Instellingsbeschikking externe adviescommissie profilering klinische research

Geraadpleegd op 04-12-2024.
Geldend van 20-11-1991 t/m heden

Instellingsbeschikking externe adviescommissie profilering klinische research

De minister van onderwijs en wetenschappen,Mede namens de staatssecretaris van welzijn, volksgezondheid en cultuur,

Overwegende, dat het wenselijk is een advies te ontvangen ten aanzien van de werkplaatsfunctie van de academische ziekenhuizen in relatie tot de ontwikkelingen van onderzoekscholen, de spreiding van topklinische voorzieningen en dit tevens in een internationale context;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

de commissie:

de commissie genoemd in artikel 2;

de minister:

de minister van onderwijs en wetenschappen;

de staatssecretaris:

de staatssecretaris van welzijn, volksgezondheid en cultuur.

Artikel 3

  • 1 De taak van de commissie bestaat uit het uitbrengen van een advies over de werkplaatsfunctie van de academische ziekenhuizen vanuit de volgende invalshoeken:

    • a. de ontwikkeling tot verdergaande concentratie van het medisch (klinisch) onderzoek in relatie tot het beleid ten aanzien van onderzoekscholen;

    • b. spreiding als zodanig van topklinische voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen als bedoeld in artikel 18 van de Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stb. 1971, 268) en andere topreferentietaken vanuit het oogpunt van gezondheidszorg. Hierbij gaat het om zowel de mogelijkheden van concentratie binnen de academische ziekenhuizen, alswel de mogelijkheid tot spreiding van genoemde voorzieningen over academische ziekenhuizen en andere (top)ziekenhuizen van genoemde voorzieningen;

    • c. de internationale context met de nadruk op de grenslanden.

  • 2 De commissie adviseert tevens over de vraag of in het licht van het bepaalde in het eerste lid onder a en b verdere concentratie uitsluitend op het niveau van de academische ziekenhuizen, dan wel binnen deze sector vanuit zorgoogpunt de voorkeur verdient.

Artikel 5

  • 1 De commissie bestaat uit vier leden.

  • 2 Tot leden van de commissie worden benoemd:

    • prof. dr. D de Wied, tevens voorzitter;

    • mevr. dr. E. Borst-Eilders; en

    • prof. dr. J.E. Blanpain;

    • prof. dr. K.H. Rahn.

  • 3 Tot adviserend lid van de commissie wordt benoemd:

    • prof. dr. H. Rigter.

  • 4 Waarnemers in de commissie namens de minister en de staatssecretaris zijn respectievelijk dr. mr. J.T.M. Rokx en en H. de Boer.

  • 5 De commissie is bevoegd zich te laten bijstaan door binnen- en buitenlandse deskundigen en instanties.

  • 6 De commissie voorziet zelf in haar secretariaat.

Artikel 6

  • 1 De commissie bepaalt haar eigen werkwijze.

  • 2 Het beheer van de stukken van de commissie geschiedt met inachtneming van de terzake geldende bepalingen van besluit algemene secretariële aangelegenheden rijksadministratie (Stb. 1980, 182) overeenkomstig de bij het Ministerie van Onderwijs en Wetenschapen geldende regels. Na de opheffing van de commissie wordt het archief overgedragen aan de onderafdeling centrale archiefbewaarplaats van genoemd ministerie.

Artikel 8

  • 1 De kosten van de commissie komen, voorzover goedgekeurd, voor rekening van de minister. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling aan de minister een begroting aan.

    Onder de in het eerste lid bedoelde kosten worden in ieder geval verstaan:

    • de kosten voor vergadering en materiële ondersteuning;

    • een vergoeding voor door de voorzitter, leden en het adviserende lid te maken reis- en verblijfskosten; en

    • de kosten voor publikatie van het advies.

    Het Vacatiegeldenbesluit 1988 (Stb. 1988, 205) en het Reisbesluit 1971 (Stb. 1970, 602) zijn van toepassing.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag van publikatie.

Dit besluit komt te vervallen drie maanden na publikatie van het advies van de commissie.

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het officiële publikatieblad van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.

Van deze bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Afschrift van dit besluit wordt gezonden aan:

  • de leden van de commissie

  • de voorzitter van de AWT

  • de voorzitter van de VSNU

  • de voorzitter van de VAZ

  • de voorzitter van de KNAW

  • de voorzitter van de Gezondheidsraad

  • de President van de Algemene Rekenkamer