Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 4 juni 1991 no. 131701/91/6;
Overwegende dat economische en monetaire ontwikkelingen sedert 1984 de Raad van de Europese Gemeenschappen aanleiding hebben gegeven tot verhoging van de grensbedragen die in acht worden genomen bij de afbakening tussen kleine en middelgrote ondernemingen en tussen middelgrote en grote ondernemingen en dat de economische en monetaire ontwikkelingen in Nederland het rechtvaardigen de grensbedragen in de Nederlandse wet eveneens te verhogen;
Gelet op de artikelen 11, 12 en 27 van de vierde richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1978 (78/660/EEG) betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (Pb EG L 222 van 14 augustus 1978), zoals deze luiden sinds de richtlijn van de Raad van 8 november 1990 (90/604/EEG) tot wijziging van richtlijn 78/660/EEG betreffende de jaarrekening en van Richtlijn 83/349/EEG betreffende de geconsolideerde jaarrekening in verband met de afwijkingen voor kleine en middelgrote vennootschappen en de openbaarmaking van deze jaarrekening in ecu;
Gelet op artikel 398 lid 4 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
De Raad van State gehoord, advies van 26 juli 1991, no. W03.91.0286;
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 16 augustus 1991, nr. 144176/91/6;
Hebben goedgevonden en verstaan: