Artikel 27. Gedrag bij scheepsongevallen en bij verlies van voorwerpen
-
1 Indien er gevaar voor zinken bestaat, wordt het schip indien mogelijk zo ver buiten
het vaarwater gebracht, dat de scheepvaart niet wordt belemmerd. Na een aanvaring
is de gezagvoerder van een daarbij betrokken, drijvend gebleven schip daartoe ook
verplicht.
-
2 Indien de voor de scheepvaart vereiste toestand van de waterweg of de veiligheid
en het vlotte verloop van het verkeer door in de waterweg stuurloos ronddrijvende,
vastgevaren, gestrande of gezonken schepen, drijvende inrichtingen, alsmede schepen
of voorwerpen, als bedoeld in Voorschrift 24, onderdeel g, van de Internationale Bepalingen, of door andere drijvende of aan de grond geraakte
voorwerpen in gevaar worden gebracht, wordt de verkeerscentrale aan de Knock onverwijld
ingelicht.
-
4 Bij branden en andere de veiligheid en het vlotte verloop van het verkeer in gevaar
brengende voorvallen op schepen en drijvende inrichtingen, alsmede op schepen en voorwerpen,
als bedoeld in Voorschrift 24, onderdeel g, van de Internationale Bepalingen, wordt de radarcentrale aan de Knock daarvan onverwijld
in kennis gesteld.
-
5 Op schepen die het in artikel 13, tweede lid, bedoelde "blijf weg"-sein waarnemen, worden onverwijld alle vereiste maatregelen
tot afwending van het dreigende gevaar getroffen. In het bijzonder worden:
-
a. alle naar buiten leidende en niet tot instandhouding van de scheepshuishouding noodzakelijke
openingen gesloten;
-
b. alle niet voor de waarborging van de veiligheid van schip, bemanning en lading noodzakelijke
hulpmachines stopgezet;
-
c. onbeschermde open vuren geblust, in het bijzonder het roken gestaakt; en
-
d. toestellen met gloeiende of vonken verspreidende onderdelen stilgezet.
-
1 Schepen, duwstellen en slepen, die de door de bevoegde autoriteit vastgestelde afmetingen
overschrijden, worden tijdig vóór het bevaren van de Eemsmonding onder opgave van
de naam, de positie, de afmetingen en de haven van bestemming, alsmede bij de vastgestelde
posities onder opgave van de naam, de positie, de snelheid en de passeertijd gemeld.
De krachtens het bepaalde in de eerste volzin voorgeschreven melding geschiedt ook
bij onderbreking en bij voortzetting van de reis.
-
2 Schepen als bedoeld in artikel 21, eerste lid, worden vierentwintig uur vóór het bevaren van de Eemsmonding, doch uiterlijk bij
het uitvaren van de laatste vertrekhaven, gemeld. Overigens melden deze schepen zich
overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.
-
4 De krachtens het bepaalde in het eerste en het tweede lid voorgeschreven meldingen
geschieden door de gezagvoerder van het schip, door de reder of hun gemachtigde bij
de bevoegde autoriteit. De meldingen krachtens het bepaalde in het tweede lid, eerste
volzin, vinden schriftelijk plaats.
-
5 De gezagvoerder van een met een marifoon uitgerust schip is verplicht bij het in acht
nemen van de voorschriften inzake het verkeersgedrag, de door de verkeerscentrale
in het Duits, op verzoek in het Nederlands of Engels verstrekte verkeersinformatie,
alsmede aanwijzingen en waarschuwingen te beluisteren en deze onverwijld overeenkomstig
de omstandigheden in de gegeven verkeerssituatie in aanmerking te nemen. Op verzoek
van de verkeerscentrale dient de gezagvoerder van het schip zich bij haar te melden
en deel te nemen aan de communicatie met de verkeerscentrale.
Artikel 30. Vrijstelling voor schepen van de openbare dienst
De schepen van de openbare dienst zijn vrijgesteld van de naleving van de voorschriften
van dit besluit, voor zover zulks voor de uitvoering van opdrachten van overheidswege,
daarbij naar behoren rekening houdend met de openbare orde en veiligheid, dringend
geboden is.
In bijzondere omstandigheden kan de bevoegde autoriteit een schip geheel of gedeeltelijk
ontheffing verlenen van de naleving van de Internationale Bepalingen en van de bepalingen
van dit besluit.
Artikel 32. Geografische beperking bevoegdheden
De verlening van toestemming, bedoeld in artikel 27, derde lid, de verlening van een vergunning, bedoeld in artikel 28, eerste lid, het bevel tot berging, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel c, en de verlening van ontheffing, bedoeld in artikel 31 van dit besluit, door de bevoegde autoriteit geschieden met inachtneming van artikel
34, tweede lid, van het Eems-Dollardverdrag. In de aldaar aan de Duitse autoriteiten
toegewezen gebieden is in plaats van de Nederlandse bevoegde autoriteit de door de
Duitse autoriteiten aangewezen bevoegde autoriteit bevoegd.
Artikel 33. Verantwoordelijkheden
-
2 De schipper van een schip dat deel uitmaakt van een sleep of een duwstel volgt de
aanwijzingen van de schipper van de sleep of het duwstel op.
Hij neemt evenwel, ook wanneer zulke aanwijzingen niet worden gegeven, alle maatregelen
die voor het op juiste wijze voeren van zijn schip door de omstandigheden worden geboden.
-
3 Een lid van de bemanning van een schip volgt de aanwijzingen op die hem door de kapitein
of de schipper binnen de grenzen van diens verantwoordelijkheid worden gegeven.
Hij werkt ook zonder diens aanwijzingen mede aan de naleving van de bepalingen van
dit besluit.
Artikel 34. Goede zeemanschap
-
1 De kapitein of de schipper neemt, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften
in dit besluit, alle voorzorgsmaatregelen die volgens goede zeemanschap of door de
omstandigheden waarin het schip, de sleep of het duwstel zich bevindt in het belang
van de scheepvaart of de goede orde van de scheepvaart zijn geboden.
-
2 De kapitein of de schipper wijkt in het belang van de veiligheid of de goede orde
van de scheepvaart, voor zover dit door de bijzondere omstandigheden waarin het schip,
de sleep of het duwstel zich bevindt is geboden, volgens goede zeemanschap af van
de bepalingen van dit besluit.
Artikel 35. Verkeersaanwijzingen
De kapitein of de schipper geeft gevolg aan een met inachtneming van artikel 34, tweede
lid, van het Eems-Dollardverdrag gegeven verkeersaanwijzing.
Artikel 36. Strafbare feiten
Overtreding van de bij of krachtens de artikelen 2, tweede en derde lid, 3 tot en met 27, 28, eerste lid, 29, 33, tweede, derde en vierde lid, 34 en 35, tweede lid, van dit besluit vastgestelde voorschriften is een strafbaar feit.
Met de opsporing van de bij dit besluit strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de
in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, de daartoe door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen
ambtenaren belast.
Artikel 38. Bekendmakingen
De op grond van artikel 1, eerste lid, onder c, artikel 15, tweede lid, artikel 16, vijfde lid, artikel 17, derde lid, artikel 18, vijfde lid, artikel 21, tweede, derde, vierde en vijfde lid, artikel 22, eerste, derde en vierde lid, artikel 23, eerste en vierde lid, artikel 24, tweede lid, artikel 25, eerste lid, artikel 26, eerste lid, artikel 28, eerste lid, en artikel 29, eerste lid, van dit besluit vastgestelde voorschriften worden als bekendmakingen aan de scheepvaart
uitgegeven en gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.
Artikel 39. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Dit besluit kan worden aangehaald als Scheepvaartreglement Eemsmonding".