Bijlage 1
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
Struktuur ‘Het gebied dat op 1 januari 1990 het territorium vormde van de Unie van
Socialistische Sovjetrepublieken’
Benaderingswijze
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
-
1. Van de kandidaten wordt verwacht, dat zij ten aanzien van de voormalige USSR:
-
a. kennis hebben van het fysisch milieu, het ingerichte landschap en het ruimtegebruik;
-
b. kennis hebben van de veranderingen in het ruimtegebruik;
-
c. kennis hebben van bepaalde problemen ten aanzien van het ruimtegebruik en van de pogingen
die de overheid van de voormalige USSR ondernomen heeft om deze op te lossen;
-
d. kennis hebben van en inzicht tonen in de samenhang tussen enerzijds het (veranderende)
ruimtegebruik en anderzijds de factoren die daarop van invloed zijn;
-
e. kennis hebben van de veranderende positie van de voormalige USSR.
-
2. Bij de onder 1d bedoelde factoren krijgt in de voormalige USSR de factor ‘politiek-economisch
systeem’ bijzondere aandacht. De kandidaten dienen kennis te hebben van en inzicht
te tonen in de veranderingen in dat systeem;
-
bij de overgang van het tsaristisch Rusland naar het communistische systeem, dat in
1928 vorm krijgt;
-
sinds de in 1985 begonnen perestrojka-periode;
-
na het officieel ontbinden van de USSR op 1 januari 1992.
-
3. De onder 1d bedoelde factoren zijn in deze examenstructuur zodanig gegroepeerd, dat
de samenhang belicht kan worden in het kader van de volgende vier themavelden:
-
I. Mens en milieu.
-
II. Bevolking.
-
III. Bestaanswijzen.
-
IV. Wereldverhoudingen.
-
4. Bij de examinering van de voormalige USSR komen deze themavelden alle vier aan de
orde.
-
5. Geografische kennis van een regio impliceert het kunnen aanbrengen van ruimtelijke
geledingen. Ten aanzien daarvan geldt het volgende:
-
a. Elk themaveld (of onderdeel daarvan) leidt tot eigen geledingen.
-
b. Geleding kan plaatsvinden op verschillende schaal.
Uitgaande van de nationale schaal kan (in cameratermen) worden ‘ingezoomd’ tot bijvoorbeeld
de schaal van een stadswijk van Moskou, of worden ‘uitgezoomd’ waarbij de voormalige
USSR als het ware over zijn eigen grenzen wordt heengetild en geplaatst wordt in een
groter kader.
-
6. De themavelden zijn als volgt ingedeeld:
-
A. Invulling van de themavelden.
-
B. Precisering van de examenstof.
-
C. Lijst van termen en begrippen.
I. Themaveld: Mens en milieu
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
IA Invulling van het themaveld ‘mens en milieu’
Van de kandidaten wordt verwacht dat zij:
-
a. Kennis hebben van en inzicht tonen in de hieronder nader te noemen aspecten van het
fysisch milieu en in de processen die zich daarin voordoen.
-
b. Zich enerzijds bewust zijn van de mogelijkheden en de beperkingen van het fysisch
milieu voor bepaalde vormen van grondgebruik en van anderzijds de invloed van het
menselijk handelen op het milieu.
-
c. Kennis hebben van geledingen die zijn aan te brengen op basis van fysische factoren.
IB Precisering van de examenstof ‘mens en milieu’.
-
a. Van de kandidaten wordt verwacht dat zij kennis hebben van de volgende onderdelen
van het fysisch milieu:
-
klimaat
-
reliëf
-
bodem
-
vegetatie
-
waterhuishouding
-
delfstoffen.
-
b. Dit betekent dat de kandidaten een omschrijving van de voormalige USSR als geheel
kunnen geven ten aanzien van de genoemde elementen met de beperking dat:
-
wat betreft de bodems de kandidaten alleen kennis dienen te hebben van de samenstelling,
het profiel en de spreiding van toendrabodem, podzolbodem, tsjernosem, steppe- en
woestijnbodems (inclusief zoutbodems);
-
wat betreft de waterhuishouding de kandidaten alleen kennis dienen te hebben van:
-
de problemen ten aanzien van de afwatering;
-
de bruikbaarheid van de rivieren voor de mens;
-
wat betreft de delfstoffen de kandidaten alleen kennis dienen te hebben van de vindplaatsen
van: steenkool, ijzererts, aardolie, aardgas, bruinkool en uranium.
-
c. Vervolgens dienen de kandidaten in staat te zijn een verklaring te geven voor het
ontstaan van de bodems, klimaten en vegetatie, waarbij de nadruk dient te liggen op
de onderlinge samenhang.
-
d. Bij de invloed van fysische factoren op het ruimtegebruik dienen de kandidaten kennis
te hebben van de invloed van het fysisch milieu op:
-
agrarisch grondgebruik in de voormalige USSR
-
produktie van hydro-elektriciteit
-
transport (weg-, water-, railtransport en transport via pijpleidingen).
-
e. Bij de invloed van de mens op het milieu dienen de kandidaten kennis te hebben van
en inzicht te tonen in zowel de gunstige als de ongunstige effecten, met als voorbeeld
van ongunstige effecten de milieugevolgen van irrigatie in het gebied rond de Syr
Darja en de Amoe Darja.
-
f. De kandidaten dienen kennis te hebben van de geledingen binnen de voormalige USSR
op grond van reliëf, klimaat, bodems en vegetatie.
IC Lijst van termen en begrippen bij ‘mens en milieu’
De hieronder vermelde lijst van termen en begrippen is bedoeld als specificatie van
de vermelde examenstof. De genoemde lijst geeft een indicatie voor het begripsniveau
waarop geëxamineerd zal worden, maar mag niet als volledig beschouwd worden. Relevante
termen en begrippen van eenvoudige aard, die naar de gangbare mening van onderwijsgevenden
tot de vaste leerstof in de onderbouw behoren, worden bekend verondersteld.
Klimaten (EF, ET, EH, Df, Dw, BS, BW), koudepool, vegetatiezones, bodem, toendrabodem,
tsjernosem, podzol, steppe- en woestijnbodems, zoutbodems, zonaliteit, merzlota (=
permafrost), gelifluctie, thermokarst(icing), functies van de rivieren, verval, verhang,
regime, stroomgebied, waterscheiding, regenrivier, gletsjerrivier, steenkool, ijzererts,
uranium, aardolie, -gas bruinkool.
II. Themaveld: Bevolking
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
IIA Invulling van het themaveld ‘Bevolking’
Van de kandidaten wordt verwacht dat zij:
-
a. Kennis hebben van en inzicht tonen in – onder IIB nader aan te geven – aspecten van:
-
b. Kennis hebben van en inzicht tonen in de invloed die de onder IIAa bedoelde aspecten
hebben op de organisatie en inrichting van de ruimte, een en ander met inachtneming
van de opmerking onder punt 2 bij ‘Benaderingswijze’.
IIB Precisering van de leerstof ‘Bevolking’
-
a. Bij de demografie wordt van de kandidaten verwacht dat: kennis hebben van en inzicht
tonen in:
-
b. Bij ‘de etnische samenstelling’ wordt van de kandidaten verwacht dat zij kennis hebben
van en inzicht tonen in:
IIC Lijst van termen en begrippen bij ‘Bevolking’
N.B: het onder IC opgemerkte geldt ook hier.
Bevolkingsspreiding, -druk, -dichtheid, natuurlijke/sociale bevolkingsbeweging, migratievormen,
leeftijdsopbouw, levensverwachting, etnische enclave, volk, staat, natie, ‘nation-building’,
acculturatie, Russificatie, nationaliteitenkwestie, ras, taal, cultuur, religie.
III. Themaveld: Bestaanswijzen
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
IIIA Invulling van het themaveld ‘Bestaanswijzen’
Van de kandidaten wordt verwacht dat zij:
-
a. Kennis hebben van de bestaanswijzen van de voormalige USSR met speciale aandacht voor
de invloed van:
-
het tot 1 januari 1992 heersende politieke systeem;
-
de ongunstige fysische omstandigheden;
-
de enorme afmetingen van het land;
een en ander met inachtneming van de opmerking onder punt 2 bij ‘Benaderingswijze’;
-
b. Kennis hebben van en inzicht tonen in de ruimtelijke consequenties van het onder IIIAa
genoemde.
-
c. Kennis hebben van geledingen die zijn aan te brengen op basis van bestaanswijzen.
-
d. Kennis hebben van vier industriegebieden, het Industriële Centrum, Donjets-Dnjepr,
Oeral en Koezbass-Nowosibirsk.
-
e. Kennis hebben van en enig inzicht tonen in het functioneren van de (voormalige) Unieministeries
en van bedrijven onder de Planeconomie en enig inzicht tonen in de effecten van deze
sectorale planning op de huidige hervorming van de industriële sector.
IIIB Precisering van de examenstof ‘Bestaanswijzen’
-
a. De kandidaten dienen kennis te hebben van bestaanswijzen en ontwikkelingen daarin:
de landbouw, de industrie en de dienstensector.
-
b. Bij de landbouw dienen de kandidaten kennis te hebben van en inzicht te tonen in:
-
c. Bij de industrie dienen de kandidaten kennis te hebben van en inzicht te tonen in:
-
d. Bij de diensten dienen de kandidaten kennis te hebben van en inzicht te tonen in:
IIIC Lijst van termen en begrippen bij ‘Bestaanswijzen’
N.B.: het onder IC opgemerkte geldt ook hier.
Planeconomie, markteconomie, meerjarenplannen, bureaucratie, centralisatie, decentralisatie,
Comecon, produktienorm, Baikal-Amoer-Magistrale, arbeidsintensief, arbeidsextensief,
kapitaalintensief, kapitaalextensief, coöperatie, produktiegoederen, consumptiegoederen,
internationale hulp, sectorale planning.
IV. Themaveld: Wereldverhoudingen:
[Regeling vervallen per 01-08-2008]
IVA Invulling van het themaveld ‘Wereldverhoudingen’
Van de kandidaten wordt verwacht dat zij:
IVC Lijst van termen en begrippen bij ‘Wereldverhoudingen’
N.B.: het onder IC opgemerkte geldt ook hier.
Perestrojka, glasnost, satellietland, IJzeren Gordijn, autonomie, pull- en pushfaktoren,
Comecon, Warschaupact, G.O.S., NAVO, Islamitisering.
Lijst van Topografie
|
Moskou
|
Samara (Koejbysjew)
|
Moermansk
|
Jekaterinboerg(Swerdlowsk)
|
St. Petersburg (Leningrad)
|
Tsjeljabinks
|
Riga
|
Magnitogorsk
|
Kiew
|
Omsk
|
Odessa
|
Karaganda
|
Dnjepropetrowsk
|
Tasjkent
|
Charkow
|
Alma Ata
|
Donjetsk
|
Nowosibirsk
|
Tbilisi (Tiflis)
|
Irkoetsk
|
Jerewan
|
Jakoetsk
|
Bakoe
|
Chabarowsk
|
Nizjni Nowgorod (Gorki)
|
Wladiwostok
|
Perm
|
|
Minsk
|
|
Vilnius (Wilnioes)
|
|
Tallinn (Tallin)
|
|
Asjehabad
|
|
|
|
Noordelijk IJszee
|
Rusland
|
Beringstraat
|
Oekraïne
|
Zee van Ochotsk
|
Wit-Rusland
|
Bajkalmeer
|
Armenië
|
Balchasjmeer
|
Azerbaidzjan
|
Aralmeer
|
Georgië (Groesië)
|
Kaspische Zee
|
Toerkmenistan
|
Zwarte Zee
|
Oezbekistan
|
Oostzee
|
Tadzjikistand
|
Finse Golf
|
Kazachstan
|
Wolga
|
Kirgiezië
|
Dnjepr
|
Moldavië
|
Don
|
Estland
|
Syr Darja
|
Letland
|
Amoe Darja
|
Litouwen
|
Ob
|
|
Jenisej
|
|
Lena
|
|
Amoer
|
|
|
|
Kaukasus
|
|
Oeral
|
|
Russisch laagland
|
|
West-Siberisch laagland
|
|
Midden- en Oost-Siberisch bergland
|
|
Sachalin
|
|
Kamtsjatka
|
|
De Krim
|
|