Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingovereenkomst Nederland Bondsrepubliek Duitsland

[Regeling vervallen per 01-10-2004.]
Geraadpleegd op 03-10-2024.
Geldend van 01-01-1997 t/m 30-09-2004

Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingovereenkomst Nederland Bondsrepubliek Duitsland

De Staatssecretaris van Financiën,

In overeenstemming met de Bundesminister der Finanzen van de Bondsrepubliek Duitsland;

Gelet op artikel 25, tweede lid, van de op 16 juni 1959 te 's-Gravenhage tussen Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland gesloten Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied (Trb. 1959, 85);

Besluit:

Artikel 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Deze regeling verstaat onder:

    Overeenkomst:

    de op 16 juni 1959 te 's-Gravenhage tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland gesloten Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied, met aanvullend protocol, slotprotocol en notawisseling, en het op 13 maart 1980 te Bonn gesloten Aanvullende Protocol.

  • 2 Deze regeling neemt verder de begrippen van de Overeenkomst over.

Artikel 2. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (vrijstellingsprocedure)

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Een persoon met woonplaats in de Bondsrepubliek Duitsland die ingevolge artikel 13, derde lid, van de Overeenkomst aanspraak heeft op vermindering van dividendbelasting, levert voor het geldend maken van die aanspraak bij het belastingbestuur over zijn woonplaats een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in de bijlage opgenomen model (formulier ‘IB 92 BRD’). Nadat bij een exemplaar van de verklaring voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats, van vorenbedoeld bestuur heeft terugontvangen, legt bij dit over bij het innen van de dividenden.

  • 2 De vennootschap die dividend verschuldigd is, degene bij wie de opbrengst betaalbaar is gesteld, het administratiekantoor dat de opbrengst doorbetaalt aan certificaathouders, en degene tot wiens beroep het kopen of innen van dividendbewijzen gewoonlijk behoort, zijn bevoegd die opbrengst uit te betalen onder aftrek van dividendbelasting naar een tarief van 15 percent, indien de gerechtigde tot de opbrengst het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring heeft overgelegd.

  • 3 Voor zover dividendbelasting die is ingehouden en afgedragen, ingevolge het tweede lid bij de uitbetaling van de opbrengst niet in aftrek is gebracht, wordt deze aan de vennootschap teruggegeven na indiening van een verzoek bij de inspecteur binnen wiens ambtsgebied zij is gevestigd, onder overlegging van het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4 Indien de verzoeker niet kan bevestigen dat hij uit hoofde van zijn eigendomsrechten met betrekking tot de in punt 2 van het formulier ‘IB 92 BRD’ vermelde effecten, op de in dat punt vermelde datum(s) van betaalbaarstelling gerechtigd is (was, zal zijn) tot de in dat punt vermelde inkomsten, dient hij hiervan uitdrukkelijk melding te maken in punt 8 van het formulier en daarbij zijn specifieke omstandigheden nader toe te lichten. In dat geval mag het formulier ‘IB 92 BRD’ slechts worden gebruikt als verzoek om gedeeltelijke teruggaaf van dividendbelasting.

  • 5 Indien de verzoeker niet kan bevestigen dat hij de in punt 2 van het formulier ‘IB 92 BRD’ vermelde effecten niet heeft verkregen ingevolge enige overeenkomst, optie of regeling, waarbij hij is overeengekomen of kan worden verplicht de effecten weer te verkopen of over te dragen, dient hij hiervan uitdrukkelijk melding te maken in punt 8 van het formulier en daarbij zijn specifieke omstandigheden nader toe te lichten. In dat geval mag het formulier ‘IB 92 BRD’ slechts worden gebruikt als verzoek om gedeeltelijke teruggaaf van dividendbelasting.

Artikel 3. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (teruggaafprocedure)

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Een persoon met woonplaats in de Bondsrepubliek Duitsland die ingevolge artikel 13, derde lid, van de Overeenkomst aanspraak heeft op vermindering van dividendbelasting en die zijn aanspraak niet op de voet van artikel 2 heeft kunnen geldend maken, heeft recht op teruggaaf van hetgeen aan dividendbelasting meer is ingehouden dan 15 percent.

  • 2 Tot het verkrijgen van de teruggaaf levert de belanghebbende bij het belastingbestuur over zijn woonplaats een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in de bijlage opgenomen model (formulier ‘IB 92 BRD’).

    Nadat hij een exemplaar van de verklaring, voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats, van vorenbedoeld bestuur heeft terugontvangen, handelt hij overeenkomstig het derde of het vierde lid.

  • 3 Indien de opbrengst is uitbetaald door een in Nederland wonende of gevestigde persoon die de in artikel 9 van de Wet op de dividendbelasting 1965 bedoelde dividendnota, waaruit van de betaling van de terug te geven belasting door de belanghebbende blijkt, heeft uitgereikt, levert de belanghebbende het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de verklaring in bij de hierboven bedoelde persoon, onder bijvoeging van de dividendnota. Is dit laatste niet mogelijk, dan voegt de persoon die de dividendnota heeft uitgereikt bij de verklaring een door hem gewaarmerkt afschrift van de dividendnota. Degene die de dividendnota heeft uitgereikt zendt, met een begeleidende brief, waaruit blijkt dat hij voor de belanghebbende optreedt, de bij hem ingeleverde verklaring te zamen met de dividendnota of het afschrift daarvan, aan de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland, die op het verzoek beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland ten behoeve van de belanghebbende overgemaakt aan degene die de dividendnota heeft uitgereikt.

  • 4 Indien de opbrengst niet is uitbetaald door een in Nederland wonende of gevestigde persoon en de belanghebbende dientengevolge niet in het bezit is van een in het derde lid bedoelde dividendnota, zendt hij het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de verklaring rechtstreeks toe aan de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland, onder bijvoeging van een dividendnota of ander bewijsstuk, waaruit blijken:

    • a. de desbetreffende opbrengst, en

    • b. het feit dat de terug te geven belasting door de belanghebbende is betaald.

    De inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland aan de belanghebbende overgemaakt.

Artikel 4. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (vrijstellingsprocedure)

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Een vennootschap, die aan een vennootschap op aandelen die inwoner van de Bondsrepubliek Duitsland is en die ten minste 25 percent bezit van de stemgerechtigde aandelen van de eerstbedoelde vennootschap, dividenden betaalt waarop ingevolge artikel 13, vierde lid, van de Overeenkomst ten hoogste 10 percent dividendbelasting mag worden ingehouden, kan bij de inspecteur binnen wiens ambtsgebied zij is gevestigd, het verzoek indienen ontslagen te worden van de verplichting tot inhouding van die belasting voor zover deze meer dan 10 percent bedraagt.

  • 2 In het verzoek wordt opgaaf verstrekt van:

    • a. de naam, de plaats van vestiging en het adres van de in het eerste lid bedoelde Duitse vennootschap op aandelen;

    • b. het aantal en de totale nominale waarde van de uitgegeven stemgerechtigde aandelen van de Nederlandse vennootschap;

    • c. het gedeelte van de stemgerechtigde aandelen dat de in het eerste lid bedoelde Duitse vennootschap op aandelen bezit.

    In het verzoek wordt voorts verklaard dat het kapitaal van de Duitse vennootschap waarop het verzoek betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld.

  • 3 Indien de inspecteur gunstig op het verzoek beslist, blijft zijn beslissing van kracht met betrekking tot elke daarin genoemde Duitse vennootschap zolang

    • -

      deze inwoner van de Bondsrepubliek Duitsland is, en

    • -

      zij onmiddellijk ten minste 25 percent van de stemgerechtigde aandelen van de Nederlandse vennootschap blijft bezitten, en

    • -

      de in de laatste volzin van het tweede lid bedoelde verklaring op haar van toepassing blijft.

    De bestuurder van de Nederlandse vennootschap aan wie blijkt of die redelijkerwijs moet vermoeden dat zulks in enig opzicht niet meer het geval is, is gehouden daarvan aan de inspecteur schriftelijk mededeling te doen vóór de eerstvolgende vaststelling van dividend.

Artikel 5. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (teruggaafprocedure)

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Indien meer dan 10 percent dividendbelasting is ingehouden van dividenden, betaald door een vennootschap aan een vennootschap op aandelen die inwoner van de Bondsrepubliek Duitsland is, terwijl ingevolge artikel 13, vierde lid, van de Overeenkomst de daarop in te houden dividendbelasting 10 percent bedraagt, kan die Duitse vennootschap op aandelen een verzoek om teruggaaf van hetgeen meer is ingehouden richten tot de inspecteur binnen wiens ambtsgebied de Nederlandse vennootschap is gevestigd.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt ingeleverd bij de vennootschap die de dividenden heeft betaald. Deze zendt het verzoek aan de in het eerste lid bedoelde inspecteur, nadat zij daaraan de in artikel 4, tweede lid, bedoelde gegevens en de in dat lid bedoelde verklaring heeft toegevoegd. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 3 Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger ten behoeve van de belang hebbende Duitse vennootschap op aandelen aan de Nederlandse vennootschap overgemaakt.

Artikel 6. Formele bepaling

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

De in deze regeling bedoelde verklaringen, verzoeken, gegevens en mededelingen moeten duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden gedaan of verstrekt.

Artikel 7. Verjaringstermijn

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

Verzoeken om teruggaaf van belasting, als bedoeld in de artikelen 3 en 5, moeten bij de bevoegde inspecteur zijn ingediend binnen een tijdvak van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.

Artikel 8. Formulieren

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

De in de artikelen 2, eerste lid, en 3, tweede lid, bedoelde formulieren worden van rijkswege verstrekt. De formulieren zijn op aanvraag kosteloos verkrijgbaar, in Nederland bij de Belastingdienst/Centrum voor facilitaire dienstverlening, Afdeling Logistiek reprografisch centrum, Postbus 1314, 7301 BN Apeldoorn en in de Bondsrepubliek Duitsland bij het Bundesamt für Finanzen. Friedhofstrasse 1, D-5300 Bonn 3.

Artikel 9. Intrekking

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

De beschikking van de Minister van Financiën van 1 februari 1967, nr. B7 1588 (Stcrt. van 6 februari 1967, nr. 26), wordt ingetrokken.

Artikel 10. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Deze regeling kan worden aangehaald als: Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingovereenkomst Nederland Bondsrepubliek Duitsland.

  • 2 Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 1991.

  • 3 Zij vindt met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 toepassing met betrekking tot dividenden die betaald of betaalbaar zijn gesteld op of na 1 januari 1966.

De

Staatssecretaris

van Financiën,
Namens deze,
De

Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken

,

A. Schoemaker