Beschikking vrijstelling bepalingen ex artikel 88 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

[Regeling vervallen per 23-07-2008.]
Geraadpleegd op 10-10-2024.
Geldend van 01-01-1993 t/m 22-07-2008

Beschikking vrijstelling bepalingen ex artikel 88 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Overwegende, dat de Rijksdienst voor het wegverkeer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat te Zoetermeer een openbare dienst is in de zin van artikel 88 van het RVV 1990;

dat de Rijksdienst voor het wegverkeer onder meer is belast is met het volgen en waarnemen van voertuigen, al dan niet met een aanhangwagen, die wegens het niet voldoen aan de wettelijke eisen betreffende afmetingen, gewichten, of de aard van de luchtbanden rijden met een daarvoor verleende ontheffing, op autowegen en autosnelwegen in beheer bij het Rijk;

Gelet op artikel 88 van het RVV 1990;

Besluit:

[Regeling vervallen per 23-07-2008]

  • I. . in te trekken de beschikking van 9 maart 1981, nr. RVT 12950 (Stcrt. 64);

  • II. aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, ten behoeve van de bij de Rijksdienst voor het wegverkeer te Zoetermeer in dienst zijnde ambtenaren, voor zover belast met het volgen en waarnemen van voertuigen, al dan niet met een aanhangwagen, die wegens het niet voldoen aan de wettelijke eisen betreffende afmetingen, gewichten, of de aard van de luchtbanden rijden met een daarvoor verleende ontheffing op autowegen en autosnelwegen in beheer bij het Rijk vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de volgende artikelen: 42, voor zover het de categorieën weggebruikers betreft;

    43, derde lid;

  • III. dat degenen die van de beschikking gebruik maken in het bezit dienen te zijn van een door of vanwege de directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in wiens opdracht de werkzaamheden moeten worden verricht afgegeven verklaring, waaruit de vrijstelling blijkt;

    dat in de verklaring, die op naam moet worden gesteld van de houder daarvan, moet zijn aangegeven gedurende welke periode de verklaring geldt;

    dat bij misbruik de verklaring kan worden ingetrokken;

    dat na afloop van de geldigheidsduur of na de intrekking van de verklaring, deze onverwijld dient te worden ingeleverd bij degene die deze verklaring heeft afgegeven;

  • IV. aan het uitoefenen van de bevoegdheden, ontleend aan de beschikking, de volgende voorschriften te verbinden:

    • a. de veiligheid van het verkeer dient onder alle omstandigheden te worden gewaarborgd;

    • b. het verkeer dient zo weinig mogelijk te worden gehinderd; zolang dient daartoe het voor de uitoefening van de werkzaamheden gebruikte voertuig te worden verpaatst;

    • c. van de beschikking mag alleen gebruik worden gemaakt voor zover dit voor de goede uitvoering van de onder II genoemde werkzaamheden noodzakelijk is, namelijk indien de werkzaamheden zonder gebruikmaking van de vrijstelling niet kunnen worden uitgevoerd;

    • d. van de beschikking mag geen gebruik worden gemaakt in geval van mist, sneeuwval, of andere omstandigheden, in het bijzonder van atmosferische aard, die het zich beperken tot een afstand van minder dan 200 meter, tenzij de werkzaamheden van dusdanige aard zijn dat deze geen uitstel kunnen dulden;

    • e. de houder van de onder III bedoelde verklaring is verplicht, indien hij zich ter uitvoering van de onder II genoemde werkzaamheden buiten enig voertuig in de berm, op de vluchtstrook of op de rijbaan bevindt, veiligheidskleding te dragen, die is uitgevoerd in fluorescerend oranje-rode kleur. Bij gebruik bij schemer en duisternis moeten op de kleding retroreflecterende zilverkleurige biezen en strips zijn aangebracht.

      De kleding dient in zodanige staat te verkeren dat de waarneembaarheid in alle gevallen voldoende gewaarborgd is.

    • f. voertuigen waarmede van de beschikking gebruik wordt gemaakt moeten een van buiten af zichtbare aanduiding voeren waaruit blijkt dat deze door of ten behoeve van de Rijksdienst voor het wegverkeer worden gebruikt;

    • g. de bestuurder van een voertuig die dit voertuig laat stilstaan of parkeert met gebruikmaking van de beschikking is verplicht, indien hij zich buiten het voertuig bevindt, de onder III bedoelde verklaring achter de voorruit van zijn voertuig aan te brengen en wel zo, dat deze vanaf de buitenzijde van het voertuig goed leesbaar is;

    • h. degenen die van deze beschikking gebruik maken zijn verplicht onder III van deze beschikking bedoelde verklaring op verlangen ter inzage af te geven aan de daartoe bevoegde ambtenaren;

  • V. dat verklaringen afgegeven op grond van de beschikking van 9 maart 1981, nr. RVT 12950 (Stcrt. 64) mogen worden gebruikt tot 1 maart 1993;

  • VI. dat deze beschikking in werking treedt met ingang van 1 januari 1993.

's-Gravenhage , 12 november 1992.

De

minister

van Verkeer en Waterstaat,
Namens deze,
De

directeur-generaal van de Rijkswaterstaat

,

B. T. R. M. Mulderink,

l.D.-G.