Hoofdstuk V. Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden
De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor een overgaand gebied
geldende gemeentelijke voorschriften behouden gedurende twee jaren na die datum voor
dat gebied hun rechtskracht, voor zover het bevoegde orgaan van de gemeente waaraan
dat gebied is toegevoegd, deze voorschriften niet eerder vervallen verklaart.
-
1 De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, in een gemeente van kracht
zijnde gemeentelijke voorschriften gelden gedurende twee jaren na die datum niet voor
aan die gemeente toegevoegd gebied, voor zover het bevoegde orgaan van die gemeente
deze voorschriften niet eerder voor dat gebied geldend verklaart.
De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, geldende besluiten tot instelling
van commissies als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet van gemeenten waarin een raadsverkiezing als bedoeld in artikel 52 is gehouden, vervallen met ingang van die datum. Zij kunnen binnen een maand na die
datum door het op grond van dat hoofdstuk bevoegde orgaan tot instelling van de commissies
geheel of ten dele wederom geldend worden verklaard.
-
1 De artikelen 28 tot en met 30 zijn niet van toepassing op belastingverordeningen op
de voet van artikel 220 van de Gemeentewet. Ten aanzien van overgaand gebied houden
deze verordeningen op te gelden met ingang van de datum van herindeling, doch zij
behouden, onverminderd artikel 39, hun rechtskracht voor de belastingjaren welke vóór die datum zijn aangevangen.
-
3 Voor gebied dat overgaat naar een andere dan een nieuwe gemeente is met ingang van
de datum van herindeling van toepassing de verordening van de gemeente waaraan dat
gebied is toegevoegd. Voor zover de herindeling zulks noodzakelijk maakt, is de raad
van de gemeente waaraan het gebied is toegevoegd, bevoegd binnen drie maanden na de
datum van herindeling te besluiten tot aanpassing van de verordening. De aangepaste
verordening geldt met ingang van genoemde datum voor het gehele gebied der gemeente.
Artikel 32a
[Vervallen per 01-01-2001]
De artikelen 28 tot en met 30 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking
van belastingverordeningen die zijn genomen vóór de datum van herindeling en die op
of na die datum in werking treden.
-
1 In afwijking van artikel 28 worden vóór de datum van herindeling vastgestelde structuurvisies, bestemmingsplannen,
beheersverordeningen en exploitatieplannen als bedoeld in respectievelijk artikel 2.1, 3.1, 3.38 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening en besluiten waarbij gronden worden aangewezen tot gebied waarop een voorkeursrecht
rust als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten, met betrekking tot overgaand gebied geacht te zijn vastgesteld door het bevoegde
orgaan van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd en behouden zij hun rechtskracht
zolang het bevoegde orgaan niet anders bepaalt.
Bij wijziging van een provinciegrens zijn de artikelen 28 en 30 van overeenkomstige toepassing op provinciale voorschriften en het bevoegde orgaan
van de betrokken provincies.
Met ingang van de datum van herindeling en zolang de in artikel 28 bedoelde voorschriften blijven gelden, oefenen in toegevoegd gebied de in de gemeente
waarnaar dat gebied is overgegaan, bevoegde organen en ambtenaren de bevoegdheden
uit welke bij die voorschriften aan overeenkomstige organen en ambtenaren zijn toegekend.
-
2 In afwijking van het eerste lid wordt het toezicht op de bij de wijziging van de
provinciale grens betrokken waterschappen uitgeoefend door de organen die daarmede
op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, belast waren, totdat bij reglementswijziging
in de gevolgen van de betrokken herindelingsregeling is voorzien. Indien tussen de
betrokken gedeputeerde staten niet binnen een jaar omtrent de reglementswijziging
overeenstemming is bereikt, is artikel 4 van de Waterstaatswet 1900 van toepassing.
-
1 Gemeenschappelijke regelingen waaraan uitsluitend wordt deelgenomen door gemeenten
waarvan het gebied in zijn geheel tot een en dezelfde gemeente komt te behoren, vervallen
met ingang van de datum van herindeling. Burgemeester en wethouders van die gemeente
treffen in verband hiermee de nodige voorzieningen.
-
3 De overige gemeenschappelijke regelingen waaraan bij een wijziging van de gemeentelijke
indeling betrokken gemeenten deelnemen, blijven ongewijzigd van kracht, met dien verstande
dat de betrokken herindelingsregeling de gemeente of gemeenten aanwijst die, zolang
nog geen uitvoering is gegeven aan het vierde of vijfde lid van dit artikel, voor
de toepassing van de regeling in de plaats treedt onderscheidenlijk treden van op
te heffen gemeenten.
-
4 De deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in het derde lid treffen,
voor zoveel nodig, binnen zes maanden na de datum van herindeling met toepassing van
de Wet gemeenschappelijke regelingen de uit de gewijzigde gemeentelijke indeling voortvloeiende voorzieningen. Zij kunnen
daarbij afwijken van de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling met betrekking
tot wijziging en opheffing van de regeling en het toe- en uittreden van deelnemers.
De in de eerste volzin genoemde termijn kan door gedeputeerde staten van de betrokken
provincie of, zo de regeling uitsluitend tussen burgemeesters is aangegaan, door de
commissaris van de Koning in die provincie met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
-
5 Indien de voorzieningen, bedoeld in het vierde lid, niet binnen de daarvoor gestelde
termijn zijn getroffen, kan dit geschieden door gedeputeerde staten of, zo de regeling
uitsluitend tussen burgemeesters is aangegaan, door de commissaris van de Koning.
-
6 De leden van bij gemeenschappelijke regeling ingestelde organen, aangewezen door
de vóór de datum van herindeling bevoegde gemeentebesturen, blijven in deze organen
zitting hebben totdat de na de datum van herindeling bevoegde gemeentebesturen, zo
nodig met afwijking van hetgeen in de gemeenschappelijke regeling ten aanzien van
de zittingsduur is bepaald, in de aanwijzing hebben voorzien.
Artikel 42
[Vervallen per 01-01-2006]
Voor zover aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 41, derde lid, wordt deelgenomen door een provincie en die regeling mede betrekking heeft op gebied
dat ingevolge een herindelingsregeling naar een andere provincie overgaat, is artikel
41, derde, vierde, zesde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing ten aanzien
van de betrokken provincies.
Hoofdstuk VIII. Rechtspositie van personeel
-
2 Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van de secretaris bepalen dat hij met ingang
van de datum van herindeling in een andere functie voorlopig overgaat in dienst van
de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen gemeente wordt toegevoegd, dan
wel, wanneer dat gebied wordt toegevoegd aan meer dan één gemeente, in dienst van
de krachtens artikel 59, eerste lid, aan te wijzen gemeente. In dit geval is het bepaalde in de artikelen 59 en 60 op hem van overeenkomstige toepassing.
Artikel 57a
[Vervallen per 19-02-2003]
Op de datum van herindeling gaat het personeel, verbonden aan de in overgaand gebied
gevestigde gemeentelijke basisscholen, gemeentelijke speciale scholen voor basisonderwijs,
gemeentelijke scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, gemeentelijke
scholen of instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, dan wel gemeentelijke
scholen voor voortgezet onderwijs, over in dienst van de gemeente waaraan bedoeld
gebied wordt toegevoegd, op dezelfde voet als waarop en ook overigens in dezelfde
rechtstoestand als waarin het op de dag, voorafgaande aan die datum, werkzaam was.
-
1 De overige ambtenaren, in dienst van een op te heffen gemeente, gaan op de datum van
herindeling voorlopig over in dienst van de gemeente waaraan het gebied van de op
te heffen gemeente wordt toegevoegd, dan wel, wanneer dat gebied aan meer dan één
gemeente wordt toegevoegd, van de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen
gemeente in dezelfde rang, op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand
als op de dag, voorafgaande aan die datum, voor hen golden.
-
3 Binnen zes maanden na de datum van herindeling neemt het bevoegde gezag van de gemeente
in dienst waarvan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren voorlopig zijn overgegaan,
ten aanzien van elk van die ambtenaren één van de volgende beslissingen:
De termijn van zes maanden kan door gedeputeerde staten van de betrokken provincie
met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
-
7 De ingang van het ontslag als bedoeld in het derde lid onder b kan, indien het mogelijk is de ambtenaar met tijdelijke werkzaamheden te belasten
en het bevoegde gezag van de gemeente in dienst waarvan de ambtenaar voorlopig is
overgegaan, opschorting van de ingangsdatum van het ontslag in het belang van de dienst
acht, met instemming van de ambtenaar een- of meermalen voor een daarbij overeen te
komen duur worden opgeschort, echter in totaal niet langer dan voor een termijn van
twee jaren.
-
8 Het in het zevende lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar
ten aanzien van wie een beslissing als bedoeld in het derde lid onder b is genomen, indien het mogelijk is hem in een andere bij dezelfde wijziging van de
gemeentelijke indeling betrokken gemeente met tijdelijke werkzaamheden te belasten
en de ambtenaar daarmee instemt. In dat geval wordt het hem verleende ontslag geacht
te zijn verleend door het bevoegde gezag van die andere gemeente, die voor de toepassing
van deze wet ook overigens te zijnen aanzien in de plaats treedt van de gemeente in
dienst waarvan hij op de datum van herindeling voorlopig was overgegaan.
-
9 Indien gedurende de in het zevende lid bedoelde termijn een functie als bedoeld in
het vierde lid beschikbaar komt, neemt het bevoegde gezag, tenzij de betrokken ambtenaar
de hem aangeboden functie weigert te aanvaarden, onder gelijktijdige intrekking van
de beslissing tot ontslagverlening, te zijnen aanzien de beslissing als bedoeld in
het derde lid onder a.
-
10 Voor het vaststellen van de bezoldiging van de ambtenaar die door toepassing van
het bepaalde in het derde lid onder a in dienst van de gemeente blijft, onderscheidenlijk van de ambtenaar die door toepassing
van het bepaalde in het zevende of achtste lid tijdelijk in dienst van de gemeente
blijft, wordt ten minste de salarispositie in aanmerking genomen die voor de berekening
van zijn bezoldiging zou hebben gegolden in de gemeente in dienst waarvan hij op de
dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, werkzaam was.
-
2 Tot aan de inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde voorschriften blijft
voor de in dienst van de in dat lid bedoelde gemeente werkzame personen de regeling
van de rechtstoestand gelden die voor hen laatstelijk gold in de gemeente in dienst
waarvan zij op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, hun hoofdbetrekking
vervulden.
-
3 Ook na de inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde voorschriften en onverminderd
het in artikel 59, tiende lid, bepaalde wordt voor de vaststelling van en wijziging in de bezoldiging van de in
laatstgenoemd lid bedoelde ambtenaar ten minste de salarispositie in aanmerking genomen
die voor hem gegolden zou hebben volgens de salarisschaal van de bezoldigingsregeling
welke op hem van toepassing was op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling.
Het bepaalde in artikel 59, elfde lid, is ter zake van overeenkomstige toepassing.
-
1 De ambtenaar in vaste of in tijdelijke dienst, mits dit laatste dienstverband ten
minste vijf jaren heeft geduurd en de aanstelling niet is geschied in een betrekking
van kennelijk tijdelijke aard, die ten gevolge van het bepaalde in artikel 57 dan wel artikel 59 is of wordt ontslagen, heeft recht op wachtgeld, met dien verstande dat:
-
a. het recht op wachtgeld van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid van artikel 57, onverminderd het onder b bepaalde, ten laste komt van de gemeente, waarnaar krachtens het eerste lid van artikel 44 alle rechten en verplichtingen van de gemeente, in dienst waarvan de betrokkene tot
de datum van herindeling werkzaam was, overgaan en dat het wachtgeld wordt toegekend
overeenkomstig de voorschriften, die de eerstgenoemde gemeente ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van wachtgeld heeft vastgesteld. Tot aan de inwerkingtreding van de in de
vorige volzin bedoelde voorschriften is het in het tweede lid van artikel 60 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
-
b. het recht op wachtgeld van de ambtenaar, bedoeld in artikel 59, en de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid van artikel 57, ten aanzien van wie gedeputeerde staten gebruik hebben gemaakt van de in het tweede
lid van dat artikel geboden bevoegdheid, ten laste komt van de gemeente, in dienst
waarvan de betrokkene met ingang van de datum van herindeling voorlopig is overgegaan
en dat het wachtgeld wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften, die deze gemeente
ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van wachtgeld heeft vastgesteld.
-
2 De ambtenaar die is benoemd in een tijdelijke functie als bedoeld in artikel 61 en die tot de datum van herindeling in dienst was van een bij de betrokken herindelingswet
op te heffen gemeente, heeft met ingang van de dag nadat zijn benoeming in die tijdelijke
functie is vervallen, recht op wachtgeld, met dien verstande dat het recht op wachtgeld
ten laste komt van de gemeente, waarnaar krachtens het eerste lid van artikel 44 alle rechten en verplichtingen van de betrokken op te heffen gemeente overgaan en
dat het wachtgeld wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften, die de gemeente,
waarnaar krachtens het eerste lid van artikel 44 alle rechten en verplichtingen van de betrokken op te heffen gemeente overgaan, ingevolge
artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van wachtgeld heeft vastgesteld. Tot aan de inwerkingtreding van de
in de vorige volzin bedoelde voorschriften is het in het tweede lid van artikel 60 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
-
3 In afwijking van het bepaalde in de tweede volzin van het achtste lid van artikel 59 komt het recht op wachtgeld van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid van dat artikel,
aan wie eervol ontslag is verleend en voor wie de ingangsdatum van het ontslag met
gebruikmaking van de in het achtste lid van genoemd artikel opgenomen mogelijkheid
is opgeschort, ten laste van de gemeente, waarvan het bevoegd gezag op grond van het
derde lid van artikel 59 het ontslag heeft verleend. Het wachtgeld wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften,
die deze gemeente ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van wachtgeld heeft vastgesteld.
-
4 Indien een ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van ziekte aanspraak
heeft of krijgt op doorbetaling van zijn laatstgenoten bezoldiging, komt deze bezoldiging
voor de duur van de ziekte ten laste van de gemeente, ten laste waarvan op grond van
het in het eerste lid bepaalde het recht op wachtgeld komt.
-
5 Indien de ambtenaar, bedoeld in het tweede en het derde lid, uit hoofde van ziekte
aanspraak heeft of krijgt op doorbetaling van zijn laatstgenoten bezoldiging, komt
deze bezoldiging voor de duur van de ziekte voorzover het de periode na beëindiging
van de tijdelijke functie betreft, ten laste van de gemeente, waarvan op grond van
het in het tweede onderscheidenlijk derde lid bepaalde het recht op wachtgeld komt.
-
1 De ambtenaar in tijdelijke dienst wiens dienstverband minder dan vijf jaren geeft
geduurd dan wel van kennelijk tijdelijke aard was, alsmede de werknemer in dienst
op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, die ten gevolge van het bepaalde in
artikel 59 wordt ontslagen onderscheidenlijk wiens dienstverband dientengevolge wordt beëindigd,
heeft recht op uitkering, met dien verstande dat met betrekking tot dit recht het
in het eerste lid van artikel 62 onder b bepaalde van overeenkomstige toepassing is en dat de uitkering wordt toegekend overeenkomstig
de voorschriften die de gemeente, ten laste waarvan de uitkering komt, ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van bedoelde uitkeringen heeft vastgesteld.
-
2 In afwijking van het bepaalde in de tweede volzin van het achtste lid van artikel 59 komt het recht op uitkering van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid van dat artikel,
aan wie eervol ontslag is verleend en voor wie de ingangsdatum van het ontslag met
gebruikmaking van de in het achtste lid van genoemd artikel opgenomen mogelijkheid
is opgeschort, ten laste van de gemeente, waarvan het bevoegd gezag op grond van het
derde lid van artikel 59 het ontslag heeft verleend. De uitkering wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften,
die deze gemeente ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van uitkering heeft vastgesteld.
Artikel 64
[Vervallen per 01-07-1991]
-
1 Indien een bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente is aangesloten
bij een gemeenschappelijke regeling "Instituut Ziektekostenvoorziening Ambtenaren",
en indien een ambtenaar, die krachtens artikel 62 onderscheidenlijk 63 recht heeft op wachtgeld of een uitkering, zijn deelnemerschap in het instituut ontleent
aan het dienen van evengenoemde gemeente, komt het aandeel van deze gemeente voor
rekening van de gemeente ten laste waarvan op grond van de artikelen 62 onderscheidenlijk 63 het recht op wachtgeld of uitkering komt.
-
1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing op het personeel,
betrokken bij een gemeenschappelijke regeling die ingevolge het bepaalde in artikel 41, eerste of tweede lid, vervalt, met dien verstande dat dit personeel voorlopig overgaat in dienst van de
in de tweede volzin van het eerste lid van dat artikel bedoelde gemeente.
-
2 Gedeputeerde staten van de betrokken provincie kunnen de bepalingen van dit hoofdstuk
van overeenkomstige toepassing verklaren op het personeel, betrokken bij een gemeenschappelijke
regeling die ten gevolge van het bepaalde in artikel 41, vierde of vijfde lid, wordt opgeheven, met dien verstande dat:
-
a. bedoeld personeel voorlopig overgaat in dienst van de bij de goedkeuring van de opheffing
aan te wijzen gemeente of gemeenten;
-
b. de termijn van zes maanden als bedoeld in artikel 59, derde lid, aanvangt op de dag nadat de opheffing van de regeling is goedgekeurd;
-
c. het recht op wachtgeld of uitkering, bedoeld in de artikelen 62 en 63, ten laste komt van de gemeente of gemeenten, bedoeld in onderdeel a.
-
3 Gedeputeerde staten van de betrokken provincie kunnen het bepaalde in de artikelen 62, 63 en 65 van overeenkomstige toepassing verklaren op het personeel, betrokken bij een gemeenschappelijke
regeling, waarvan het dienstverband als gevolg van de toepassing van het bepaalde
in artikel 41, vierde of vijfde lid, redelijkerwijs niet kan worden gehandhaafd, met dien verstande dat het recht op
wachtgeld of uitkering, bedoeld in artikel 62 onderscheidenlijk 63, en het aandeel, bedoeld in artikel 65, ten laste komt van de bij de goedkeuring van de wijziging van de gemeenschappelijke
regeling aan te wijzen gemeente of gemeenten. Het wachtgeld of de uitkering wordt
toegekend overeenkomstig de voorschriften ter zake, zoals die voor de betrokken ambtenaar
op de dag voor zijn ontslag van toepassing zijn.
Hoofdstuk IX. Voorzieningen in verband met de toepassing van enkele wetten
Zij die op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, ingeschreven zijn als
leerling van een gemeentelijke school, gevestigd in een bij een wijziging van de gemeentelijke
indeling betrokken gemeente, worden van genoemde datum af tot die school toegelaten
op dezelfde voorwaarden als voordien golden.
-
1 Voor zover ten aanzien van de in overgaand gebied gevestigde basisscholen, speciale
scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal
onderwijs en scholen of instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs
op de datum van herindeling voor enig op die datum verstreken kalenderjaar artikel 144, eerste, zesde en zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs onderscheidenlijk artikel 138, eerste, zesde en zevende lid, van de Wet op de expertisecentra nog niet zijn toegepast, geschiedt dit door de colleges van burgemeester en wethouders
van de gemeente waaraan dat gebied wordt toegevoegd.
-
1 Ter bepaling van de uitkering krachtens artikel 89 van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt voor het op de datum van herindeling lopende vijfjarige tijdvak, bedoeld in
artikel 88, tweede lid, van die wet het overschrijdingsbedrag per leerling over enig
op die datum verstreken of het lopende kalenderjaar berekend als had geen herindeling
plaatsgevonden, en over de overige jaren van dat tijdvak naar de toestand na laatstbedoeld
kalenderjaar.
-
1 Onverminderd het tweede lid en artikel 71 gaan op de datum van herindeling de archiefbescheiden van een gemeente die wordt
opgeheven, over naar de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen gemeente wordt
toegevoegd, dan wel, wanneer dat gebied aan meer dan één gemeente wordt toegevoegd,
naar de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente.
-
2 Eveneens onverminderd artikel 71 gaan op de datum van herindeling alle gemeentelijke archiefbescheiden, uitsluitend
betrekking hebbend op overgaand gebied, over naar de gemeente waaraan dat gebied wordt
toegevoegd, met dien verstande dat de overbrenging, bedoeld in artikel 12 van de Archiefwet 1995, ten aanzien van deze bescheiden geschiedt als had geen herindeling plaatsgevonden.
Van de overgang wordt een verklaring opgemaakt volgens de krachtens artikel 9 van genoemde wet voor vervreemding van archiefbescheiden gestelde regels.
-
3 De gemeenteraad en burgemeester en wethouders van de gemeente waaraan gebied is toegevoegd,
hebben met ingang van de datum van herindeling het recht te allen tijde kosteloos
inzage te nemen van de archiefbescheiden der gemeente waartoe dat gebied voor die
datum behoorde, dan wel der gemeente waarnaar die archiefbescheiden krachtens het
eerste lid zijn overgegaan, en op kosten van zijn gemeente afschriften van of uittreksels
uit die archiefbescheiden te vorderen, voor zover deze mede betrekking hebben op het
toegevoegde gebied.
-
1 Met betrekking tot personen met een adres in overgaand gebied, wordt door burgemeester
en wethouders van de gemeente waaraan het gebied wordt toegevoegd, het adres gewijzigd
in de basisregistratie personen.
Het persoonsregister, waarvoor burgemeester en wethouders van een gemeente die wordt
opgeheven zorg dragen ter uitvoering van de Wet basisregistratie personen, wordt door burgemeester en wethouders van deze gemeente overgedragen aan het college
van burgemeester en wethouders van de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen
gemeente wordt toegevoegd, dan wel, indien dat gebied aan meer dan één gemeente wordt
toegevoegd, aan de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente.
Kosten van bijstand als bedoeld in de artikelen 40 en 42 van de Wet werk en bijstand en kosten van ondersteuning bij arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10 van die wet ten behoeve van personen die op of voor de datum van herindeling woonachtig zijn
of geweest zijn in overgaand gebied, komen met ingang van bedoelde datum ten laste
van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd.
Met betrekking tot zaken, de dienstplicht, met inbegrip van de mobilisatie-uitkeringen,
alsmede de noodwachtplicht betreffende, vinden de voorschriften, door of namens Onze
Minister van Defensie onderscheidenlijk bij koninklijk besluit dan wel door of namens
Onze Minister gegeven ter zake van verhuizing, overeenkomstige toepassing ten aanzien
van personen die krachtens een herindelingsregeling van een gemeente naar een andere
gemeente overgaan.
-
1 Van de wegen onderscheidenlijk gedeelten van wegen, gelegen in aan een nieuwe gemeente
toegevoegd gebied, wordt een nieuwe wegenlegger opgemaakt met inachtneming van de
artikelen 34 tot en met 38 van de Wegenwet, met dien verstande dat het ontwerp van de legger ook kan worden opgemaakt door gedeputeerde
staten van de betrokken provincie. Zolang deze nieuwe legger niet is vastgesteld,
blijven de bestaande wegenleggers van kracht.
-
2 Voor zover het niet aan een nieuwe gemeente toegevoegd gebied betreft, voeren gedeputeerde
staten de daarvoor in aanmerking komende wegen af van de wegenlegger der gemeente
waartoe het betrokken gebied voor de datum van herindeling behoorde, en brengen zij
die over naar de wegenlegger der gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd, een en
ander met toepassing, voor zoveel nodig, van de artikelen 39 tot en met 42 van de Wegenwet.
-
3 In geval van een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie levert
de desbetreffende provincie binnen twee maanden na inwerkingtreding van de herindelingsregeling
aan Onze Minister van Financiën de relevante basisgegevens, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet herverdeling wegenbeheer.
-
4 Indien een gemeente wordt opgeheven en als gevolg daarvan de uitkering, bedoeld in
artikel 32, tweede lid, van de Wet herverdeling wegenbeheer niet meer kan verstrekken aan andere onderhoudsplichtigen, wordt in de herindelingsregeling
een andere gemeente in dit verband als rechtsopvolger aangewezen.
Een herindelingsregeling is niet van invloed op de bevoegdheid van de rechter of op
die van partijen met betrekking tot zaken, op de dag, voorafgaande aan de datum van
herindeling, voor enig gerecht aanhangig.
Een herindelingsregeling heeft geen beperking ten gevolge van het gebied waarbinnen
vóór de datum van herindeling benoemde notarissen hun ambtsbediening uitoefenen.
Artikel 77
[Vervallen per 21-02-2001]
Artikel 78
[Vervallen per 21-02-2001]