Sociaal statuut verzelfstandiging Rijks Computercentrum

[Regeling vervallen per 01-02-2005.]
Geraadpleegd op 10-12-2024.
Geldend van 01-10-1990 t/m 31-01-2005

Sociaal statuut verzelfstandiging Rijks Computercentrum

De minister van Binnenlandse Zaken,

Gelet op artikel 6, vierde lid van de Wet N.V. RCC (Stb. 1990, 475),

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Dit besluit verstaat onder:

N.V. RCC:

N.V. RCC v/h Rijks Computercentrum;

overgangsdatum:

datum van oprichting van de N.V. RCC;

personeelslid:

degene die op de dag voor de overgangsdatum in dienst is bij het Rijks Computercentrum, hetzij als ambtenaar, hetzij op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

functie:

het samenstel van werkzaamheden waarmee een personeelslid op de dag voorafgaande aan de overgangsdatum, overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen, is belast;

BBRA 1984:

Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (Stb. 1983, 571);

ARAR:

Algemeen Rijksambtenarenreglement (Stb. 1931, 248);

AOB:

Arbeidsovereenkomstenbesluit (Stb. 1931, 354);

arbeidsvoorwaardenregeling:

het geheel van arbeidsvoorwaarden die vanaf de overgangsdatum op de arbeidsverhouding van het personeelslid met de NV RCC van toepassing zijn.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Uiterlijk twee maanden voor de overgangsdatum ontvangt het personeelslid de schriftelijke mededeling namens de minister van Binnenlandse Zaken dat zijn dienstverband bij het Rijks Computercentrum conform artikel 6 van die wet op de overgangsdatum van rechtswege zal overgaan in dienst bij de N.V. RCC.

De mededeling omvat tevens informatie omtrent de aard van het dienstverband met de N.V. RCC, de functie die het personeelslid vanaf de overgangsdatum zal vervullen, het salaris dat hij zal genieten en de overige arbeidsvoorwaarden die voor hem zullen gelden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 Op grond van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de Wet N.V. RCC komt geen arbeidsovereenkomst tot stand met het personeelslid:

    • a. dat binnen 1 jaar, te rekenen vanaf de overgangsdatum, op grond van het bepaalde in de Algemene burgerlijke pensioenwet ouderdomspensioengerechtigd wordt dan wel binnen deze periode recht op een uitkering verkrijgt ingevolge de Wet uitkering wegens vervroegd uittreden (Stb. 1984, 273) en schriftelijk kenbaar maakt van dit recht gebruik te zullen maken;

    • b. waarvan op de dag voorafgaande aan de overgangsdatum op grond van de uitslag van een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 38 van het ARAR, dan wel artikel 31c van het AOB is gebleken dat hij verkeert in een toestand van blijvende ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie;

    • c. dat voor de overgangsdatum geplaatst is op de herplaatsingslijst als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Leidraad personele gevolgen organisatieveranderingen 1990;

    • d. waarmee op grond van individuele overeenstemming andere afspraken met het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn gemaakt.

  • 2 Het in het vorige lid onder a, bedoelde personeelslid en eventueel het in het eerste lid onder d, bedoelde personeelslid zal gedurende de periode tot zijn ontslag uit overheidsdienst in opdracht en onder toezicht van de N.V. RCC werkzaamheden verrichten die behoren tot diens functie,

    Het in het vorige lid onder c, bedoelde personeelslid zal gedurende de periode tot herplaatsing in overheidsdienst in opdracht en onder toezicht van de N.V. RCC werkzaamheden verrichten.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De beloning van het personeelslid, dat in verband met het bepaalde in artikel 6 van de Wet N.V. RCC een functie bij de N.V. RCC vervult, vindt plaats volgens de bij die functie behorende salariëring, welke geldt krachts de arbeidsvoorwaardenregeling.

  • 2 Op het personeelslid, dat bij de N.V. RCC binnen een termijn van 5 jaar na de overgangsdatum een netto-beloning ontvangt die minder bedraagt dan de netto-bezoldiging welke hij in dienst van het Rijks Computercentrum genoot, is een garantieregeling van toepassing die is neergelegd in de volgende leden.

  • 3 Het personeelslid ontvangt van de N.V. RCC als garantietoelage het naar een bruto bedrag omgerekende verschil tussen de netto-bezoldiging en de netto-beloning, berekend op basis van een arbeidstijd van 38 uur per week

  • 4 Onder netto-bezoldiging als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan de op de dag voorafgaande aan de overgangsdatum genoten tot een jaarbedrag herleide som van

    • -

      het salaris als bedoeld in artikel 5 van het BBRA 1984 alsmede.

    • -

      de toelagen krachtens de artikelen 13, 16, 18, 18b en 19 van het BBRA 1984;

    • -

      de vakantie-uitkering krachtens artikel 21 van het BBRA 1984 daarin begrepen de herzieningen die als gevolg van bezoldigingsmaatregelen met een algemeen karakter optreden, onder aftrek van;

    • -

      de voor hem geldende inhouding krachtens de Inhoudingswet overheidspersoneel 1982 (1981 Stb. 759);

    • -

      het pensioenbijdrageverhaal krachtens het Verhaalsbesluit Algemene burgerlijke pensioenwet (1987, Stb. 10);

    • -

      de door hem verschuldigde loonbelasting volgens de Wet op de loonbelasting 1964 (1964, Stb. 521);

    • -

      de door hem verschuldigde premies volgens de Algemene Ouderdomswet (1956, Stb. 281) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (1959, Stb. 139); zoals voor hem in het tweede lid bedoelde tijdvak zouden hebben gegolden alsmede, voor zover het personeelslid als werknemer van de N.V. RCC verplicht verzekerd zal zijn ingevolge de Ziekenfondswet (1964, Stb. 392), een bedrag ten behoeve van de kosten van verzekering tegen ziektekosten. Dit bedrag wordt voor elk gezinslid, waarvoor het personeelslid op de dag voorafgaande aan de overgangsdatum premie afdraagt, gesteld op het bedrag van de uitkering ingevolge de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 (1982, Stb. 173) voor personen die zijn verzekerd volgens de Wet op de Toegang tot Ziektekostenverzekeringen (1986, Stb. 123).

  • 5 Onder netto-beloning als bedoeld in het derde lid wordt verstaan de door het personeelslid, gedurende het in het tweede lid bedoelde tijdvak genoten en tot een jaarbedrag herleide som van:

    • -

      het salaris volgens de arbeidsvoorwaardenregeling;

    • -

      de overige voor het personeelslid uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij de N.V. RCC geldende toeslagen volgens de arbeidsvoorwaardenregeling, met uitzondering van de toeslagen voor overwerk en voor onregelmatige diensten;

    • -

      de vakantie-uitkering volgens de arbeidsvoorwaardenregeling;

      onder aftrek van:

    • -

      de door hem verschuldigde bijdrage in de kosten van de pensioenvoorziening;

    • -

      de door hem verschuldigde bijdrage in de kosten van een voorziening ten behoeve van een vrijwillige vervroegde uittreding uit het arbeidsproces;

    • -

      de door hem verschuldigde loonbelasting volgens de Wet op de loonbelasting 1964;

    • -

      de door hem verschuldigde premies ingevolge de Algemene Ouderdomswet, de Algemene Weduwen- en Wezenwet, de Ziektewet, de Werkloosheidswet, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Ziekenfondswet.

  • 6 In geval van ziekte van het personeelslid treedt de netto-uitkering wegens ziekte waarop hij aanspraak heeft op grond van artikel 42 van het ARAR resp, artikel 32e van het AOB in de plaats van de netto-beloning.

    Indien het personeelslid een uitkering geniet op grond van de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt voor de berekening van de garantietoelage doorbetaling van de netto-beloning geacht plaats te hebben.

  • 7 Indien en voor zover in het zesde jaar na de overgangsdatum toepassing van de garantieregeling voor een personeelslid zou leiden tot een vermindering van netto-bezoldiging naar netto-beloning met ten minste 10%, ontvangt dat personeelslid tot uiterlijk het einde van het zesde jaar de helft van de garantietoelage.

  • 8 Voor de berekening van de verschuldigde loonbelasting en de verschuldigde premies volgens de Algemene Ouderdomswet/ Algemene Weduwen- en Wezenwet blijft een eventuele beschikking als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de loonbelasting alsook een eventuele voetoverheveling als bedoeld in artikel 30a van die wet, buiten toepassing.

  • 9 Indien blijkt, dat de bepalingen in dit artikel aanpassing behoeven in verband met de belastingherziening (de zgn. "Oort"-maatregelen), vindt hierover vooraf overleg plaats met de vakorganisaties.

  • 10 Onverlet het bepaalde in het zevende lid zal een fonds worden ingesteld, dat primair bedoeld is voor die situaties na het vijfde jaar na de overgangsdatum waarin de netto-beloning lager ligt dan de netto-bezoldiging. Indien en voor zover het fonds dan nog financiële ruimte biedt, kan deze worden aangewend voor de oplossing van andere sociale knelpunten die voortvloeien uit de verzelfstandiging. Over omvang en beheer van het fonds wordt vooraf overleg gevoerd met de vakorganisaties.

  • 11 In geldt een schaalgarantie gedurende een periode van vijl jaren, getekend vanaf de datum van verzelfstandiging. Daarbij wordt uitgegaan van het maximum van de BBRA schalen, zoals dat geldt op het moment van verzelfstandiging. Een nadere uitwerking van deze garantie zal worden gegeven in het overleg over de nieuwe arbeidsvoorwaarden, in relatie tot het niveau van de beloning bij de N.V. RCC, het beoordelingssysteem, zoals dat zal gelden bij de N.V. RCC en het in overleg met de vakorganisaties te ontwikkelen loopbaanbegeleidingsprogramma voor de bedoelde categorie personeelsleden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 Voor het personeelslid zal een pensioenvoorziening worden getroffen die, wat de ouderdomsvoorziening en de voorzieningen voor de nagelaten betrekkingen betreft, ten minste gelijkwaardig zal zijn aan die ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet. Van de pensioenvoorziening zal een regeling deel uitmaken die erin voorziet, dat de personeelsleden geen nadelige gevolgen zullen ondervinden van een optredende pensioenbreuk. Wat de voorziening bij blijvende arbeidsongeschiktheid betreft zal de pensioenvoorziening zodanig aanvullend zijn ten opzichte van de ter zake algemeen geldende sociale verzekeringswetgeving, dat het totaal daarvan gelijkwaardig zal zijn aan de invaliditeitsvoorziening ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet.

  • 2 Uiterlijk op de overgangsdatum zal een pensioenreglement zijn opgesteld. In dit reglement zal in ieder geval een bepaling worden opgenomen, dat de pensioengeldige diensttijd in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet in dezelfde mate zal meetellen voor de pensioenvoorziening.

    Voorts zal het reglement voorzien in de garantie, dat in de pensioenvoorziening een indexeringsregeling is ingebouwd. De financiering van de noodzakelijke back-service zal worden gerealiseerd door de oude en de nieuwe werkgever.

  • 3 Uiterlijk op de overgangsdatum zal voor het personeelslid een voorziening ten behoeve van vrijwillig vervroegd uit treden worden getroffen die ten minste gelijkwaardig zal zijn aan die ingevolge de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden (Stb. 1984, 273).

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Waar in de arbeidsvoorwaardenregeling gesproken wordt van diensttijd wordt hieronder mede begrepen de tijd die in de ambtelijke rechtspositieregelingen die op het personeelslid voor de overgangsdatum van toepassing zijn, wordt aangemerkt als enkelvoudige diensttijd.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

De bij het Rijks Computercentrum gehanteerde regelingen inzake reiskosten woon-werkverkeer, toelage onregelmatige dienst, overwerk, telefoonkosten, onkosten dienstreizen, representatiekosten, verhuiskosten, verplaatsingskosten, studiefaciliteiten volgens de Studiefaciliteitenregeling Rijkspersoneel 1971, BZB, EHBO en bereikbaarheidsdiensten blijven na de overgangsdatum van toepassing, zolang ter zake geen N.V. RCC-regeling tot stand is gekomen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

e bij het Rijks Computercentrum gehanteerde regelingen inzake vakbondsfaciliteiten blijven na de overgangsdatum van toepassing tot het tijdstip waarop tussen de N.V. RCC en de vakorganisaties een nieuwe regeling is overeengekomen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Tot aan het moment waarop ingevolge wettelijke verplichtingen een ondernemingsraad is ingesteld, blijft de dienstcommissie van het Rijks Computercentrum na de overgangsdatum functioneren als personeelsvertegenwoordiging. Over onderwerpen die krachtens de Wet op de Ondernemingsraden overleg vereisen met een ondernemingsraad zal met deze personeelsvertegenwoordiging overleg worden gevoerd.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Op het personeelslid aan wie voor de overgangsdatum met toepassing van de artikelen 16 tot en met 20d, artikel 32 onder a of b, artikel 33a dan wel artikel 34 tot en met 34d ARAR, buitengewoon verlof is verleend dat op de overgangsdatum nog niet is beëindigd, blijft een overeenkomstige regeling van toepassing.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 Indien het personeelslid, dat is overgegaan naar de N.V. RCC, met ingang van de overgangsdatum een passend geachte betrekking is gaan vervullen en deze betrekking binnen de periode van één jaar niet passend voor hem blijkt te zijn op grond waarvan hem binnen die periode ontslag wordt verleend, zal dat ontslag ten aanzien van zijn aanspraken op wachtgeld, ontleend aan zijn ontslag als rijksambtenaar, worden geacht niet door eigen schuld of toedoen te zijn verleend.

  • 2 In het geval bedoeld in het eerste lid heeft het personeelslid recht op wachtgeld met ingang van de datum van ontslag bij de N.V. RCC.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Er zal een CAO worden afgesloten tussen de N.V. RCC en de ambtenarenbonden.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Dit besluit kan worden aangehaald als Sociaal statuut verzelfstandiging Rijks Computercentrum.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wet N.V. RCC. De tekst van dit besluit wordt bij de daarbij behorende toelichting in de Nederlandse Staatscourant geplaatst.

's-Gravenhage, 8 oktober 1990

De

minister

van Binnenlandse Zaken

C.I. Dales