Beperking geluidhinder militaire luchtvaart

Geraadpleegd op 28-04-2025.
Geldend van 14-12-2005 t/m 31-03-2013

Beperking geluidhinder militaire luchtvaart

De staatssecretaris van Defensie,

Gelet op de artikelen 1, 2 en 3, tweede lid, onder b van het Besluit houdende vaststelling van enige regels ter beperking van geluidhinder door luchtvaartuigen (Stb. 1981, 343);

handelende in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1

Met betrekking tot het uitvoeren van vluchten met militaire luchtvaartuigen binnen de plaatselijke verkeersleidingsgebieden rond militaire luchtvaartterreinen moeten de volgende voorschriften worden nagekomen:

  • a. Het verkeerscircuit, de routering, de snelheid en de hoogte van vertrekkende en binnenkomende luchtvaartuigen moeten zodanig worden gekozen, dat het optreden van vermijdbare geluidhinder, met name in de bebouwde kommen en in de omgeving van bijzondere bebouwing, zoals ziekenhuizen en sanatoria, wordt voorkomen.

  • b. Bij een van het luchtvaartterrein opstijgend luchtvaartuig moet, afhankelijk van het type, alsmede van de aard van de vluchtopdracht en zonder dat daardoor de vliegveiligheid in gevaar wordt gebracht of afbreuk wordt gedaan aan de operationele eisen, na de start zo snel mogelijk het startvermogen van de motor c.q. motoren tot normaal klimvermogen worden verminderd en dient naar de voor het type luchtvaartuig bij beschikking van 12 juli 1982, nr. 047.761/033.978 (Stcrt. 1982, nr. 137), vastgestelde minimum vlieghoogte te worden geklommen.

  • c. Het aantal starts en doorstarts voor oefendoeleinden moet worden beperkt tot het, voor het verkrijgen dan wel het behouden van de vaardigheid door iedere individuele vlieger, noodzakelijk minimum.

  • d. Het overvliegen van het luchtvaartterrein beneden de voor het type luchtvaartuig vastgestelde verkeerscircuithoogte is niet toegestaan, tenzij door de commandant van het militaire luchtvaartterrein – om redenen van operationele aard, bijvoorbeeld in het kader van een onderdeelsoefening – anders is bepaald.

  • e.

    • (1.) Het vliegen voor oefendoeleinden, waaronder wordt begrepen het nachtvliegen, is voor vliegtuigen van de Koninklijke luchtmacht niet toegestaan op vrijdagavonden, zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen, en is voor vliegtuigen van de Koninklijke marine niet toegestaan op zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen

    • (2.) Voor luchtvaartuigen behorende tot de Koninklijke marine en luchtvaartuigen behorende tot de Koninklijke luchtmacht belast met de SAR-taak, is het vliegen voor oefendoeleinden, waaronder mede wordt begrepen het nachtvliegen, op werkdagen na 01.00 uur plaatselijke tijd tot het aanbreken van de uniforme daglichtperiode, niet toegestaan.

    • (3.) Voor luchtvaartuigen behorende tot de Koninklijke luchtmacht is het vliegen voor oefendoeleinden, waaronder mede wordt begrepen het nachtvliegen, op werkdagen na middernacht plaatselijke tijd tot het aanbreken van de uniforme daglichtperiode niet toegestaan.

  • f.

    • (1.) Luchtvaartuigen behorende tot de Koninklijke marine en luchtvaartuigen behorende tot de Koninklijke luchtmacht belast met de SAR-taak mogen na middernacht plaatselijke tijd geen oefendoorstarts uitvoeren.

    • (2.) Luchtvaartuigen van de Koninklijke luchtmacht mogen na 22.00 uur plaatselijke tijd geen oefendoorstarts uitvoeren.

Artikel 2

Met betrekking tot het uitvoeren van vluchten met militaire luchtvaartuigen elders dan binnen de in artikel 1 bedoelde verkeersleidingsgebieden, moeten de volgende voorschriften worden nagekomen:

  • a. Vluchten boven land, beneden een hoogte van 1000 meter (3000 voet) boven het aardoppervlak, moeten worden uitgevoerd met een lagere snelheid dan 350 knopen. Indien de vliegeigenschappen van het type luchtvaartuig, of de aard van de vluchtopdracht tot het vliegen met een hogere snelheid nopen, mag worden gevlogen met een zoveel hogere snelheid als deswege noodzakelijk is, doch niet met een hogere snelheid dan 450 knopen.

  • b. Tijdens incidentele vliegoefeningen, waarbij een hogere snelheid dan 450 knopen is vereist, mag krachtens een bijzondere opdracht, verstrekt namens de militaire luchtvaart autoriteit, gedurende een in die opdracht aangegeven gedeelte van de vlucht worden gevlogen met een eveneens in de opdracht vermelde hogere snelheid, welke ten hoogste 0.86 maal de plaatselijke voortplantingssnelheid van het geluid mag bedragen.

  • c. Tijdens vluchten boven land, beneden een hoogte van 1000 meter (3000 voet) boven het aardoppervlak, moet de route zodanig worden gekozen dat het optreden van vermijdbare geluidhinder met name boven bebouwde kommen en bijzondere bebouwing zoals ziekenhuizen en sanatoria wordt voorkomen.

Artikel 3

  • 1 Het is verboden met een militair luchtvaartuig een vlucht uit te voeren met een snelheid groter dan de plaatselijke voortplantingssnelheid van het geluid, tenzij de volgende voorschriften worden nagekomen:

    • a. Het overschrijden van de voortplantingssnelheid van het geluid mag slechts plaatsvinden, indien de aard van de vluchtopdracht daartoe noopt.

    • b. De vlucht moet onder radarcontrole worden uitgevoerd.

    • c. Boven land mogen vluchten, waarbij de voortplantingssnelheid van het geluid wordt overschreden, worden uitgevoerd binnen het gebied gelegen binnen de horizontale begrenzing van Nieuw Milligen Noord CTA en Nieuw Milligen TMA A, mits wordt gevlogen op een hoogte van meer dan 10.500 meter, op een noordelijke koers, in klimmende of horizontale vlucht, van maandag tot en met vrijdag dagelijks tussen 08.00 uur en 20.00 uur plaatselijke tijd.

    • d. Boven land mogen vluchten, waarbij de voortplantingssnelheid van het geluid wordt overschreden, worden uitgevoerd met luchtvaartuigen van de Koninklijke luchtmacht mits het betreft proefvluchten en mits wordt gevlogen op de verbindingslijn tussen de posities 51.54.00 N. 05.26.00 E en 51.36.00 N, 04.22.00 E op een hoogte van meer dan 10.500 meter.

    • e. Boven zee, op minder dan 35 zeemijlen uit de kust van het Nederlandse vasteland en de Waddeneilanden, mogen vluchten waarbij de voortplantingssnelheid van het geluid wordt overschreden, worden uitgevoerd mits gevlogen op een hoogte van meer dan 10.500 meter en op een landafwaartsgerichte koers.

    • f. Bij het uitvoeren van tactische ontsnappingsprocedures tijdens bommenwerpoefeningen boven het militaire oefengebied ‘De Vliehors’ mag de voortplantingssnelheid van het geluid worden overschreden mits:

      • 1. Voor de start het militaire verkeersleidingscentrum (Mil ATCC) is ingelicht.

      • 2. Tijdens de nadering van het oefengebied voor het uitvoeren van de manoeuvre toestemming is verzocht aan de vuurleidingsofficier van het oefenterrein.

      • 3. De vuurleidingsofficier deze toestemming eerst heeft verleend nadat hij zich heeft overtuigd, dat zich binnen een afstand van 10.000 meter uit de kust geen scheepvaart bevindt in een sector van 45° ter weerszijden van de uitvliegrichting 325°

      • 4. De gehele manoeuvre kan worden uitgevoerd onder zichtweersomstandigheden.

Artikel 4

Bij het uitvoeren van vluchten dient ernaar te worden gestreefd vermijdbare geluidhinder boven stiltegebieden te voorkomen.

Artikel 5

Onverminderd het Luchtverkeersreglement, mag door of namens de militaire luchtvaart autoriteit van de vorige artikelen worden afgeweken in bijzondere gevallen.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening.

's-Gravenhage, 31 augustus 1984

De

staatssecretaris

van Defensie,

J. van Houwelingen