Besluit nadere regeling verlies van arbeidsuren

Geraadpleegd op 27-04-2024.
Geldend van 01-10-2006 t/m 31-12-2006

Besluit van 29 december 1986, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Werkloosheidswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 december 1986, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, Directie Sociale Verzekeringen, Hoofdafdeling Werknemersverzekeringen, Afdeling Werkloosheidsregelingen, nr. SZ/SV/SVW/86/10095;

Gelet op artikel 16, derde lid, van de Werkloosheidswet (Stb. 1986, 566);

De Raad van State gehoord (advies van 18 december 1986, nr. W12.86.0635);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 1986, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, Directie Sociale Verzekeringen, Hoofdafdeling Werknemersverzekeringen, Afdeling Werkloosheidsregelingen, nr. SVW/86/10942;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Als opeenvolgend verlies van arbeidsuren als bedoeld in artikel 16, vijfde lid, van de Werkloosheidswet wordt beschouwd:

    • a. een eerste verlies van minder dan vijf of minder dan de helft van het aantal arbeidsuren per kalenderweek, waarna in een andere kalenderweek een of meer volgende verliezen van arbeidsuren zich voordoen in een periode van een jaar na de dag waarop zich het eerste verlies van minder dan vijf of minder dan de helft van het aantal arbeidsuren voordoet;

    • b. een eerste verlies van ten minste vijf of ten minste de helft van het aantal arbeidsuren per kalenderweek, waarna in een andere kalenderweek een of meer volgende verliezen van arbeidsuren zich voordoen van ten minste vijf of de helft van het aantal arbeidsuren in een periode van 26 kalenderweken na de eerste dag van werkloosheid.

  • 2 Een eerste verlies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt alleen in aanmerking genomen, indien dit verlies uitsluitend wegens zijn omvang niet leidt tot een recht op uitkering, terwijl overigens aan alle voorwaarden voor het ontstaan van een recht op uitkering is voldaan.

  • 3 Een eerste verlies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt alleen in aanmerking genomen, indien ter zake van dit verlies een recht op uitkering is ontstaan.

Artikel 2

Opeenvolgend verlies van arbeidsuren als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt op verzoek van de werknemer opgeteld tot één verlies van arbeidsuren tot en met het moment dat het opeenvolgend verlies van arbeidsuren totaal ten minste vijf of ten minste de helft van het aantal arbeidsuren per kalenderweek voorafgaande aan het eerste verlies van arbeidsuren bedraagt en wordt vanaf dat moment beschouwd als een verlies van ten minste vijf of ten minste de helft van het aantal arbeidsuren.

Artikel 3

  • 1 Het UWV telt, met inachtneming van artikel 2, opeenvolgend verlies van arbeidsuren als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, voor zover dit betrekking heeft op een dienstbetrekking of op een of meer dienstbetrekkingen waarvoor eerstgenoemde dienstbetrekking in de plaats is gekomen samen tot één verlies van arbeidsuren.

  • 2 Toepassing van het eerste lid brengt geen wijziging in de dag waarop recht op uitkering ontstaat.

  • 3 In afwijking van het eerste lid worden opeenvolgende verliezen van arbeidsuren niet tot één verlies van arbeidsuren samengeteld indien het ene verlies leidt of heeft geleid tot het ontstaan van een recht op minimumloongerelateerde uitkering ingevolge hoofdstuk IIb van de Werkloosheidswet, en het andere tot het ontstaan van een recht op een uitkering ingevolge hoofdstuk II of IIa van die wet.

Artikel 4

  • 1 Het verlies van arbeidsuren, bedoeld in artikel 1, dat zich voordoet in een kalenderweek gelegen na de dag waarop zich een eerder verlies van arbeidsuren voordoet, wordt berekend door het aantal arbeidsuren in die kalenderweek in mindering te brengen op het gemiddeld aantal arbeidsuren in de kalenderweken van het voorgaande verlies tot en met de kalenderweek voorafgaande aan die waarin het volgend verlies plaatsvindt.

  • 2 Indien een opgeteld verlies van arbeidsuren, vermeerderd met het resterend aantal arbeidsuren groter is dan het aantal arbeidsuren voorafgaand aan een eerder verlies van arbeidsuren, wordt de omvang van het laatste verlies zodanig vastgesteld dat het opgetelde verlies, vermeerderd met het resterend aantal arbeidsuren, gelijk is aan het aantal arbeidsuren voorafgaande aan het eerdere verlies van arbeidsuren.

  • 3 Indien het eerdere verlies een recht op uitkering ingevolge hoofdstuk IIb van de Werkloosheidswet heeft doen ontstaan en ter zake van het laatste verlies van arbeidsuren wordt voldaan aan artikel 17 van die wet, wordt, in afwijking van het tweede lid, de omvang van het eerdere verlies zodanig vastgesteld dat het opgetelde verlies, vermeerderd met het resterend aantal arbeidsuren, gelijk is aan het aantal arbeidsuren voorafgaande aan het eerdere verlies van arbeidsuren.

  • 4 Indien toepassing van dit artikel tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt is het UWV bevoegd bij de berekening een of meer kalenderweken en de in die weken gewerkte uren buiten aanmerking te laten.

Artikel 5

Voor de werknemer, bedoeld in artikel 18 van de Werkloosheidswet, wordt als periode voor de berekening van het aantal gewerkte arbeidsuren in aanmerking genomen het aantal kalenderweken waarin hij arbeid heeft verricht in de dienstbetrekking waaruit hij arbeidsuren heeft verloren, met een maximum van 26 kalenderweken.

Artikel 5a

Voor de werknemer die, in de zesentwintig kalenderweken voorafgaande aan het intreden van het arbeidsurenverlies een arbeidsverhouding heeft gehad, die op grond van artikel 7 van de Werkloosheidswet niet als dienstbetrekking wordt beschouwd, wordt als periode voor de berekening van het aantal gewerkte arbeidsuren in aanmerking genomen het aantal kalenderweken gelegen tussen de eindiging van die arbeidsverhouding en het arbeidsurenverlies.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1987. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 december 1986, treedt het besluit in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt het besluit terug tot en met 1 januari 1987.

Artikel 7

Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel "Besluit nadere regeling verlies van arbeidsuren".

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 29 december 1986

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. de Koning

Uitgegeven de dertigste december 1986

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven