Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
24 november 1986, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, Directie Sociale Verzekeringen,
Hoofdafdeling Werknemersverzekeringen, Afdeling Werkloosheidsregelingen, nr. SZ/SV/WV/WW/SVW/86/09845;
Gelet op artikel 5 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1977, 492), artikel 5 van de Ziektewet (Stb. 1967, 473) en artikel 5 van de Werkloosheidswet (Stb. 1986, 566);
De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1986, nr. W12.86.0607);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 19 december 1986, nr. SVW/86/10736;
Hebben goedgevonden en verstaan:
-
1 Als dienstbetrekking in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1977, 492), de Ziektewet (Stb. 1967, 473) en de Werkloosheidswet (Stb. 1986, 566) wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die als thuiswerker
arbeid verricht en van de persoon die hem als hulp bij het verrichten van zijn arbeid
bijstaat, indien zij deze arbeid persoonlijk verrichten.
-
3 Indien binnen dertig dagen na het einde van een arbeidsverhouding met dezelfde opdrachtgever
een nieuwe arbeidsverhouding wordt aangegaan, geldt het tweede lid, onderdeel a, niet voor die nieuwe arbeidsverhouding, tenzij de tijdvakken waarvoor de arbeidsverhoudingen
zijn aangegaan te zamen korter zijn dan dertig dagen.
-
4 Hetgeen een thuiswerker en de persoon die hem als hulp bij het verrichten van de
arbeid bijstaat gezamenlijk aan bruto-inkomen ontvangen, wordt voor de toepassing
van het tweede lid, onderdeel b en c, geacht door ieder van hen voor een gelijk deel te zijn ontvangen, tenzij van een
andere verdeling blijkt.
Als dienstbetrekking wordt niet beschouwd de arbeidsverhouding van de thuiswerker
die:
-
a. zich doorgaans laat bijstaan door meer dan twee andere personen, niet zijnde zijn
echtgenoot of zijn tot zijn huishouden behorende minderjarige kinderen;
-
b. behoort tot een groep personen, aangewezen door Onze Minister.
Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de topsporter die op
grond van het in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport vastgestelde reglement van de stichting Fonds voor de Topsporter een periodieke
uitkering als tegemoetkoming in de kosten van zijn levensonderhoud geniet.
-
1 Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die, anders
dan bedoeld in de artikelen 1, 3, 4 en 4a, persoonlijk arbeid verricht op doorgaans ten minste twee dagen per week.
-
2 De arbeidsverhouding, bedoeld in het eerste lid, wordt niet als dienstbetrekking
beschouwd, indien:
-
3
Artikel 1, tweede en derde lid, is van toepassing op de arbeidsverhouding, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande
dat in plaats van het bruto-inkomen per maand het bruto-inkomen per week en in plaats
van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, het minimumloon, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, in aanmerking wordt genomen.
Als werkgever wordt beschouwd in de gevallen, bedoeld in de artikelen 3, 5 en 5a, de natuurlijke persoon op wie of het lichaam waarop de verplichting rust het loon
te betalen, niet zijnde, in de gevallen, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, degene, bedoeld in artikel 5a, tweede lid, met of voor wie de seksuele handelingen worden verricht.
Tussen Onze Minister en Onze Minister van Financiën dient overeenstemming te bestaan
omtrent het aanwijzen van een groep personen of van gevallen, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 5 en omtrent het stellen van regels, bedoeld in artikel 8.
Het besluit van 14 december 1973, Stb. 627, wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1987.