Wet van 22 mei 1991, houdende verlaging van de verschuldigde pensioenbijdrage als
bedoeld in de Algemene burgerlijke pensioenwet over de jaren 1988, 1989 en 1990, alsmede
verlaging van de verschuldigde wachtgeldtijdbijdrage over het jaar 1990
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat als gevolg van aanmerkelijk gunstige opbrengsten
uit vermogen in samenhang met gematigde pensioenaanpassingen in 1988, 1989 en 1990,
alsmede het verder terugbrengen van de horizon in de Vut-financiering in 1988 en 1989,
voor de jaren 1988 tot en met 1990 een relatief voordelig saldo op de staat van baten
en lasten van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds ontstaat dat kan terugvloeien
naar de lichamen in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: