Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van werkzaamheden verricht binnen het kader van de wet sociale werkvoorziening

[Regeling vervallen per 26-06-2009.]
Geraadpleegd op 14-10-2024.
Geldend van 01-01-1985 t/m 25-06-2009

Toepassing van de wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van werkzaamheden verricht binnen het kader van de wet sociale werkvoorziening

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Naar aanleiding van vragen met betrekking tot de heffing van omzetbelasting ten aanzien van werkzaamheden verricht binnen het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening, deel ik u het volgende mede.

  • 1. Ingevolge het bepaalde in de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) dienen gemeenten te bevorderen dat ten behoeve van personen, die tot arbeid in staat zijn, doch voor wie, in belangrijke mate ten gevolge van bij hen gelegen factoren, gelegenheid om onder normale omstandigheden arbeid te verrichten niet of voorshands niet aanwezig is, gelegenheid bestaat tot het verrichten van arbeid tegen loon onder aangepaste omstandigheden. Deze arbeid moet zoveel mogelijk gericht zijn op het behoud, het herstel of de bevordering van hun arbeidsgeschiktheid. Dit heeft tot gevolg dat de gemeentelijke overheid verantwoordelijk is voor het bieden van arbeid aangepast aan de mogelijkheden van de gehandicapte werknemer en ervoor moet zorgdragen dat via het verrichten van deze arbeid de arbeidsgeschiktheid van de WSW-werknemer wordt behouden, hersteld of bevorderd. Ter verwezenlijking van deze aan de gemeentelijke overheden opgelegde taak kunnen onder meer de volgende vormen worden gekozen:

    • a. de gehandicapten worden door de gemeente in dienst genomen, welke hen werkzaamheden laat verrichten in een zgn. werkverband onder gemeentelijk beheer;

    • b. de gehandicapten worden door de gemeente in dienst genomen en werken in een werkverband onder beheer van een privaatrechtelijke rechtspersoon waaraan het gemeentebestuur hen, zulks onder het stellen van voorwaarden, toevertrouwt;

    • c. in overleg met het gemeentebestuur van de woongemeente neemt een ander gemeentebestuur de betrokken gehandicapten in dienst en laat hen werkzaamheden verrichten in een door dat bestuur aan te wijzen werkverband;

    • d. met andere gemeenten samen wordt op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen een gemeenschappelijk lichaam in het leven geroepen dat de taken ingevolge de WSW voor de deelnemende gemeenten uitvoert.

    Onder werkverband wordt in dezen verstaan een door een gemeentebestuur aangewezen organisatorische eenheid welke gericht is op de uitvoering van zgn. werkobjecten van in hoofdzaak hetzij industriële aard, hetzij cultuur- en civieltechnische aard, hetzij administratieve aard.

    Voor een juiste uitvoering in medebewind van de WSW blijft de (deelnemende) gemeente in laatste instantie verantwoordelijk.

    De werkobjecten, dat wil zeggen een samenhangend geheel van werkzaamheden welke door de gemeente worden aangewezen, zijn te onderscheiden in werkzaamheden waarvoor het werkverband een geldelijke opbrengst verkrijgt en werkzaamheden die geen enkele geldelijke opbrengst opleveren. De laatste – ook wel additionele objecten genoemd – dienen te voldoen aan de volgende voorwaarden.

    • 1. Voor de betrokken werknemers of personen die voor een dienstbetrekking in aanmerking komen is geen andere mogelijkheid tot arbeid als bedoeld binnen het kader van de WSW aanwezig dan het aan te wijzen werkobject, en

    • 2. het werkobject omvat werkzaamheden ten behoeve van een publiekrechtelijke rechtspersoon of van een privaatrechtelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk welke zonder die aanwijzing niet tot uitvoering zouden komen, en

    • 3. de werkzaamheden behoren niet tot de taken die onder 2 bedoelde rechtspersoon in elk geval behoort te verrichten.

      Een reeds aangewezen werkobject dat geen geldelijke opbrengst oplevert en dat niet voldoet aan het bepaalde onder 3, kan door het gemeentebestuur worden gehandhaafd voor de werknemers die reeds bij het werkobject zijn geplaatst, indien en voor zolang het werkobject voldoet aan het bepaalde onder 1 en 2.

      Bij uitvoering van geldelijke opbrengst opleverende werkobjecten mogen de bedongen prijs en leverings-betalingsvoorwaarden niet zodanig zijn dat aan anderen onverantwoorde concurrentie wordt aangedaan.

      De werkzaamheden dienen zich overigens op grond van de WSW primair te rechten op het uitvoeren van geldelijke opbrengst opleverende werkobjecten.

  • 2. Met betrekking tot de uitvoering van de aldus aan de gemeentelijke overheden opgedragen taak verstrekt het Rijk vergoedingen welke hoofdzakelijk bestaan in een 100%-vergoeding van de loonkosten en een 80%-vergoeding van een eventueel exploitatietekort.

    Deze vergoedingen kunnen, nu deze naar mijn mening geen rechtstreekse betaling vormen voor prestaties, dan wel niet rechtstreeks met de prijs van prestaties verband houden, buiten de heffing van omzetbelasting blijven. De resterende 20% van een negatief exploitatiesaldo wordt gedragen door de desbetreffende gemeente(n).

    Gelet op de uiteindelijke gemeentelijke verantwoordelijkheid met betrekking tot de uitvoering van de WSW ontmoet het bij mij geen bezwaar dat deze vergoedingen, ongeacht de wijze waarop deze aan de desbetreffende gemeenten worden toegerekend, vooralsnog buiten de heffing van omzetbelasting worden gelaten. Daarbij is in verband met de strekking van meergenoemde wet – het voorkomen van oneerlijke concurrentie – niet van belang de omstandigheid dat een dergelijk tekort niet alleen is ontstaan uit de te verrichten additionele werkzaamheden, maar tevens als gevolg van de uitvoering van geldelijke opbrengst opleverende werken.

  • 3. Met betrekking tot de onder 1 omschreven vormen welke door de verantwoordelijke gemeenten ter uitvoering van de WSW kunnen worden gekozen merk ik nog het volgende op.

    • a. De desbetreffende werknemers worden door de gemeenten in dienst genomen en werken in een werkverband onder gemeentelijk beheer. De door het werkverband verrichte prestaties zijn in dit geval prestaties van de gemeente. Op deze prestaties van de gemeenten zijn de normale bepalingen van de omzetbelasting van toepassing zowel wat betreft de prestaties jegens derden als wat betreft de prestaties binnen de sfeer van de gemeente. Met betrekking tot deze laatste prestaties zij verwezen naar de paragrafen 8 en 9 van de Toelichting Gemeenten (bijlage M bij de aanschrijving van 29 oktober 1968, nr. 120, OB-BTW 14).

    • b. De desbetreffende werknemers werken, in dienst genomen door de gemeente, in een werkverband onder beheer van een privaatrechtelijk rechtspersoon.

      Alle in dit verband uit te voeren prestaties ten behoeve van derden zijn in beginsel onderworpen aan de heffing van omzetbelasting. Er bestaat evenwel geen bezwaar tegen dat de rechtsbetrekkingen tussen de gemeente en een privaatrechtelijke rechtspersoon, welke het gevolg zijn van een besluit tot aanwijzing als werkverband van een organisatorische eenheid welke onder beheer staat van een privaatrechtelijk rechtspersoon, worden behandeld als een samenwerkingsverband als bedoeld in paragraaf 10 Toelichting Gemeenten. Dit heeft tot gevolg dat voor zover binnen een dergelijk samenwerkingsverband prestaties worden verricht welke, zo zij door de gemeente zelf zouden worden verricht, niet tot de ondernemerssfeer zouden behoren, deze als interne prestaties buiten de heffing van omzetbelasting blijven.

      Verricht een werkverband als hier bedoeld andere prestaties ten behoeve van de desbetreffende gemeente dan zijn deze op de normale wijze aan heffing onderworpen.

    • c. Een ander gemeentebestuur dan dat van de gemeente van herkomst van de werknemers neemt de werknemers in dienst en stelt hen te werk in een onder zijn beheer vallend werkverband.

      De door het werkverband te verrichten prestaties ten behoeve van derden zijn belast, tenzij het betreft werkzaamheden welke door het werkverband worden verricht ter uitvoering van een aan de gemeente welke het werkverband beheert, opgedragen overheidstaak.

      Het ontmoet bij mij geen bezwaar dat de overeenkomsten welke de desbetreffende gemeenten sluiten om te komen tot een samenwerking binnen het kader van de uitvoering van de WSW voor zover dit betreft de door de werkverbanden jegens gemeenten welke partij zijn bij een dergelijke overeenkomst verrichte niet-ondernemers prestaties, op gelijke voet worden behandeld als een samenwerkingsverband zoals bedoeld in paragraf 10 van de Toelichting Gemeenten.

    • d. De werknemers zijn in dienst van een door meerdere gemeenten daartoe in leven geroepen gemeenschappelijk lichaam.

      De alsdan ten behoeve van de deelnemende gemeenten te verrichten prestaties welke zo zij door de gemeente zelf zouden worden verricht niet tot de ondernemerssfeer zouden behoren en derhalve kunnen worden gekarakteriseerd als interne prestaties blijven overeenkomstig het gestelde in paragraaf 10 van de Toelichting Gemeenten buiten de heffing.

      Andere prestaties zowel ten behoeve van de deelnemende gemeente als ten behoeve van derden zijn op de normale wijze onderworpen aan belastingheffing.

  • 4. Met betrekking tot de aftrek van voorbelasting merk ik op dat ten aanzien van de werkverbanden slechts sprake kan zijn van aftrek van voorbelasting indien en voor zover de prestaties van een dergelijk werkverband op de normale wijze in de heffing van omzetbelasting zijn betrokken. De voorbelasting drukkende op werkzaamheden in het kader van de zgn. additionele objecten kan derhalve nimmer in aftrek worden gebracht.

    Voor zover sprake is van gemengd gebruik van goederen en diensten, derhalve voor zowel belaste prestaties als voor andere prestaties (waaronder begrepen de zgn. additionele objecten) zijn de artikelen 11 tot en met 14 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 van toepassing. In verband echter met het ontbreken van omzetbedragen bij de additionele objecten dient de voorbelasting te worden gesplitst aan de hand van de verdeling in produktieve uren zoals deze in de administratie van het werkverband moeten worden verantwoord.

    De ter zake van de heffing van omzetbelasting bevoegde inspecteurs kunnen zich voor gemachtigd houden ten aanzien van de aftrek van belasting andere regelingen te treffen, mits daarbij aan de uitgangspunten van de aftrek recht wordt gedaan.

  • 5. Met het vorenstaande dient rekening te worden gehouden van 1 januari 1985 af. Op het verleden dient niet te worden teruggekomen.