Warenwetbesluit Doorstraalde waren

Geraadpleegd op 03-10-2024.
Geldend van 24-05-2016 t/m heden

Besluit van 2 april 1992 houdende Warenwetbesluit Doorstraalde waren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 13 augustus 1991, VVP/L-691449, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Overwegende, dat uit oogpunt van volksgezondheid de behandeling van eet- en drinkwaren en andere roerende zaken met ioniserende stralen tot een dosis van 10 kGy als veilig beschouwd kan worden;

Overwegende, dat het evenwel als ongewenst moet worden beschouwd dat eet- en drinkwaren zonder aantoonbare noodzaak aan een dergelijke behandeling zouden worden onderworpen;

Overwegende, dat bovendien voorkomen moet worden dat voor de bereiding van eet- en drinkwaren gebruik zou worden gemaakt van oorspronkelijk ondeugdelijke grondstoffen die evenwel na een behandeling met ioniserende stralen alsnog in overeenstemming zijn gebracht met de van toepassing zijnde eisen;

Overwegende, dat het Algemeen Aanduidingenbesluit (Warenwet) (Stb. 1981, 621) en het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen (Stb. 1992, 14) moeten worden aangevuld met specifieke voorschriften ten behoeve van de informatie aan eindverbruikers, betreffende de vermelding van een eventuele behandeling met ioniserende stralen van eet- en drinkwaren en ingrediënten daarvan;

Overwegende, dat daarnaast ook bereiders van eet- en drinkwaren moeten worden ingelicht over een eventuele behandeling van grondstoffen met ioniserende stralen;

Gelet op de artikelen 1, vijfde lid, 4, eerste lid,5, eerste lid, onderdelen a, 1°, en b, vierde en zesde lid, 6, onderdeel d, 8, onderdeel c, 9, 12 en 16 van de Warenwet (Stb. 1988, 360) en op artikel II, eerste lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet (Stb. 358), jo artikel 14 van de Warenwet (Stb. 1935, 793);

Gehoord de Adviescommissie Warenwet (advies van 12 juli 1985, nr. 13516/115);

Gezien het advies van de Gezondheidsraad (advies van 28 april 1983, nr. U 2802/LG/AR);

De Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 1991, nr. W13.91.0426);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 20 maart 1992, VVP/L-692641, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. ioniserende stralen: hetgeen daaronder in de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82) wordt verstaan;

    • b. installatie: een onderneming waaraan krachtens de Kernenergiewet een vergunning is verleend voor het voorhanden hebben en toepassen van radioactieve stoffen, of voor het gebruiken van een ioniserende stralen uitzendend toestel, waarmee een behandeling van waren met ioniserende stralen kan worden uitgevoerd;

    • c. doorstraalde waren: waren die met ioniserende stralen zijn behandeld;

    • d. grondstoffen: grondstoffen bestemd voor de bereiding van eet- en drinkwaren.

  • 2 Dit besluit is niet van toepassing op eet- en drinkwaren en grondstoffen die zijn blootgesteld aan ioniserende straling die is opgewekt door meet- of controle-instrumenten, mits de geabsorbeerde dosis niet hoger is dan 0,01 Gy voor controle-instrumenten die gebruik maken van neutronen, en 0,5 Gy in andere gevallen, bij een energieniveau van ten hoogste 10 MeV in het geval van röntgenstraling, 14 MeV in het geval van neutronen en 5 MeV in andere gevallen.

Artikel 2

  • 1 Het is verboden eet- of drinkwaren en grondstoffen met ioniserende stralen te behandelen anders dan met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorschriften.

  • 2 Het is verboden voor de behandeling met ioniserende stralen eet- of drinkwaren en grondstoffen te bezigen, die niet voldoen aan de in dit besluit gestelde eisen.

  • 3 Het is verboden eet- en drinkwaren te verhandelen anders dan met inachtneming van de voorschriften in dit besluit gesteld met betrekking tot het bezigen van vermeldingen.

  • 4 Het is verboden doorstraalde waren binnen Nederlands grondgebied te brengen anders dan met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorschriften.

§ 2. Installaties

Artikel 3

  • 1 Voor de behandeling van waren met ioniserende stalen mag uitsluitend van de volgende bronnen gebruik worden gemaakt:

    • a. gammastralen afkomstig van radionucliden 60Co of 137Cs;

    • b. röntgenstralen opgewekt door machinale bronnen, met een energieniveau van ten hoogste 5 Mev;

    • c. elektronen opgewekt door machinale bronnen, met een energieniveau van ten hoogste 10 Mev.

  • 2 De behandeling van waren met ioniserende stralen mag uitsluitend plaatsvinden in een installatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, waarvoor een erkenning voor het mogen uitvoeren van die behandeling door Onze Minister is afgegeven.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het vierde lid wordt, voor zover het betreft het behandelen met ioniserende stralen van eet- en drinkwaren en grondstoffen de in het tweede lid bedoelde erkenning verleend indien de installatie voldoet aan de Recommended International Code of Practice for the Operation of Irradiation Facilities Used for the Treatment of Foods (FAO/WHO CAC/Vol. XV, Ed.1.CAC/RCP 10-1979 (Rev. 1) van de Codex Alimentarius, en een persoon is aangewezen die instaat voor de naleving van alle eisen die met betrekking tot dit procédé noodzakelijk zijn.

  • 4 Onze Minister kan nadere eisen vaststellen met betrekking tot de voorwaarden voor het verlenen van een erkenning als bedoeld in het tweede lid.

  • 5 Aanvragen voor een erkenning als bedoeld in het tweede lid moeten worden ingediend bij Onze Minister. Deel van zodanige aanvraag moet in elk geval uitmaken een afschrift van de krachtens artikel 29 of 34 van de Kernenergiewet verleende vergunning.

Artikel 4

  • 1 De overeenkomstig artikel 3 erkende installatie houdt voor elke gebruikte ioniserende stralingsbron alsmede voor iedere partij behandelde eet- of drinkwaren of grondstoffen een register bij met de volgende gegevens:

    • a. aard en hoeveelheid van de doorstraalde eet- of drinkwaren of grondstoffen;

    • b het nummer van de partij;

    • c. de naam van degene die opdracht heeft gegeven tot de behandeling;

    • d. de naam van degene voor wie de doorstraalde waren zijn bestemd;

    • e. de datum van doorstraling;

    • f. het verpakkingsmateriaal dat tijdens de doorstraling gebruikt;

    • g. de gegevens betreffende de controle op het doorstralingsprocédé volgens de bijlage, de verrichte stralingsmetingen en de gevonden uitkomsten met nadere gegevens over de boven- en ondergrens van de geabsorbeerde dosis en het soort ioniserende straling; en

    • h. vermelding van de voorbereidende valideringsmetingen.

  • 2 Onze Minister kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde gegevens moeten door de beheerder van de installatie ten minste vijf jaren worden bewaard.

§ 3. Voorwaarden voor behandeling met ioniserende stralen

Artikel 5

  • 1 Eet- en drinkwaren en grondstoffen verkeren op het moment van behandelen met ioniserende stralen in een behoorlijke staat van hygiëne.

  • 2 Het behandelen van eet- of drinkwaren en grondstoffen met ioniserende stralen:

    • a. voorziet technologisch gezien in een aanvaardbare behoefte;

    • b. levert geen gevaar op voor de volksgezondheid en wordt uitgevoerd volgens de desbetreffende voorwaarden;

    • c. is nuttig voor de consument; en

    • d. wordt niet toegepast ter vervanging van slechte hygiëne- en gezondheidspraktijken of van behoorlijke productie- en landbouwprocessen.

  • 3 Eet- en drinkwaren en grondstoffen worden slechts behandeld met ioniserende stralen teneinde:

    • a. het risico van door voedsel veroorzaakte ziektes te verminderen, door vernietiging van ziektekiemen;

    • b. bederf van eet- of drinkwaren of grondstoffen te verminderen, door het vertragen of stoppen van rottingsprocessen en het vernietigen van bederf-veroorzakende organismen;

    • c. het verloren gaan van eet- of drinkwaren of grondstoffen als gevolg van voortijdig rijpen, kiemen of uitlopen, te beperken; of

    • d. eet- of drinkwaren of grondstoffen te ontdoen van organismen die schadelijk zijn voor de gewassen en de daarvan afgeleide waren.

§ 4. Behandeling met ioniserende stralen van eet- en drinkwaren en grondstoffen

Artikel 6

  • 1 Uitsluitend de volgende eet- of drinkwaren en grondstoffen mogen met ioniserende stralen worden of zijn behandeld. Zij mogen slechts worden behandeld met een geabsorbeerde stralingsdosis die gemiddeld niet meer mag bedragen dan de waarde zoals die voor de desbetreffende waar is aangegeven.

    eet- of drinkwaar, c.q. grondstof

    gemiddeld geabsorbeerde stralingsdosis

    Gedroogde vruchten

    1 kGy;

    Peulvruchten

    1 kGy;

    Gedehydrateerde groenten

    10 kGy;

    Graanvlokken

    1 kGy;

    Gedroogde aromatische kruiden, specerijen en plantaardige kruiden

    10 kGy;

    Garnalen

    3 kGy;

    Vlees van pluimvee

    7 kGy;

    Kikkerdelen

    5 kGy;

    Het verdikkingsmiddel: Arabische gom (E 414)

    10 kGy;

    Diepgevroren maaltijden (voor patiënten, die op medisch voorschrift steriele voeding nodig hebben)

    75 kGy;

    eiproducten

    6 kGy. 

  • 2 De totale dosis die nodig is voor een specifieke technische functie mag met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde waren, over meer dan één behandeling worden verdeeld. De grootste geabsorbeerde stralingsdosis mag niet groter zijn dan 150% van de waarde die voor de desbetreffende waar is vastgesteld.

  • 3 Eet- en drinkwaren en grondstoffen mogen tot het niveau van de desbetreffende vastgestelde gemiddeld geabsorbeerde stralingsdosis, slechts éénmaal met ioniserende stralen zijn of worden behandeld. De behandeling mag niet worden gecombineerd met een chemisch proces dat hetzelfde oogmerk heeft als genoemde behandeling.

Artikel 7

De tweede volzin van artikel 1, derde lid, van de Warenwet (Stb. 1988, 360), voor zover het betreft het afleveren van eet- en drinkwaren en grondstoffen om deze door middel van een behandeling met ioniserende stralen kennelijk in overeenstemming te brengen met het bepaalde in of krachtens die wet, is niet van toepassing op eet- en drinkwaren en grondstoffen die niet in overeenstemming zijn met artikel 18 van die wet.

Artikel 8

  • 1 Eet- en drinkwaren die als zodanig kennelijk zijn bestemd voor de eindverbruiker moeten, alvorens zij aan een behandeling met ioniserende stralen worden onderworpen, aanwezig zijn in de verpakking waarin de betrokken waar aan de eindverbruiker wordt afgeleverd.

  • 2 Doorstraalde eet- en drinkwaren die als zodanig kennelijk bestemd zijn voor de eindverbruiker mogen uitsluitend in een verpakking worden verhandeld.

  • 3 Het voor de verpakking van door te stralen eet- of drinkwaren en grondstoffen te gebruiken materiaal is geschikt voor dit doel.

§ 5. Het binnen Nederlands grondgebied brengen van doorstraalde eet- en drinkwaren en grondstoffen

Artikel 9

  • 1 Doorstraalde eet- en drinkwaren en grondstoffen mogen uitsluitend binnen Nederlands grondgebied worden gebracht, indien voldaan is aan de volgende voorschriften:

    • a. de behandeling moet hebben plaatsgevonden in een installatie

      • - die, indien zij in een andere lid-staat van de Europese Unie is gevestigd, daartoe is erkend door de betrokken autoriteit in de desbetreffende Lid-Staat;

      • die, indien zij is gevestigd in een derde land, voorkomt op de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen opgestelde lijst, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, van richtlijn nr. 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake de behandeling van voedsel met ioniserende straling (PbEG L 66);

    • b. bij iedere zending moet zijn vermeld de naam en het adres van de installatie waar de doorstraling is verricht.

  • 2 Onze Minister kan nader vaststellen wat moet worden verstaan onder erkenning als bedoeld in het eerste lid. Voor zover krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap een maatregel ter zake is vastgesteld, geschiedt zodanige vaststelling ter uitvoering van die maatregel.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid, mogen doorstraalde eet- en drinkwaren en grondstoffen uitsluitend worden ingevoerd, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 4 Voor de toepassing van het derde lid wordt onder invoer verstaan het plaatsen van de goederen onder de douaneregeling in het vrije verkeer brengen, bedoeld in artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269), dan wel onder een douaneregeling inhoudende de bijzondere regeling actieve veredeling, tijdelijke invoer of passieve veredeling, bedoeld in artikel 210 van die verordening.

§ 6. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de verhandeling van doorstraalde eet- en drinkwaren en grondstoffen die niet als zodanig zijn bestemd voor de eindverbruiker

Artikel 10

  • 1 Bij de verhandeling van doorstraalde eet- en drinkwaren en grondstoffen die niet zijn bestemd voor de eindverbruiker of een instelling, moet worden gebezigd de vermelding van de naam en het adres van de installatie waar de behandeling met ioniserende stralen is uitgevoerd.

  • 2 De volgende onderdelen van het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen zijn van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde verhandeling:

    • a. artikel 4, eerste lid, inzake het vermelden van de partij waartoe een levensmiddel behoort; en

    • b. artikel 6 inzake het vermelden van de behandeling van een levensmiddel of ingrediënt van een levensmiddel, indien dat levensmiddel onderscheidenlijk ingrediënt met ioniserende stralen is behandeld.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 11

  • 1 Als methoden van onderzoek welke bij uitsluiting beslissend zijn voor de vaststelling of al dan niet is voldaan aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, worden aangewezen microbiologische onderzoekingsmethoden, alsmede detectiemethoden.

  • 2 Onze Minister kan omtrent de in het eerste lid bedoelde methoden nadere regels stellen.

Artikel 14

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de derde maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Het is niet van toepassing op waren waarvan kan worden aangetoond dat zij voor bedoelde datum met ioniserende stralen zijn behandeld.

Artikel 15

Dit besluit kan worden aangehaald als: Warenwetbesluit Doorstraalde waren.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 2 april 1992

Beatrix

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. J. Simons

Uitgegeven de zevende mei 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage Deze bijlage behoort bij artikel 4, eerste lid, onder g

1. Dosimetrie

De totale gemiddelde geabsorbeerde dosis

Bij bepaling van de gezondheid van eet- en drinkwaren en grondstoffen die zijn behandeld met een totale gemiddelde dosis van 10 kGy of minder, gaat men ervan uit dat alle radiochemische effecten binnen dat dosisgebied evenredig zijn aan de dosis.

De totale gemiddelde dosis, D-, is gelijk aan onderstaande integraal over het totale volume van de behandelde levensmiddelen:

D-= [∫ p(x,y,z) d(x,y,z) dV ] / M

waarin

M = de totale massa van het behandelde monster

p = de plaatselijke dichtheid op punt (x,y,z)

d = de plaatselijke geabsorbeerde dosis op punt (x,y,z)

dV = dx, dy, dz, het infinitesimaal volume-element dat in de werkelijkheid wordt weergegeven door de volumefracties

De totale gemiddelde geabsorbeerde dosis kan voor homogene waren of voor bulkgoederen met een homogene dichtheid rechtstreeks worden bepaald door een voldoende aantal stralingsmeters planmatig en willekeurig te verdelen over het totale volume van de goederen. Aan de hand van de op deze wijze vastgestelde dosisverdeling kan een gemiddelde worden berekend, dat de totale gemiddelde geabsorbeerde dosis is.

Indien de vorm van de curve van de dosisverdeling over de waar goed bepaald is, zijn de plaatsen van minimum- en maximumdosis bekend. Op basis van metingen van de dosisverdelingen op deze twee punten in een serie van monsters van de waar, kan een schatting worden gemaakt van de totale gemiddelde dosis.

In bepaalde gevallen kan een goede schatting worden gemaakt van de totale gemiddelde dosis door het gemiddelde te nemen van respectievelijk de gemiddelde minimumdosis (D-min) en de gemiddelde maximumdosis (D-max).

De totale gemiddelde dosis is dan (D-max + D-min ) / 2

De verhouding D-max/D-min bedraagt niet meer dan 3.

2. Methoden

2.1.

Voordat met de routinedoorstraling van een bepaalde categorie eet- of drinkwaren of grondstoffen in een doorstralingsinstallatie wordt begonnen, worden eerst de plaatsen van de minimum- en maximumdosis bepaald door over het gehele volume van de waar stralingsmetingen te verrichten. Deze valideringsmetingen worden een voldoende aantal malen (bijvoorbeeld 3–5) verricht, om rekening te houden met variërende dichtheid of geometrie van een waar.

2.2.

De metingen worden herhaald wanneer de waar, de geometrie dan wel de omstandigheden van doorstraling zijn veranderd.

2.3.

Gedurende het proces van doorstraling worden routine stralingsmetingen verricht om overschrijding van de dosislimieten te voorkomen. De metingen gebeuren met stralingsmeters die op de plaatsen van de maximum- of de minimumdosis dan wel op een referentiepunt zijn geplaatst. De dosis op het referentiepunt is kwalitatief gerelateerd aan de maximum- en minimumdosis. Het referentiepunt bevindt zich op een makkelijk bereikbare plaats in of op de waar alwaar de doses weinig variëren.

2.4.

Tijdens de productie worden aan iedere partij en met passende tussenpozen routine stralingsmetingen verricht.

2.5.

Bij doorstraling van vloeibare, niet verpakte waren is de bepaling van de plaatsen van de minimum- en maximumdosis niet mogelijk. Hier verdient het de voorkeur aan de hand van steekproefsgewijze metingen de waarden van deze uiterste doses te bepalen.

2.6.

Bij de stralingsmetingen wordt gebruik gemaakt van erkende dosimetrische systemen en de metingen worden gerelateerd aan basisnormen.

2.7.

Gedurende de doorstraling worden de relevante parameters van de installatie gecontroleerd en voortdurend geregistreerd. Bij gebruik van radionucliden zijn deze parameters onder meer de transportsnelheid van de waar of de tijd die in de stralingszone wordt doorgebracht en een indicatie die de correcte positie van de stralingsbron bevestigd. Bij deeltjesversnellers zijn die parameters onder meer de transportsnelheid van de waar, het energieniveau, de elektronenstroom en de scannerbreedte van de installatie.