Regeling inkomsten Uitkeringswet gewezen militairen

Geraadpleegd op 11-10-2024.
Geldend van 01-02-1990 t/m heden

Regeling inkomsten Uitkeringswet gewezen militairen

De staatssecretaris van Defensie,

Gelet op artikel 5, vijfde lid, van de Uitkeringswet gewezen militairen (Stb. 1966, 451);

Besluit:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, van de Uitkeringswet gewezen militairen, wordt onder inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf verstaan het onzuiver inkomen in de zin van artikel 4 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 519), voor zover dat inkomen, naar de normen van artikel 2 van deze regeling, betrekking heeft op hetzelfde tijdvak als de uitkering waarmee moet worden verrekend en voor zover het, met inachtneming van de overige artikelen van deze regeling, bestaat uit:

  • a. hetgeen ingevolge het bepaalde bij of krachtens Hoofdstuk II, Afdeling 2, van laatstgenoemde wet, als winst uit onderneming wordt beschouwd en

  • b. hetgeen naast de uitkering ingevolge het bepaalde bij of krachtens Afdeling 3 van dat Hoofdstuk tot de zuivere inkomsten uit arbeid wordt gerekend.

Artikel 2

  • 1 Het bedrag van de winst uit onderneming wordt bepaald op de wijze en over het tijdvak als voor de toepassing van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is voorgeschreven en wordt geacht voor een evenredig deel betrekking te hebben op elke kalendermaand die geheel of gedeeltelijk binnen dat tijdvak ligt. Daarbij wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 20, tweede en derde lid, van die wet, de winst van een niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar beschouwd als winst van dat boekjaar.

  • 2 De zuivere inkomsten uit arbeid hebben betrekking op de kalendermaand waarin zij zijn ontvangen of ter beschikking gesteld, dan wel vorderbaar, inbaar of rentedragend zijn geworden. Worden zij genoten over een tijdvak dat dagen van meerdere kalendermaanden omvat dan hebben zij, tenzij het tantièmes, gratificaties of, met uitzondering van het vakantiegeld, andere beloningen betreft die in de regel slechts éénmaal of éénmaal per jaar worden toegekend, in afwijking van het voorgaande voor een evenredig deel betrekking op elk van die drie maanden.

Artikel 3

Bij de vaststelling van de in artikel 1 omschreven inkomsten wordt:

  • a. elk inkomensbestanddeel van zowel de binnenlandse belastingplichtige alsook de buitenlandse belastingplichtige geacht binnen het Rijk te zijn verworven door een binnenlandse belastingplichtige;

  • b. in afwijking van het gestelde in artikel 5 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 een inkomen of inkomensbestanddeel van een belastingplichtige nimmer toegerekend aan dat van de belastingplichtige echtgenoot of een andere belastingplichtige;

  • c. geen rekening gehouden met het bepaalde in artikel 37, lid 1, sub b, van laatstgenoemde wet;

  • d. rekening gehouden met het bepaalde in de artikelen 42 en 43 van die wet;

  • e. een inhouding krachtens of overeenkomstig de Inhoudingswet overheidspersoneel 1982 (Stb. 1981, 759) geacht niet te hebben plaatsgevonden;

  • f. buiten beschouwing gelaten:

    • 1e. de uitkering krachtens of overeenkomstig de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 (Stb. 173);

    • 2e. de door de werkgever op grond van artikel 15, tweede lid, van de Ziekenfondswet (Stb. 1964, 392) of een overeenkomstige regeling verschuldigde premie;

    • 3e. op verzoek het overwerk uit dienstbetrekking, voor zover dat het gevolg is van een extra inspanning die uitgaat boven het normaal geldende aantal uren per week bij een volledige dagtaak en voor zover dat in redelijke verhouding staat tot het normale week- of maandloon;

    • 4e. een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet;

    • 5e. de onderhevelingstoeslag als bedoeld in de Wet overhevelingstoeslag opslagpremies (Stb. 1989, 128).

Artikel 4

Ingeval sprake is van vermogensrechtelijke constructies en/of oneigenlijke toerekening van inkomsten aan partners kunnen de inkomsten op een zodanig niveau worden vastgesteld dat deze in redelijke verhouding staan tot de feitelijk verrichte werkzaamheden.

Artikel 5

Een noodzakelijke omrekening in de Nederlandse muntsoort geschiedt naar de door de minister van Financiën voor enige maand voorgeschreven administratiekoers.

Artikel 8

Deze regeling kan worden aangehaald als: ‘Regeling inkomsten Uitkeringswet gewezen militairen’.

's-Gravenhage, 5 augustus 1987

De

staatssecretaris

voornoemd,

J. van Houwelingen