Hoofdstuk II. Provinciale staten
Provinciale staten vertegenwoordigen de gehele bevolking van de provincie.
-
1 Provinciale staten bestaan uit:
39 leden in een provincie beneden de 400 001 inwoners;
41 leden in een provincie van 400 001 – 500 000 inwoners;
43 leden in een provincie van 500 001 – 750 000 inwoners;
45 leden in een provincie van 750 001 – 1 000 000 inwoners;
47 leden in een provincie van 1 000 001 – 1 250 000 inwoners;
49 leden in een provincie van 1 250 001 – 1 500 000 inwoners;
51 leden in een provincie van 1 500 001 – 1 750 000 inwoners;
53 leden in een provincie van 1 750 001 – 2 000 000 inwoners;
55 leden in een provincie boven de 2 000 000 inwoners.
-
2 Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van provinciale staten, voortvloeiende
uit wijziging van het aantal inwoners van de provincie, treedt eerst in bij de eerstvolgende
periodieke verkiezing van de leden van provinciale staten.
De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.
Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist dat men Nederlander en ingezetene
van de provincie is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten
van het kiesrecht.
Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid
van provinciale staten hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden
van provinciale staten wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap
van provinciale staten is vervallen verklaard.
-
3 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder k, kan een lid van provinciale staten
tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting
niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.
-
1 Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van provinciale staten
in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte)
af:
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van provinciale staten benoemd te worden,
rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift
of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks
noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van provinciale staten
naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"
(Dat verklaar en beloof ik!")
-
2 Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal
wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:
«Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan provinsjale steaten beneamd te wurden,
streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst
dan ek jûn of ûnthjitten haw.
Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht
noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.
Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as lid fan provinsjale steaten
yn alle oprjochtens ferfolje sil.
Sa wier helpe my God Almachtich!»
(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).
Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere
werkzaamheden vast.
-
2 Voorts vergaderen zij indien de commissaris van de Koning het nodig oordeelt of indien
ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit provinciale staten bestaan schriftelijk,
met opgave van redenen, daarom verzoekt.
Provinciale staten vergaderen na de periodieke verkiezing van hun leden voor de eerste
maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van provinciale
staten in oude samenstelling aftreden.
-
2 Tegelijkertijd met de oproeping brengt de commissaris dag, tijdstip en plaats van
de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen
met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd
met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage
gelegd.
-
2 Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de
commissaris van de Koning, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering
tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping
is gelegen.
-
3 Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing.
Provinciale staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge
het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten,
indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende
leden tegenwoordig is.
De leden van het provinciebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging
kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht
getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van provinciale staten hebben gezegd of aan provinciale
staten schriftelijk hebben overgelegd.
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
-
a. de toelating van nieuw benoemde leden;
-
b. de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;
-
c. de invoering, wijziging en afschaffing van provinciale belastingen; en
-
d. de benoeming en het ontslag van gedeputeerden.
-
1 Provinciale staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken
die aan provinciale staten worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding
omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd.
De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die
van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat provinciale
staten haar opheffen.
-
2 Op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door gedeputeerde staten, de commissaris
van de Koning en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan provinciale
staten of aan leden van provinciale staten overleggen. Daarvan wordt op de stukken
melding gemaakt.
-
3 De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking
tot aan provinciale staten overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door
provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst
door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
-
4 De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking
tot aan leden van provinciale staten overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat
het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent
geheimhouding is opgelegd aan provinciale staten is voorgelegd, totdat provinciale
staten haar opheffen. Provinciale staten kunnen deze beslissing alleen nemen in een
vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting
hebbende leden is bezocht.
-
1 De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd,
wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig
andere toehoorders te doen vertrekken.
-
3 Hij kan provinciale staten voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde
gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over
het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering
onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn
gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering
worden ontzegd.
De leden van provinciale staten stemmen zonder last.
-
6 Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden
waaruit provinciale staten bestaan, voor zover zij zich niet van deelneming aan de
stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.
-
1 De stukken die van provinciale staten uitgaan, worden door de commissaris ondertekend
en door de griffier medeondertekend. Bij verhindering of ontstentenis van de commissaris
worden de stukken die van provinciale staten uitgaan, ondertekend door degene die
krachtens artikel 75 de commissaris als voorzitter van provinciale staten vervangt.
Hoofdstuk III. Gedeputeerde staten
-
4 Indien het derde lid toepassing vindt, stellen provinciale staten bij de benoeming
van de gedeputeerden de tijdbestedingsnorm van elke gedeputeerde vast, met dien verstande
dat de tijdbestedingsnorm van de gedeputeerden gezamenlijk in dat geval ten hoogste
tien procent meer bedraagt dan de tijdbestedingsnorm van de gedeputeerden gezamenlijk
zou hebben bedragen indien alle gedeputeerden een volledige functie zouden vervullen.
-
3 Provinciale staten kunnen voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste
van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode
van maximaal een jaar, worden verlengd.
-
3 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder n, kan een gedeputeerde tevens zijn
vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet
bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.
De benoeming van gedeputeerden na de verkiezing van de leden van provinciale staten
vindt plaats in een vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling.
In het geval van artikel 36 gaat de benoeming van degene die zijn benoeming tot gedeputeerde heeft aangenomen,
in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het met inachtneming van artikel 35a bepaalde aantal gedeputeerden zijn benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming
van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.
De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt geschiedt zo spoedig
mogelijk, tenzij provinciale staten besluiten het aantal gedeputeerden te verminderen.
De benoemde gedeputeerde deelt provinciale staten uiterlijk op de tiende dag na de
kennisgeving van zijn benoeming mee of hij de benoeming aanneemt. Indien deze termijn
verstrijkt zonder mededeling, wordt de benoemde gedeputeerde geacht de benoeming niet
aan te nemen.
Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe
benoeming.
-
1 Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de gedeputeerden, in de vergadering
van provinciale staten, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en
belofte) af:
«Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot gedeputeerde benoemd te worden, rechtstreeks noch
middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven
of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks
noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als gedeputeerde naar eer en
geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!» («Dat verklaar en beloof ik!»)
-
2 Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal
wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:
«Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta deputearre beneamd te wurden, streekrjocht noch
midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of
ûnthjitten haw.
Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht
noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.
Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as deputearre yn alle oprjochtens
ferfolje sil.
Sa wier helpe my God Almachtich!»
(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).
-
2 Behoudens het geval dat de gedeputeerde onmiddellijk ontslag neemt, gaat het ontslag
in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft
genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen.
-
4 De gedeputeerden genieten geen vergoedingen, in welke vorm ook, voor werkzaamheden
verricht in nevenfuncties die zij vervullen uit hoofde van het ambt van gedeputeerde,
ongeacht of die vergoedingen ten laste van de provincie komen of niet. Indien deze
vergoedingen worden uitgekeerd, worden zij gestort in de provinciale kas.
-
5 Tot vergoedingen als bedoeld in het vierde lid, behoren inkomsten, onder welke benaming
ook, uit nevenfuncties die de gedeputeerde neerlegt bij beëindiging van het ambt.
-
8 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de gedeputeerde
gegevens over de inkomsten, bedoeld in het zesde lid, verstrekt, en de gevolgen van
het niet verstrekken van deze gegevens.
Onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd.
-
3 Verrekening als bedoeld in het eerste lid is slechts in zoverre geldig als een beslag
op die bezoldiging geldig zou zijn, met dien verstande dat verrekening van hetgeen
wegens genoten huisvesting of voeding is verschuldigd eveneens kan plaatsvinden met
dat deel van de bezoldiging dat de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormt.
-
1 Op de bezoldiging kan ten behoeve van een schuldeiser van de gedeputeerde een korting
worden toegepast, mits de gedeputeerde de vordering van de schuldeiser erkent dan
wel het bestaan van de vordering blijkt uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke
uitspraak dan wel uit een authentieke akte.
Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben
op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid der inschulden,
voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.
-
1 Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de gedeputeerde enig recht
op zijn bezoldiging aan een derde toekent is slechts geldig voor dat deel van de bezoldiging
waarop beslag geldig zou zijn.
Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen
van bezoldiging is geëindigd, ontlasten de provincie, indien een gegeven opdracht
tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen de provincie
van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.
Met bezoldiging worden in de artikelen 43a tot en met 43h gelijkgesteld de bedragen – onder de benaming van uitkering of welke benaming ook
– waarop de gedeputeerde krachtens artikel 43, eerste lid, aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden
krachtens artikel 43, eerste lid, aanspraak hebben.
-
1 Indien degene wiens benoeming tot gedeputeerde is ingegaan, een functie bekleedt als
bedoeld in artikel 35c, eerste lid, en het tweede of derde lid van dat artikel niet van toepassing zijn,
draagt hij er onverwijld zorg voor dat hij uit die functie wordt ontheven.
-
1 Indien een gedeputeerde niet langer voldoet aan de vereisten voor het ambt van gedeputeerde,
bedoeld in artikel 35b, eerste en tweede lid, of een functie gaat bekleden als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, en het tweede of het derde lid van dat artikel niet van toepassing zijn,
neemt hij onmiddellijk ontslag. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan provinciale
staten.
In zaken die aan de uitspraak van gedeputeerde staten zijn onderworpen mag een gedeputeerde
niet als gemachtigde of adviseur werkzaam zijn.
Artikel 48
[Vervallen per 12-03-2003]
Indien een uitspraak van provinciale staten inhoudende de opzegging van hun vertrouwen
in een gedeputeerde er niet toe leidt dat de betrokken gedeputeerde onmiddellijk ontslag
neemt, kunnen provinciale staten besluiten tot ontslag. Artikel 31 is van toepassing op de stemming inzake het ontslag. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop provinciale staten
tot ontslag van een gedeputeerde hebben besloten.
Artikel 51
[Vervallen per 12-03-2003]
Gedeputeerde staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere
werkzaamheden vast, dat aan provinciale staten wordt toegezonden.
-
1 Gedeputeerde staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken
die aan hen worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in
een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding
wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde
of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat gedeputeerde staten haar opheffen.
-
2 Op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de commissaris van de Koning
of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan gedeputeerde staten overleggen.
Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen
totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel provinciale staten,
haar opheffen.
-
2 Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de commissaris van
de Koning, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.
-
3 Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing.
Gedeputeerde staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de
eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste
de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van gedeputeerde staten en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging
kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering
van gedeputeerde staten hebben gezegd of aan gedeputeerde staten schriftelijk hebben
overgelegd.
-
1 Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten
of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd.
Hoofdstuk IV. De commissaris van de Koning
-
3 Na het overleg met Onze Minister stellen provinciale staten uit hun midden een vertrouwenscommissie
in, belast met de beoordeling van de kandidaten. Provinciale staten kunnen bepalen
dat één of meer gedeputeerden als adviseur aan de vertrouwenscommissie worden toegevoegd.
Onze Minister verschaft de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het
ambt van commissaris hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten
die hij in beginsel geschikt acht voor benoeming. Als de vertrouwenscommissie besluit
naast deze kandidaten ook andere kandidaten die gesolliciteerd hebben, bij haar beoordeling
te betrekken, doet zij daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister. Deze brengt
zijn oordeel over laatstgenoemde kandidaten ter kennis van de vertrouwenscommissie.
-
6 In een bijzonder, door provinciale staten te motiveren geval, kan worden volstaan
met een aanbeveling waarop één persoon vermeld staat. Onze Minister slaat geen acht
op een enkelvoudige aanbeveling, indien naar zijn oordeel geen sprake is van een bijzonder
geval.
-
7 Onze Minister volgt in zijn voordracht in beginsel de aanbeveling, met inbegrip van
de daarop gehanteerde volgorde, tenzij zwaarwegende gronden aanleiding tot afwijking
geven. Een afwijking wordt gemotiveerd.
-
8 De rijksbelastingdienst verstrekt Onze Minister de benodigde gegevens inzake bestuurlijke
boeten als bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en inzake strafbeschikkingen als bedoeld in artikel 76 van die wet, voor zover deze boeten en beschikkingen zijn opgelegd dan wel hadden kunnen worden
opgelegd ter zake van feiten die zijn gebleken na de termijn om deze op te leggen.
-
4 Na het overleg met Onze Minister stellen provinciale staten uit hun midden een vertrouwenscommissie
in, belast met de voorbereiding van de aanbeveling inzake de herbenoeming. Provinciale
staten kunnen bepalen dat één of meer gedeputeerden als adviseur aan de vertrouwenscommissie
worden toegevoegd.
-
5 De oproeping tot de vergadering waarin over de aanbeveling wordt beraadslaagd of besloten,
wordt tenminste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als provinciale
staten hebben bepaald, bij de leden van de staten bezorgd. Zij vermeldt het voorstel
tot de aanbeveling.
-
3 De aanbevelingen van provinciale staten, bedoeld in artikel 61, vijfde en zesde lid, 61a, tweede lid, en 61b, tweede lid, zijn openbaar met dien verstande dat ten aanzien van de aanbeveling inzake de benoeming,
bedoeld in artikel 61, vijfde lid, de openbaarheid uitsluitend de als eerste aanbevolen persoon geldt. Artikel 31 is van toepassing op de stemmingen inzake de aanbevelingen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de bij
benoeming, herbenoeming en ontslag van de commissaris van de Koning te volgen procedure.
Voor de benoembaarheid tot commissaris is het Nederlanderschap vereist.
-
1 De commissaris legt in handen van de Koning de volgende eed (verklaring en belofte)
af:
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot commissaris van de Koning benoemd te worden, rechtstreeks
noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb
gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks
noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als commissaris van de Koning
naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"
(Dat verklaar en beloof ik!")
-
3 Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal
wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:
«Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta kommissaris fan 'e Kening beneamd te wurden, streekrjocht
noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn
of ûnthjitten haw.
Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht
noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.
Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as kommissaris fan 'e Kening
yn alle oprjochtens ferfolje sil.
Sa wier helpe my God Almachtich!»
(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).
-
3 Buiten hetgeen hem bij of krachtens de wet is toegekend, geniet de commissaris als
zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook, ten laste van de provincie.
-
4 De commissaris geniet geen vergoedingen, in welke vorm ook, voor werkzaamheden, verricht
in nevenfuncties welke hij vervult uit hoofde van zijn ambt, ongeacht of die vergoedingen
ten laste van de provincie komen of niet. Indien deze vergoedingen worden uitgekeerd,
worden zij gestort in de provinciale kas.
-
5 Tot vergoedingen als bedoeld in het vijfde lid, behoren inkomsten, onder welke benaming
ook, uit nevenfuncties die de commissaris neerlegt bij beëindiging van het ambt.
-
7 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de commissaris
gegevens over de inkomsten, bedoeld in het zevende lid, verstrekt, en de gevolgen
van het niet verstrekken van deze gegevens.
-
3 De commissaris maakt nevenfuncties, anders dan uit hoofde van zijn ambt van commissaris,
en de inkomsten uit die functies openbaar. De openbaarmaking van nevenfuncties vindt
plaats terstond na benoeming tot commissaris of aanvaarding van een nevenfunctie en
geschiedt zowel op elektronische wijze als door terinzagelegging op het provinciehuis.
Openbaarmaking van de inkomsten geschiedt zowel op elektronische wijze als door terinzagelegging
op het provinciehuis uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten
zijn genoten.
De commissaris is niet tevens:
-
a. minister;
-
b. staatssecretaris;
-
c. lid van de Raad van State;
-
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
-
e. Nationale ombudsman;
-
f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
-
g. lid van provinciale staten;
-
h. gedeputeerde;
-
i. lid van de rekenkamer;
-
j. lid van de raad van een gemeente;
-
k. burgemeester;
-
l. wethouder;
-
m. lid van de rekenkamer van een in de provincie gelegen gemeente;
-
n. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 79q, eerste lid;
-
o. ambtenaar, in dienst van die provincie of uit anderen hoofde aan het provinciebestuur
ondergeschikt;
-
p. ambtenaar, in dienst van een in die provincie gelegen gemeente of uit anderen hoofde
aan het gemeentebestuur van een dergelijke gemeente ondergeschikt;
-
q. voorzitter van, lid van het bestuur van of ambtenaar in dienst van een in de provincie
gelegen waterschap;
-
r. ambtenaar in dienst van een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld lichaam waarvan
een orgaan aan toezicht van gedeputeerde staten is onderworpen;
-
s. ambtenaar, in dienst van de Staat, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden
in het kader van het toezicht op de provincie;
-
t. functionaris, krachtens wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur
van advies te dienen.
Het ambt van commissaris ontheft van alle bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen
tot het verrichten van persoonlijke diensten.
De commissaris heeft zijn werkelijke woonplaats in de provincie.
-
1 Indien de commissaris langer dan zes weken buiten de provincie wenst te verblijven,
behoeft hij daartoe de toestemming van Onze Minister. De toestemming mag alleen worden
verleend, indien het belang van de provincie zich daartegen niet verzet.
Artikel 74
[Vervallen per 02-11-2005]
-
1 Bij verhindering of ontstentenis van de commissaris wordt zijn ambt waargenomen door
een door gedeputeerde staten aan te wijzen gedeputeerde. Van de aanwijzing doet de
commissaris schriftelijk mededeling aan Onze Minister. Het voorzitterschap van provinciale
staten wordt bij verhindering of ontstentenis van de commissaris waargenomen door
het langstzittende lid van provinciale staten. Indien meer leden van provinciale staten
even lang zitting hebben, dan vindt de waarneming van het voorzitterschap plaats door
het oudste lid in jaren van hen. Provinciale staten kunnen een ander lid van provinciale
staten met de waarneming van het voorzitterschap belasten.
-
2 Bij verhindering of ontstentenis van alle gedeputeerden wordt het ambt van commissaris
waargenomen door het langstzittende lid van provinciale staten. Indien meer leden
van provinciale staten even lang zitting hebben, dan vindt de waarneming plaats door
het oudste lid in jaren van hen. Provinciale staten kunnen een ander lid van provinciale
staten met de waarneming belasten.
-
1 Indien de regering het in het belang van de provincie nodig oordeelt, voorziet zij
in afwijking van artikel 75 in de waarneming. Alvorens daartoe over te gaan hoort zij provinciale staten, tenzij
gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
De toekenning van een vergoeding aan degene die met de waarneming van het ambt van
commissaris is belast, wordt geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
Ten aanzien van degene die met de waarneming van het ambt van commissaris is belast,
zijn de artikelen 63, 66, 67 en 68 van overeenkomstige toepassing.