Hoofdstuk V. Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden
De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor een overgaand gebied geldende gemeentelijke voorschriften behouden gedurende twee jaren na die datum voor dat gebied hun rechtskracht, voor zover het bevoegde gezag van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd, deze voorschriften niet eerder vervallen verklaart.
1 De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, in een gemeente van kracht zijnde gemeentelijke voorschriften gelden gedurende twee jaren na die datum niet voor aan die gemeente toegevoegd gebied, voor zover het bevoegde gezag van die gemeente deze voorschriften niet eerder voor dat gebied geldend verklaart.
De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, geldende besluiten tot instelling van commissies als bedoeld in Hoofdstuk V van de Gemeentewet (Stb. 1992, 96) van gemeenten waarin een raadsverkiezing als bedoeld in artikel 52 is gehouden, vervallen op die datum. Zij kunnen binnen een maand na die datum door het op grond van hoofdstuk V van de Gemeentewet bevoegde orgaan tot instelling van de commissies geheel of ten dele wederom geldend worden verklaard.
1 Het bepaalde in de artikelen 28-30 is niet van toepassing op belastingverordeningen op voet van artikel 220 van de Gemeentewet. Ten aanzien van overgaand gebied houden deze verordeningen op te gelden met ingang van de datum van herindeling, doch zij behouden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 39, hun rechtskracht voor de belastingjaren welke vóór die datum zijn aangevangen.
3 Voor gebied dat overgaat naar een andere dan een nieuwe gemeente is met ingang van de datum van herindeling van toepassing de verordening van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd. Voor zover de herindeling zulks noodzakelijk maakt, is de raad van de gemeente waaraan het gebied is toegevoegd, bevoegd binnen 3 maanden na de datum van herindeling te besluiten tot aanpassing van de verordening. De aangepaste verordening geldt met ingang van genoemde datum voor het gehele gebied der gemeente.
Artikel 32a
[Vervallen per 01-01-2001]
De artikelen 28 tot en met 30 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van belastingverordeningen die zijn genomen vóór de datum van herindeling en die op of na die datum in werking treden.
1 In afwijking van het bepaalde in artikel 28 worden de vóór de datum van herindeling vastgestelde structuurvisies, bestemmingsplannen, beheersverordeningen en exploitatieplannen als bedoeld in respectievelijk artikel 2.1, 3.1, 3.38 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening en besluiten waarbij gronden worden aangewezen tot gebied waarop een voorkeursrecht rust als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten, met betrekking tot overgaand gebied geacht te zijn vastgesteld door het bevoegde gezag van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd en behouden zij hun rechtskracht zolang het bevoegde gezag niet anders bepaalt.
Bij wijziging van een provinciegrens is het bepaalde in de artikelen 28 en 30 van overeenkomstige toepassing ten aanzien van provinciale voorschriften zomede het bevoegde gezag van de betrokken provincies.
Met ingang van de datum van herindeling en zolang de in artikel 28 bedoelde voorschriften blijven gelden, oefenen in toegevoegd gebied de in de gemeente waarnaar dat gebied is overgegaan, bevoegde organen en ambtenaren de bevoegdheden uit welke bij die voorschriften aan overeenkomstige organen en ambtenaren zijn toegekend.
2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt het toezicht op de bij de wijziging van de provinciale grens betrokken waterschappen uitgeoefend door de organen die daarmede op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, belast waren, totdat bij reglementswijziging in de gevolgen van de betrokken herindelingsregeling is voorzien. Indien tussen de betrokken gedeputeerde staten niet binnen een jaar omtrent de reglementswijziging overeenstemming is bereikt, is het bepaalde in artikel 4 van de Waterstaatswet 1900 van toepassing.
3 De overige gemeenschappelijke regelingen waaraan bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten deelnemen, blijven ongewijzigd van kracht, met dien verstande dat de betrokken herindelingsregeling de gemeente of gemeenten aanwijst die, zolang nog geen uitvoering is gegeven aan het vierde of vijfde lid van dit artikel, voor de toepassing van de regeling in de plaats treedt onderscheidenlijk treden van op te heffen gemeenten.
4 De deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in het derde lid treffen, voor zoveel nodig, binnen zes maanden na de datum van herindeling met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen de uit de gewijzigde gemeentelijke indeling voortvloeiende voorzieningen. Zij kunnen daarbij afwijken van de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling met betrekking tot wijziging en opheffing van de regeling en het toe- en uittreden van deelnemers. De in de eerste volzin genoemde termijn kan door gedeputeerde staten van de betrokken provincie of, zo de regeling uitsluitend tussen burgemeesters is aangegaan, door de commissaris van de Koning in die provincie met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
5 Indien de voorzieningen, bedoeld in het vierde lid, niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn getroffen, kan dit geschieden door gedeputeerde staten of, zo de regeling uitsluitend tussen burgemeesters is aangegaan, door de commissaris van de Koning.
6 De leden van bij gemeenschappelijke regeling ingestelde organen, aangewezen door de vóór de datum van herindeling bevoegde gemeentebesturen, blijven in deze organen zitting hebben totdat de na de datum van herindeling bevoegde gemeentebesturen, zo nodig met afwijking van hetgeen in de gemeenschappelijke regeling ten aanzien van de zittingsduur is bepaald, in de aanwijzing hebben voorzien.
Artikel 42
[Vervallen per 01-01-2006]
Voor zover aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 41, derde lid, wordt deelgenomen door een provincie en die regeling mede betrekking heeft op gebied dat ingevolge een herindelingsregeling naar een andere provincie overgaat, is het bepaalde in dat en het vierde, zesde en zevende lid van artikel 41 van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de betrokken provincies.
1 In afwijking van artikel 81p van de Gemeentewet kan de raad van een nieuwe gemeente op uiterlijk 15 januari van het jaar waarin de gemeente is ingesteld, de behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, opdragen aan een gemeentelijke ombudsman of ombudscommissie, dan wel een gezamenlijke ombudsman of ombudscommissie. Het besluit werkt terug tot 1 januari van het jaar waarin het is genomen.
Hoofdstuk VIII. Rechtspositie van personeel
2 Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van de secretaris bepalen dat hij met ingang van de datum van herindeling in een andere functie voorlopig overgaat in dienst van de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen gemeente wordt toegevoegd, dan wel, wanneer dat gebied wordt toegevoegd aan meer dan één gemeente, in dienst van de krachtens artikel 59, eerste lid, aan te wijzen gemeente. In dit geval is het bepaalde in de artikelen 59 en 60 op hem van overeenkomstige toepassing.
Artikel 57a
[Vervallen per 19-02-2003]
Op de datum van herindeling gaat het personeel, verbonden aan de in overgaand gebied gevestigde gemeentelijke basisscholen, gemeentelijke speciale scholen voor basisonderwijs, gemeentelijke scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, gemeentelijke scholen of instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, dan wel gemeentelijke scholen voor voortgezet onderwijs, over in dienst van de gemeente waaraan bedoeld gebied wordt toegevoegd, op dezelfde voet als waarop en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als waarin het op de dag, voorafgaande aan die datum, werkzaam was.
1 De overige ambtenaren, in dienst van een op te heffen gemeente, gaan op de datum van herindeling voorlopig over in dienst van de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen gemeente wordt toegevoegd, dan wel, wanneer dat gebied aan meer dan één gemeente wordt toegevoegd, van de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente in dezelfde rang, op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als op de dag, voorafgaande aan die datum, voor hen golden.
3 Binnen zes maanden na de datum van herindeling neemt het bevoegde gezag van de gemeente in dienst waarvan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren voorlopig zijn overgegaan, ten aanzien van elk van die ambtenaren één van de volgende beslissingen:
De termijn van zes maanden kan door gedeputeerde staten van de betrokken provincie met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
7 De ingang van het ontslag als bedoeld in het derde lid onder b kan, indien het mogelijk is de ambtenaar met tijdelijke werkzaamheden te belasten en het bevoegde gezag van de gemeente in dienst waarvan de ambtenaar voorlopig is overgegaan, opschorting van de ingangsdatum van het ontslag in het belang van de dienst acht, met instemming van de ambtenaar een- of meermalen voor een daarbij overeen te komen duur worden opgeschort, echter in totaal niet langer dan voor een termijn van twee jaren.
8 Het in het zevende lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar ten aanzien van wie een beslissing als bedoeld in het derde lid onder b is genomen, indien het mogelijk is hem in een andere bij dezelfde wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente met tijdelijke werkzaamheden te belasten en de ambtenaar daarmee instemt. In dat geval wordt het hem verleende ontslag geacht te zijn verleend door het bevoegde gezag van die andere gemeente, die voor de toepassing van deze wet ook overigens te zijnen aanzien in de plaats treedt van de gemeente in dienst waarvan hij op de datum van herindeling voorlopig was overgegaan.
9 Indien gedurende de in het zevende lid bedoelde termijn een functie als bedoeld in het vierde lid beschikbaar komt, neemt het bevoegde gezag, tenzij de betrokken ambtenaar de hem aangeboden functie weigert te aanvaarden, onder gelijktijdige intrekking van de beslissing tot ontslagverlening, te zijnen aanzien de beslissing als bedoeld in het derde lid onder a.
10 Voor het vaststellen van de bezoldiging van de ambtenaar die door toepassing van het bepaalde in het derde lid onder a in dienst van de gemeente blijft, onderscheidenlijk van de ambtenaar die door toepassing van het bepaalde in het zevende of achtste lid tijdelijk in dienst van de gemeente blijft, wordt ten minste de salarispositie in aanmerking genomen die voor de berekening van zijn bezoldiging zou hebben gegolden in de gemeente in dienst waarvan hij op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, werkzaam was.
2 Tot aan de inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde voorschriften blijft voor de in dienst van de in dat lid bedoelde gemeente werkzame personen de regeling van de rechtstoestand gelden die voor hen laatstelijk gold in de gemeente in dienst waarvan zij op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, hun hoofdbetrekking vervulden.
3 Ook na de inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde voorschriften en onverminderd het in artikel 59, tiende lid, bepaalde wordt voor de vaststelling van en wijziging in de bezoldiging van de in laatstgenoemd lid bedoelde ambtenaar ten minste de salarispositie in aanmerking genomen die voor hem gegolden zou hebben volgens de salarisschaal van de bezoldigingsregeling welke op hem van toepassing was op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling. Het bepaalde in artikel 59, elfde lid, is ter zake van overeenkomstige toepassing.
1 De ambtenaar in vaste of in tijdelijke dienst, mits dit laatste dienstverband ten minste vijf jaren heeft geduurd en de aanstelling niet is geschied in een betrekking van kennelijk tijdelijke aard, die ten gevolge van het bepaalde in artikel 57 dan wel artikel 59 is of wordt ontslagen, heeft recht op wachtgeld, met dien verstande dat:
a. het recht op wachtgeld van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid van artikel 57, onverminderd het onder b bepaalde, ten laste komt van de gemeente, waarnaar krachtens het eerste lid van artikel 44 alle rechten en verplichtingen van de gemeente, in dienst waarvan de betrokkene tot de datum van herindeling werkzaam was, overgaan en dat het wachtgeld wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften, die de eerstgenoemde gemeente ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van wachtgeld heeft vastgesteld. Tot aan de inwerkingtreding van de in de vorige volzin bedoelde voorschriften is het in het tweede lid van artikel 60 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
b. het recht op wachtgeld van de ambtenaar, bedoeld in artikel 59, en de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid van artikel 57, ten aanzien van wie gedeputeerde staten gebruik hebben gemaakt van de in het tweede lid van dat artikel geboden bevoegdheid, ten laste komt van de gemeente, in dienst waarvan de betrokkene met ingang van de datum van herindeling voorlopig is overgegaan en dat het wachtgeld wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften, die deze gemeente ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van wachtgeld heeft vastgesteld.
2 De ambtenaar die is benoemd in een tijdelijke functie als bedoeld in artikel 61 en die tot de datum van herindeling in dienst was van een bij de betrokken herindelingswet op te heffen gemeente, heeft met ingang van de dag nadat zijn benoeming in die tijdelijke functie is vervallen, recht op wachtgeld, met dien verstande dat het recht op wachtgeld ten laste komt van de gemeente, waarnaar krachtens het eerste lid van artikel 44 alle rechten en verplichtingen van de betrokken op te heffen gemeente overgaan en dat het wachtgeld wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften, die de gemeente, waarnaar krachtens het eerste lid van artikel 44 alle rechten en verplichtingen van de betrokken op te heffen gemeente overgaan, ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van wachtgeld heeft vastgesteld. Tot aan de inwerkingtreding van de in de vorige volzin bedoelde voorschriften is het in het tweede lid van artikel 60 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
3 In afwijking van het bepaalde in de tweede volzin van het achtste lid van artikel 59 komt het recht op wachtgeld van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, aan wie eervol ontslag is verleend en voor wie de ingangsdatum van het ontslag met gebruikmaking van de in het achtste lid van genoemd artikel opgenomen mogelijkheid is opgeschort, ten laste van de gemeente, waarvan het bevoegd gezag op grond van het derde lid van artikel 59 het ontslag heeft verleend. Het wachtgeld wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften, die deze gemeente ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van wachtgeld heeft vastgesteld.
4 Indien een ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, uit hoofde van ziekte aanspraak heeft of krijgt op doorbetaling van zijn laatstgenoten bezoldiging, komt deze bezoldiging voor de duur van de ziekte ten laste van de gemeente, ten laste waarvan op grond van het in het eerste lid bepaalde het recht op wachtgeld komt.
5 Indien de ambtenaar, bedoeld in het tweede en het derde lid, uit hoofde van ziekte aanspraak heeft of krijgt op doorbetaling van zijn laatstgenoten bezoldiging, komt deze bezoldiging voor de duur van de ziekte voorzover het de periode na beëindiging van de tijdelijke functie betreft, ten laste van de gemeente, waarvan op grond van het in het tweede onderscheidenlijk derde lid bepaalde het recht op wachtgeld komt.
1 De ambtenaar in tijdelijke dienst wiens dienstverband minder dan vijf jaren geeft geduurd dan wel van kennelijk tijdelijke aard was, alsmede de werknemer in dienst op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, die ten gevolge van het bepaalde in artikel 59 wordt ontslagen onderscheidenlijk wiens dienstverband dientengevolge wordt beëindigd, heeft recht op uitkering, met dien verstande dat met betrekking tot dit recht het in het eerste lid van artikel 62 onder b bepaalde van overeenkomstige toepassing is en dat de uitkering wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften die de gemeente, ten laste waarvan de uitkering komt, ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van bedoelde uitkeringen heeft vastgesteld.
2 In afwijking van het bepaalde in de tweede volzin van het achtste lid van artikel 59 komt het recht op uitkering van de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, aan wie eervol ontslag is verleend en voor wie de ingangsdatum van het ontslag met gebruikmaking van de in het achtste lid van genoemd artikel opgenomen mogelijkheid is opgeschort, ten laste van de gemeente, waarvan het bevoegd gezag op grond van het derde lid van artikel 59 het ontslag heeft verleend. De uitkering wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften, die deze gemeente ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet 1929 ter zake van uitkering heeft vastgesteld.
Artikel 64
[Vervallen per 01-07-1991]
1 Indien een bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente is aangesloten bij een gemeenschappelijke regeling "Instituut Ziektekostenvoorziening Ambtenaren", en indien een ambtenaar, die krachtens artikel 62 onderscheidenlijk 63 recht heeft op wachtgeld of een uitkering, zijn deelnemerschap in het instituut ontleent aan het dienen van evengenoemde gemeente, komt het aandeel van deze gemeente voor rekening van de gemeente ten laste waarvan op grond van de artikelen 62 onderscheidenlijk 63 het recht op wachtgeld of uitkering komt.
1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing op het personeel, betrokken bij een gemeenschappelijke regeling die ingevolge het bepaalde in artikel 41, eerste of tweede lid, vervalt, met dien verstande dat dit personeel voorlopig overgaat in dienst van de in de tweede volzin van het eerste lid van dat artikel bedoelde gemeente.
2 Gedeputeerde staten van de betrokken provincie kunnen de bepalingen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing verklaren op het personeel, betrokken bij een gemeenschappelijke regeling die ten gevolge van het bepaalde in artikel 41, vierde of vijfde lid, wordt opgeheven, met dien verstande dat:
a. bedoeld personeel voorlopig overgaat in dienst van de bij de goedkeuring van de opheffing aan te wijzen gemeente of gemeenten;
b. de termijn van zes maanden als bedoeld in artikel 59, derde lid, aanvangt op de dag nadat de opheffing van de regeling is goedgekeurd;
c. het recht op wachtgeld of uitkering, bedoeld in de artikelen 62 en 63, ten laste komt van de gemeente of gemeenten, bedoeld in onderdeel a.
3 Gedeputeerde staten van de betrokken provincie kunnen het bepaalde in de artikelen 62, 63 en 65 van overeenkomstige toepassing verklaren op het personeel, betrokken bij een gemeenschappelijke regeling, waarvan het dienstverband als gevolg van de toepassing van het bepaalde in artikel 41, vierde of vijfde lid, redelijkerwijs niet kan worden gehandhaafd, met dien verstande dat het recht op wachtgeld of uitkering, bedoeld in artikel 62 onderscheidenlijk 63, en het aandeel, bedoeld in artikel 65, ten laste komt van de bij de goedkeuring van de wijziging van de gemeenschappelijke regeling aan te wijzen gemeente of gemeenten. Het wachtgeld of de uitkering wordt toegekend overeenkomstig de voorschriften ter zake, zoals die voor de betrokken ambtenaar op de dag voor zijn ontslag van toepassing zijn.
Hoofdstuk IX. Voorzieningen in verband met de toepassing van enkele wetten
Zij die op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, ingeschreven zijn als leerling van een gemeentelijke school, gevestigd in een bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente, worden van genoemde datum af tot die school toegelaten op dezelfde voorwaarden als voordien golden.
1 Voor zover ten aanzien van de in overgaand gebied gevestigde basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en scholen of instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs op de datum van herindeling voor enig op die datum verstreken kalenderjaar artikel 144, eerste, zesde en zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs onderscheidenlijk artikel 138, eerste, zesde en zevende lid, van de Wet op de expertisecentra nog niet zijn toegepast, geschiedt dit door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente waaraan dat gebied wordt toegevoegd.
2 Bij de toepassing van artikel 145, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs onderscheidenlijk artikel 139, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra is met betrekking tot enig vijfjarig tijdvak, eindigend vóór de datum van herindeling, het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Voor het op de datum van herindeling lopende vijfjarige tijdvak wordt het overschrijdingsbedrag voor de periode tot het jaar waarin deze datum valt, voor de in overgaand gebied gevestigde bijzondere scholen of instellingen bepaald alsof geen herindeling heeft plaatsgevonden.
1 Ter bepaling van de uitkering krachtens artikel 89 van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt voor het op de datum van herindeling lopende vijfjarige tijdvak als bedoeld in artikel 88, tweede lid, van die wet het overschrijdingsbedrag per leerling over enig op die datum verstreken of het lopende kalenderjaar berekend als had geen herindeling plaatsgevonden, en over de overige jaren van dat tijdvak naar de toestand na laatstbedoeld kalenderjaar.
1 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid en in artikel 71 gaan op de datum van herindeling de archiefbescheiden van een gemeente die wordt opgeheven, over naar de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen gemeente wordt toegevoegd, dan wel, wanneer dat gebied aan meer dan één gemeente wordt toegevoegd, naar de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente.
2 Eveneens onverminderd het bepaalde in artikel 71 gaan op de datum van herindeling alle gemeentelijke archiefbescheiden, uitsluitend betrekking hebbend op overgaand gebied, over naar de gemeente waaraan dat gebied wordt toegevoegd, met dien verstande dat de overbrenging als bedoeld in artikel 12 van de Archiefwet 1995 (Stb. 276) ten aanzien van deze bescheiden geschiedt als had geen herindeling plaatsgevonden. Van de overgang wordt een verklaring opgemaakt volgens de krachtens artikel 9 van genoemde wet voor vervreemding van archiefbescheiden gestelde regels.
3 De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders waaraan gebied is toegevoegd, heeft van de datum van herindeling af het recht te allen tijde kosteloos inzage te nemen van de archiefbescheiden der gemeente waartoe dat gebied voor die datum behoorde, dan wel der gemeente waarnaar die archiefbescheiden krachtens het bepaalde in het eerste lid zijn overgegaan, en op kosten van zijn gemeente afschriften van of uittreksels uit die archiefbescheiden te vorderen, voor zover deze mede betrekking hebben op het toegevoegde gebied.
1 Met betrekking tot personen met een adres in overgaand gebied, wordt door burgemeester en wethouders van de gemeente waaraan het gebied wordt toegevoegd, het adres gewijzigd in de basisregistratie personen.
Het persoonsregister, waarvoor burgemeester en wethouders van een gemeente die wordt opgeheven zorg dragen ter uitvoering van de Wet basisregistratie personen, wordt door burgemeester en wethouders van deze gemeente overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen gemeente wordt toegevoegd, dan wel, indien dat gebied aan meer dan één gemeente wordt toegevoegd, naar de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente.
Kosten van bijstand als bedoeld in de artikelen 40 en 42 van de Wet werk en bijstand en kosten van ondersteuning bij arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 10 van die wet ten behoeve van personen die op of voor de datum van herindeling woonachtig zijn of geweest zijn in overgaand gebied, komen met ingang van bedoelde datum ten laste van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd.
Met betrekking tot zaken, de dienstplicht, met inbegrip van de mobilisatie-uitkeringen, alsmede de noodwachtplicht betreffende, vinden de voorschriften, door of namens Onze Minister van Defensie onderscheidenlijk bij koninklijk besluit dan wel door of namens Onze Minister gegeven ter zake van verhuizing, overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen die krachtens een herindelingsregeling van een gemeente naar een andere gemeente overgaan.
1 Van de wegen onderscheidenlijk gedeelten van wegen, gelegen in aan een nieuwe gemeente toegevoegd gebied, wordt een nieuwe wegenlegger opgemaakt met inachtneming van de artikelen 34-38 van de Wegenwet, met dien verstande dat het ontwerp van de legger ook kan worden opgemaakt door gedeputeerde staten van de betrokken provincie. Zolang deze nieuwe legger niet is vastgesteld, blijven de bestaande wegenleggers van kracht.
2 Voor zover het niet aan een nieuwe gemeente toegevoegd gebied betreft, voeren gedeputeerde staten de daarvoor in aanmerking komende wegen af van de wegenlegger der gemeente waartoe het betrokken gebied voor de datum van herindeling behoorde, en brengen zij die over naar de wegenlegger der gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd, een en ander met toepassing, voor zoveel nodig, van de artikelen 39-42 van de Wegenwet.
3 In geval van een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie levert de desbetreffende provincie binnen twee maanden na inwerkingtreding van de herindelingsregeling aan de Minister van Financiën de relevante basisgegevens, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet herverdeling wegenbeheer.
4 Indien een gemeente wordt opgeheven en als gevolg daarvan de uitkering, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Wet herverdeling wegenbeheer niet meer kan verstrekken aan andere onderhoudsplichtigen, wordt in de herindelingsregeling een andere gemeente in dit verband als rechtsopvolger aangewezen.
Een herindelingsregeling is niet van invloed op de bevoegdheid van de rechter of op die van partijen met betrekking tot zaken, op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor enig gerecht aanhangig.
Een herindelingsregeling heeft geen beperking ten gevolge van het gebied waarbinnen vóór de datum van herindeling benoemde notarissen hun ambtsbediening uitoefenen.
Artikel 77
[Vervallen per 21-02-2001]
Artikel 78
[Vervallen per 21-02-2001]