Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 23 december 1988, nr. AW88/U1046, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Gelet op artikel 125, eerste lid, en artikel 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929;
De Raad van State gehoord (advies van 11 april 1989, nr. WO4.89.0015);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 28 juni 1989, nr. AW89/39/U7, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Hebben goedgevonden en verstaan: