6 maanden

    0,25

    8 jaar en 6 maanden

    9 jaar en 6 maanden

    0,25

    9 jaar en 6 maanden

    0,19

  • 2 Indien sinds het tijdstip van eerste tenaamstelling in het kentekenregister, dan wel indien de belasting is geheven voor een gebruikt motorrijtuig het afschrijvingsmoment minder dan drie maanden zijn verstreken, wordt de vermindering voor een nog niet verstreken maand in afwijking van het eerste lid naar tijdsgelang per dag berekend, waarbij de vermindering per dag wordt gesteld op een dertigste deel van de vermindering voor die maand ingevolge de tabel.

  • 3 De vermindering van het belastingbedrag, bedoeld in artikel 15a, zevende lid, van de wet, is een percentage van het belastingbedrag, zoals aangegeven in de tabel opgenomen in artikel 8, vijfde lid.

  • 4 Indien de belasting voor een gebruikt motorrijtuig is geheven met toepassing van een andere vermindering dan de vermindering zoals deze voor motorrijtuigen van die leeftijd voortvloeit uit de tabel opgenomen in artikel 8, vijfde lid, wordt de teruggaaf aangepast. Voor de berekening van de teruggaaf wordt daartoe de som van de percentages, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk het percentage, bedoeld in het derde lid, toegepast op het resultaat van de volgende formule:

    (geheven belasting × 100) / (100 – tabelpercentage)

    Daarbij is geheven belasting de belasting die voor dat motorrijtuig met toepassing van die andere vermindering is geheven, en tabelpercentage het percentage dat van toepassing zou zijn geweest indien de belasting zou zijn geheven met toepassing van de vermindering ingevolge de tabel in artikel 8, vijfde lid.

  • 5 Indien degene die om teruggaaf van belasting verzoekt op grond van artikel 14a, eerste of tweede lid, van de wet, ondernemer is als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, niet zijnde een ondernemer als bedoeld in artikel 7, zesde lid, van die wet, kan de inspecteur goedkeuren dat bij het verzoek de overlegging van de bescheiden, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, onderdeel d, onderscheidenlijk artikel 4b, eerste lid, onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, achterwege blijft, onder de voorwaarde dat de ondernemer deze bescheiden bewaart in zijn administratie.

  • 6 Bij een verzoek om teruggaaf van belasting op grond van artikel 14a, tweede lid, van de wet, wordt een kopie van het buitenlandse kentekenbewijs gevoegd.

Artikel 8da

  • 1 Bij een verkorting of verlenging van de overeengekomen periode van terbeschikkingstelling, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, worden, in geval van een verkorting, bij het verzoek om teruggaaf, dan wel, in geval van een verlenging, bij de voldoening op aangifte, gegevens overgelegd waaruit de voor het motorrijtuig in totaal overeengekomen nieuwe periode van terbeschikkingstelling ondubbelzinnig blijkt. Wanneer de in de eerste volzin bedoelde gegevens niet zijn opgemaakt in de Nederlandse of Engelse taal, wordt een vertaling in één van deze talen bijgevoegd.

  • 2 In het verzoek, dan wel bij de aangifte, bedoeld in het eerste lid, vermeldt degene aan wie het motorrijtuig ter beschikking is gesteld de nieuwe in totaal overeengekomen periode van terbeschikkingstelling en verklaart hij dat overigens geen andere afspraken zijn gemaakt met degene die het motorrijtuig aan hem ter beschikking stelt over de periode waarin het motorrijtuig tot zijn beschikking zal staan.

  • 3 Op verzoek van de inspecteur worden aanvullende gegevens verstrekt die naar zijn oordeel noodzakelijk zijn om de nieuwe periode van terbeschikkingstelling van het motorrijtuig vast te stellen.

Artikel 8e

  • 1 Onder een niet-opvouwbare rolstoel wordt voor de toepassing van artikel 15a van de wet mede verstaan een ander in verband met de handicap noodzakelijk hulpmiddel van een dusdanige omvang of een dusdanig gewicht, dat de gehandicapte, rekening houdend met zijn specifieke handicap, voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van een bestelauto.

  • 2 Onder een bestelauto, ingericht voor het vervoer als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de wet, wordt verstaan een bestelauto die voorzieningen bevat ten behoeve van het vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel of het vervoer van een ander hulpmiddel als bedoeld in het eerste lid en het gelijktijdige vervoer van de gehandicapte, zoals voorzieningen voor het met of vanuit een rolstoel of een ander hulpmiddel kunnen plaatsnemen in en verlaten van de bestelauto, voor het vastzetten van een rolstoel of een ander hulpmiddel in de cabine op de plaats van een zitplaats, en voor het vastzetten van een rolstoel of een ander hulpmiddel zonder passagier in de laadruimte.

Artikel 9

  • 1 De zekerheid bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet wordt bepaald aan de hand van het bedrag van de belasting dat degene aan wie de toestemming als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet is verleend gemiddeld per aangiftetijdvak verschuldigd is ter zake van de inschrijving of herinschrijving van motorrijtuigen.

  • 2 De zekerheid bedraagt ten hoogste 100 percent van het in het eerste lid bedoelde bedrag met een maximum van € 9 000 000.

  • 3 Het bedrag van de zekerheid kan door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking worden gewijzigd.

  • 4 Degene aan wie de toestemming als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet is verleend kan een verzoek tot verlaging van de zekerheid indienen bij de inspecteur, die daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist.

Artikel 13

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1993.

  • 2 Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.

De

Staatssecretaris

van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Bijlage I

Het taxatierapport, bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, dient in ieder geval te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • 1. Algemeen

    • 1.1. Van de taxateur, die de taxatie feitelijk heeft verricht, wordt vermeld:

      • a. diens achternaam en voorletters, adres, woonplaats, taxatiebrancheorganisatie waarbij de taxateur is aangesloten en telefoonnummer, en

      • b. – indien van toepassing – de bedrijfsnaam, adres, vestigingsplaats en telefoonnummer.

    • 1.2. De datum, begintijd en eindtijd van de fysieke opname worden vermeld.

    • 1.3. Het taxatierapport is voorzien van een verklaring van de taxateur dat de in het taxatierapport opgegeven waarde door hem naar waarheid is vastgesteld aan de hand van een gedegen fysieke opname.

  • 2. Voertuigkenmerken

    • 2.1. Het getaxeerde motorrijtuig wordt aangeduid door middel van het voertuigidentificatienummer, bedoeld in artikel 2.1 van de Regeling voertuigen.

    • 2.2. Automerk, bouwjaar, model, type uitvoering, soort brandstof, type transmissie, vermogen (kw/pk) en CO2-uitstoot in gram per kilometer, datum van eerste toelating, toegestane maximum massa, eigen massa en kilometerstand van het getaxeerde motorrijtuig worden vermeld.

    • 2.3. In het rapport wordt opgenomen of op het moment van fysieke opname het motorrijtuig:

      • meer dan normale gebruiksschade heeft of niet voorkomt op een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland; en

      • voldoet aan alle eisen als bedoeld in de hoofdstukken 5 of 7 van de Regeling voertuigen.

    • 2.4 De taxateur verklaart in het rapport voor iedere schadepost of het meer dan normale gebruiksschade betreft en of wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in de hoofdstukken 5 of 7 van de Regeling voertuigen.

    • 2.5. De algemene indruk van het getaxeerde motorrijtuig wordt aangegeven en bevat in ieder geval een aanduiding van de kwaliteit van de technische staat, van het onderstel, van de carrosserie, van het interieur en van de banden.

    • 2.6. De opgegeven algemene indruk van het getaxeerde motorrijtuig wordt gestaafd met duidelijk beeldmateriaal bestaande uit overzichtsfoto’s van de buitenkant van het motorrijtuig, diagonaal genomen vanuit de posities linksvoor en rechtsachter, en foto’s van het dashboard inclusief de opgegeven kilometerstand, de meeruitvoeringen, de accessoires, de voorstoelen, het chassisnummer, de velgen en de bandenmaat.

  • 3. Waardebepaling voertuig

    • 3.1. De consumentenprijs van het motorrijtuig op de datum van eerste toelating wordt aangegeven. De consumentenprijs is de netto catalogusprijs inclusief omzetbelasting en belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Tevens wordt afzonderlijk opgenomen de in de consumentenprijs begrepen waarde van de standaarduitrusting, de waarde van de accessoires en de waarde van eventuele pakketten.

    • 3.2. De handelsinkoopwaarde van 3 tot 5 referentiemotorrijtuigen wordt vermeld. De handelsinkoopwaarde van het referentiemotorrijtuig is de door wederverkopers betaalde inkoopprijs voor een gebruikt motorrijtuig bij koop van een niet-wederverkoper (particulier of ondernemer).

    • 3.3. Een referentiemotorrijtuig is een motorrijtuig waarvan het model, de leeftijd, de kilometerstand, normale gebruikschade en andere algemene kenmerken vergelijkbaar zijn met het getaxeerde motorrijtuig. Onder andere kenmerken worden ook begrepen de rijwaardige staat van het motorrijtuig en het feit of voor de omzetbelasting sprake is van een marge-auto of BTW-auto, de mate van courantheid, al dan niet een ex-schade motorrijtuig, kleur, garantierisico, import van buiten de EU.

    • 3.4. Op basis van de handelsinkoopwaarden van de referentiemotorrijtuigen wordt gemotiveerd aangegeven welke waarde als uitgangspunt dient voor het te taxeren motorrijtuig. Indien geen van de referentiemotorrijtuigen 100% overeenkomt met het te taxeren motorrijtuig wordt een gemiddelde waarde van de 3 tot 5 referentiemotorrijtuigen aangemerkt als handelsinkoopwaarde die gebruikt wordt bij het te taxeren motorrijtuig.

    • 3.5. De waardevermindering als gevolg van schade aan het te taxeren motorrijtuig ten opzichte van de vastgestelde waarde op basis van het referentiemotorrijtuig wordt, behoudens tegenbewijs, geacht 31% te bedragen van de getaxeerde herstelkosten. Aan het tegenbewijs is in ieder geval voldaan voor zover aannemelijk wordt gemaakt dat met een hoger percentage de taxatiewaarde ten minste het bedrag is dat is vermeld in de inkoopfactuur of inkoopverklaring (exclusief de buitenlandse belastingen, maar vermeerderd met de in Nederland verschuldigde bpm en btw), mits aannemelijk is gemaakt en door de belastingplichtige is verklaard dat het motorrijtuig in dezelfde staat verkeert als ten tijde van de inkoop. Het tegenbewijs kan in ieder geval niet in algemene zin betrekking hebben op het autosegment, de leeftijd of de kilometrage van het motorrijtuig. Op verzoek van de inspecteur moeten nadere bewijsstukken worden overgelegd.

    • 3.6. De inkoopfactuur – in het geval het motorrijtuig is gekocht van een ondernemer – of de inkoopverklaring, bedoeld in artikel 4a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 – in het geval het motorrijtuig is gekocht van een particulier – van het getaxeerde motorrijtuig wordt toegevoegd.