Wet van 3 juni 1992, tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Ambtenarenwet
1929, de Beroepswet en enkele andere wetten (integratie raden van beroep/Ambtenarengerechten
en arrondissementsrechtbanken; vereenvoudiging regelingen vorming en bezetting kamers)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van de herziening
van de rechterlijke organisatie een personele en organisatorische integratie van de
raden van beroep/Ambtenarengerechten en de arrondissementsrechtbanken tot stand te
brengen, en dat het mede in verband daarmee wenselijk is de regelingen betreffende
de vorming en bezetting van de kamers van de rechterlijke colleges te vereenvoudigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: