Personeelswet PTT Nederland NV

Geraadpleegd op 10-12-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Wet van 26 oktober 1988, houdende regels betreffende de overgang van personeel van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie naar de naamloze vennootschap PTT Nederland NV

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de overgang van personeel van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie naar de naamloze vennootschap PTT Nederland NV;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  • a. het Staatsbedrijf: het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie;

  • b. overgangsdatum: de datum waarop de naamloze vennootschap PTT Nederland NV wordt opgericht;

  • c. personeelslid: degene die op de dag voor de overgangsdatum in dienst is bij het Staatsbedrijf, hetzij als ambtenaar, hetzij krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, met uitzondering van degene ten aanzien van wie voor de overgangsdatum een besluit tot verplaatsing binnen de rijksdienst is genomen;

  • d. de NV PTT: de naamloze vennootschap PTT Nederland NV, daaronder mede begrepen een vennootschap waarin PTT Nederland NV voor meer dan de helft in het geplaatste kapitaal deelneemt;

  • e. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat.

Artikel 2

  • 1 Ieder personeelslid heeft het recht om op de overgangsdatum op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht over te gaan in dienst van de NV PTT.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde arbeidsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd, indien het personeelslid bij het Staatsbedrijf is aangesteld als ambtenaar in vaste dienst of aldaar werkzaam is krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

  • 3 Voor het personeelslid dat bij het Staatsbedrijf is aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst of aldaar werkzaam is krachtens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, geldt de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en wel voor de periode dat de tijdelijke aanstelling of de arbeidsovereenkomst bij het Staatsbedrijf zou hebben voortgeduurd, de op de overgangsdatum nog niet gerealiseerde verlengingen buiten beschouwing gelaten.

  • 4 De voorwaarden van de arbeidsovereenkomst zullen in totaliteit niet ongunstiger zijn dan die welke voor het personeelslid op de laatste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de overgangsdatum gelden uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij het Staatsbedrijf.

  • 5 De arbeidsovereenkomst betreft een functie die zoveel mogelijk overeenkomt met de functie die het personeelslid laatstelijk vervult in dienst bij het Staatsbedrijf, uitgezonderd enkele door Onze Minister te bepalen functies.

Artikel 3

  • 1 Namens de op te richten NV PTT wordt door of vanwege Onze Minister een aanbod voor de arbeidsovereenkomst gedaan.

  • 2 De NV PTT is van rechtswege gebonden aan de arbeidsovereenkomst die op basis van het in het eerste lid bedoelde aanbod tot stand is gekomen.

Artikel 4

  • 1 Met ingang van de overgangsdatum is het personeelslid van rechtswege eervol ontslagen uit de dienst bij het Staatsbedrijf.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde ontslag treedt niet in ten aanzien van het personeelslid dat overeenkomstig de bezwarenregeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor de overgangsdatum bezwaar heeft aangetekend tegen de aangeboden functie, op de grond dat de geboden functie, mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden, voor hem niet passend is te achten, voor zover op de overgangsdatum nog niet op het bezwaar is beslist en een eventueel herplaatsingsonderzoek nog niet is afgerond.

  • 3 In een geval als bedoeld in het tweede lid blijft de op de dag voor de overgangsdatum bestaande dienstbetrekking van het personeelslid gehandhaafd, met dien verstande dat het personeelslid met ingang van de overgangsdatum in dienst is bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

  • 4 Indien op basis van een aanbod als bedoeld in artikel 3, eerste lid, alsnog een arbeidsovereenkomst tot stand komt, is het in het vorige lid bedoelde personeelslid op de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst van rechtswege eervol ontslagen uit de dienst van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Dit personeelslid zal zoveel mogelijk in de positie worden gebracht die hij zou hebben gehad als hij op de overgangsdatum van rechtswege ontslagen zou zijn uit de dienst bij het Staatsbedrijf.

Artikel 5

  • 1 Met ingang van de overgangsdatum verkrijgt een personeelslid met wie een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gesloten, aanspraken jegens een door de NV PTT aan te wijzen instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid sub b dan wel c, van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (Stb. 1952, 275), die in totaliteit in elk geval gelijkwaardig zijn aan die welke dit personeelslid op de laatste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de overgangsdatum heeft jegens het Algemeen burgerlijk pensioenfonds krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540) en neemt de aangewezen instelling de daarmee verband houdende verplichtingen op zich.

  • 2 De aanspraken die een personeelslid op wie het eerste lid van toepassing is, toekomen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet, met uitzondering van de aanspraken die voor de overgangsdatum geldend zijn gemaakt of geldend gemaakt hadden kunnen worden, vervallen op de overgangsdatum, evenals de daaruit voortvloeiende verplichtingen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds jegens dit personeelslid.

  • 3 Het gestelde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het personeelslid als bedoeld in artikel 4, vierde lid, met dien verstande dat de bedoelde aanspraken ontstaan respectievelijk vervallen met ingang van de dag waarop hij in dienst treedt bij de NV PTT.

  • 4 De directie van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds draagt aan de in het eerste lid bedoelde instelling een deel van het vermogen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds over. De overdrachtssom zal bepaald worden op basis van de lasten-en-baten-methode, waarbij het te hanteren premiepercentage wordt berekend op basis van een sluitende balans van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds per ultimo van het boekjaar voorafgaande aan de oprichting van de NV PTT. Het aldus berekende bedrag zal vermenigvuldigd worden met 1,045. Het over te dragen vermogen zal hetzelfde rendementspotentieel hebben als het bij het Algemeen burgerlijk pensioenfonds achterblijvende deel.

  • 5 De aanspraken die aan het personeelslid uit hoofde van zijn voormalige dienstverband bij de overheid bij arbeidsongeschiktheid toekomen krachtens de artikelen 42 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (Stb. 1931, 248), artikel 32c van het Arbeidsovereenkomstenbesluit (Stb. 1931, 354) en artikel E1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet vervallen met ingang van de datum waarop de arbeidsovereenkomst, die op basis van het aanbod als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gesloten, van kracht is geworden.

Artikel 6

  • 1 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in afwijking van artikel 5 gedurende twee jaren na de overgangsdatum de op de laatste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de overgangsdatum bestaande voorziening ten aanzien van de aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet van de personeelsleden van de NV PTT onderbrengen bij het Algemeen burgerlijk pensioenfonds.

  • 2 De berekening van de in het eerste lid bedoelde pensioenaanspraken geschiedt volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 4 Bij toepassing van het eerste lid van dit artikel vervalt van rechtswege artikel 5, vierde lid, en wordt de omvang van het vermogen, dat op de overgangsdatum respectievelijk na afloop van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn door de directie van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds moet worden overgedragen aan de krachtens artikel 5, eerste lid, door de NV PTT aangewezen instelling, bepaald door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 5 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid of een wijziging daarvan treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij wordt geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld aan de Staten-Generaal mededeling gedaan.

Artikel 7

  • 1 Onze Minister stelt in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties regels omtrent de behandeling van bezwaren van een personeelslid tegen een aanbod als bedoeld in artikel 3, eerste lid. Een bezwarencommissie wordt opgedragen terzake advies uit te brengen, waarna door of vanwege Onze Minister op het bezwaar een beslissing wordt genomen.

  • 2 Een beslissing als bedoeld in het vorige lid, genomen ten aanzien van een personeelslid dat bij het Staatsbedrijf is aangesteld als ambtenaar wordt geacht een besluit te zijn in de zin van artikel 3 van de Ambtenarenwet 1929 (Stb. 530).

Artikel 8

Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere regels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van het in de artikelen 3 en 4 bepaalde.

Artikel 9

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Canberra, 26 oktober 1988

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

N. Smit-Kroes

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. P. van Dijk

Uitgegeven de vierentwintigste november 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes