Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 22 juli 1988, nr. 343/688, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
Gelet op artikel 89 van de Grondwet en artikel 8 van de Bekendmakingswet (Stb. 1988, 18);
De Raad van State gehoord (advies van 28 oktober 1988, nr. WO3.88.0432);
Gezien het nader rapport van Onze Ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken van 30 december 1988, nr. 580/288;
Hebben goedgevonden en verstaan: