Afwijkende voorschriften Eindexamenbesluit m.m.o.

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 27-07-2024.
Geldend van 01-08-1993 t/m 30-12-2004

Afwijkende voorschriften Eindexamenbesluit m.m.o.

De minister van onderwijs en wetenschappen,

Gelet op artikel II, onderdeel M, derde lid, van de wet van 23 mei 1990 (Stb. 266);

Besluit:

Artikel 1. Afwijking voorschriften Eindexamenbesluit m.m.o.

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In afwijking van de volgende bepalingen van het ingevolge artikel II, onder M, eerste lid, van de Wet van 23 mei 1990 van toepassing gebleven Eindexamenbesluit m.m.o. (Stb. 1973, 38) gelden de volgende voorschriften:

  • a. Artikel 3, tweede lid: Voor elk examenvak bestaat het eindexamen uit een schoolonderzoek en een centraal examen.

  • b. Artikel 4: Jaarlijks vóór 15 september stelt Onze minister vast op welke dagen en tijdstippen de centrale examens en de herexamens zullen plaatsvinden.

  • c. Artikel 5, eerste en tweede lid:

    • 1. Jaarlijks vóór 1 oktober wijst de minister na overleg met de minister van economische zaken op voordracht van de inspecteur een of meer gecommitteerden aan die met het toezicht op het eindexamen van de school worden belast. De aanwijzing geldt, totdat de herexamens zijn afgenomen.

    • 2. De gecommitteerde heeft het recht om aanwezig te zijn bij de schoolonderzoeken, neemt kennis van het schriftelijke examenwerk en raadpleegt zo nodig de gedurende het laatste leerjaar toegekende rapportcijfers.

  • d. Artikel 6: De kandidaten leggen het centrale examen af aan de hand van opgaven die voor de kandidaten van alle scholen gelijk zijn en waarvoor ook de beoordelingsnormen per opgave gelijk zijn.

  • e. Artikel 8: Jaarlijks vóór 15 november stelt de directeur de voorzitter van de centrale commissie in kennis van de benodigde aantallen exemplaren van de opgaven en van de daarbij behorende beoordelingsnormen.

  • f. Artikel 9, derde lid, is niet van toepassing.

  • g. In aanvulling op hoofdstuk II gelden de volgende voorschriften:

    • Artikel 11a

      • 1. Het schoolonderzoek in een vak geschiedt in het schooljaar waarin het eindexamen wordt afgelegd.

      • 2. Het schoolonderzoek in een vak bestaat uit het afnemen van twee of meer toetsen.

      • 3. De toetsen kunnen mondeling, schriftelijk en door middel van een practicum dan wel door een combinatie daarvan plaatsvinden, met dien verstande dat ten minste één van de toetsen per vak mondeling wordt afgenomen indien het betreft het examen in de Nederlandse taal dan wel een moderne vreemde taal.

      • 4. Bij een mondelinge toets heeft de gecommitteerde het recht in overleg met de examinator gedurende een deel van de beschikbare tijd vragen aan de kandidaat te stellen.

      • 5. Indien de gecommitteerde het niet eens is met het voor de mondelinge toets toegekende cijfer, wordt te dezer zake overleg gepleegd met de desbetreffende examinator. Bij verschil van mening beslist de voorzitter van de examencommissie.

      • 6. Van iedere beoordeling die bij het bepalen van het eindcijfer meetelt, stelt de examinator de kandidaat zo spoedig mogelijk in kennis.

      • 7. Het schoolonderzoek wordt ten minste een week voor de aanvang van het centraal examen afgesloten.

      • 8. Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de directeur, is verhinderd het schoolonderzoek af te ronden, is artikel 18, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

    • Artikel 11b

      • 1. Het cijfer voor het schoolonderzoek is het gewogen gemiddelde van de beoordelingen die voor de toetsen van het schoolonderzoek aan de kandidaat zijn gegeven.

      • 2. Voor de aanvang van het centraal examen wordt de kandidaat van zijn cijfers voor het schoolonderzoek schriftelijk in kennis gesteld.

    • Artikel 11c

      • 1. Het schoolonderzoek geschiedt volgens een door het bevoegd gezag vastgestelde schriftelijke regeling, welke vóór 1 oktober van het betreffende jaar aan de kandidaten bekend gemaakt dient te worden en in afschrift dient te worden toegezonden aan de aan de school toegewezen gecommitteerde en de inspecteur.

      • 2. De regeling, bedoeld in het eerste lid, vermeldt in ieder geval:

        • a. voor ieder eindexamenvak de examenstof waarop het schoolonderzoek betrekking zal hebben en de weging per toets;

        • b. voor ieder eindexamenvak op welke wijze het schoolonderzoek zal plaatsvinden;

        • c. voor ieder eindexamenvak het tijdvak of de tijdvakken waarin of de tijdstippen waarop het schoolonderzoek zal plaatsvinden;

        • d. de maatregelen, bedoeld in artikel 11;

        • e. de procedures rond het examen;

        • f. de gang van zaken tijdens het examen;

        • g. de regels omtrent de vaststelling van de examenresultaten en de uitslag;

        • h. de samenstelling en het adres van de commissie van beroep.

    • Artikel 11d

      • 1. De examinator vult de door hem vastgestelde cijfers voor het schoolonderzoek in op een lijst van cijfers, ondertekent deze lijst en levert deze tijdig voor de aanvang van het centraal examen in bij de directeur.

      • 2. De directeur draagt er zorg voor dat de cijfers van het schoolonderzoek worden overgenomen op een verzamellijst van cijfers. De directeur en de secretaris van het eindexamen vergewissen zich ervan dat de cijfers juist zijn overgenomen en ondertekenen de verzamellijst van de cijfers.

      • 3. De directeur zendt voor de aanvang van het centrale examen een overeenkomstig het vorige lid ingevuld en ondertekend exemplaar van de verzamellijst van cijfers aan de inspecteur.

  • h. In artikel 12, eerste, vierde, zesde en zevende lid, wordt voor ‘het schriftelijke gedeelte van het eindexamen’ telkens verstaan: het centrale examen.

  • i. Artikel 15 en 16 zijn niet van toepassing.

  • j. Artikel 17:

    • 1. In het eerste lid, wordt voor ‘het schriftelijke en mondelinge gedeelte van dat vak’ verstaan: het schoolonderzoek en het centrale examen van dat vak.

    • 2. Het tweede lid is niet van toepassing.

    • 3. In het derde lid wordt voor ‘het mondeling gedeelte’ verstaan: het centrale examen.

  • k. Artikel 18:

    • 1. In het eerste lid, wordt voor ‘schriftelijke gedeelte van het eindexamen’ verstaan: centrale examen.

    • 2. Het tweede lid is niet van toepassing.

  • l. In artikel 18a wordt voor ‘het schriftelijk examen’ verstaan: het centrale examen.

  • m. Artikel 24, eerste en tweede lid:

    • 1. De herexamens worden uitsluitend afgenomen in de vorm van een centraal examen.

    • 2. Het tweede lid wordt niet toegepast.

Artikel 2. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling wordt bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Van deze bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 3. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 1992 en is voor het eerst van toepassing op de examens die worden afgenomen in het schooljaar 1992–1993.

Naar boven