Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, van 8 mei 1985, nr. 6232/2314, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op artikel 5a van de Leerplichtwet 1969 (Stb. 1971, 406);
Gehoord de Onderwijsraad (advies van 23 januari 1985, nr. O.R. III/100371LO);
De Raad van State gehoord (advies van 19 juni 1985, nr. W05.85.0251/11.5.24);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen a.i., van 25 juli 1985, nr. 6574/2314, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De in artikel 2 van de Leerplichtwet 1969 bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen dat een minderjarige als leerling van een school is ingeschreven indien en zolang zij gedurende de maanden maart tot en met oktober als kermisexploitant of als circusmedewerker een trekkend bestaan leiden en de minderjarige met hen meereist.
Artikel 2. Opschorting van de vrijstelling
De vrijstelling, bedoeld in artikel 1, geldt niet indien de afstand tussen de standplaats waar de minderjarige verblijft en de standplaats van een rijdende school voor kinderen van kermisexploitanten of van circusmedewerkers, bedoeld in het Besluit trekkende bevolking WPO, die voor de minderjarige toegankelijk is, minder bedraagt dan 5 kilometer, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.
Artikel 3. Inwerkingtreding, citeertitel